5:1 Mijn zoon! merk op mijn wijsheid, neig uw oor tot mijn verstand; 5:2 Opdat gij alle bedachtzaamheid behoudt, en uw lippen wetenschap bewaren. 5:3 Want de lippen der vreemde vrouw druppen honigzeem, en haar gehemelte is gladder dan olie. 5:4 Maar het laatste van haar is bitter als alsem, scherp als een tweesnijdend zwaard. 5:5 Haar voeten dalen naar den dood, haar treden houden de hel vast. 5:6 Opdat gij het pad des levens niet zoudt wegen, zijn haar gangen ongestadig, dat gij het niet merkt. 5:7 Nu dan, gij kinderen! hoort naar mij, en wijkt niet van de redenen mijns monds. 5:8 Maak uw weg verre van haar, en nader niet tot de deur van haar huis; 5:9 Opdat gij anderen uw eer niet geeft, en uw jaren den wrede; 5:10 Opdat de vreemden zich niet verzadigen van uw vermogen, en al uw smartelijke arbeid niet kome in het huis des onbekenden; 5:11 En gij in uw laatste brult, als uw vlees, en uw lijf verteerd is; 5:12 En zegt: Hoe heb ik de tucht gehaat, en mijn hart de bestraffing versmaad! 5:13 En heb niet gehoord naar de stem mijner onderwijzers, noch mijn oren geneigd tot mijn leraars! 5:14 Ik ben bijna in alle kwaad geweest, in het midden der gemeente en der vergadering! 5:15 Drink water uit uw bak, en vloeden uit het midden van uw bornput; 5:16 Laat uw fonteinen zich buiten verspreiden, en de waterbeken op de straten; 5:17 Laat ze de uwe alleen zijn, en van geen vreemde met u. 5:18 Uw springader zij gezegend; en verblijd u vanwege de huisvrouw uwer jeugd; 5:19 Een zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds in haar liefde. 5:20 En waarom zoudt gij, mijn zoon, in een vreemde dolen, en den schoot der onbekende omvangen? 5:21 Want eens iegelijks wegen zijn voor de ogen des HEEREN, en Hij weegt al zijne gangen. 5:22 Den goddeloze zullen zijn ongerechtigheden vangen, en met de banden zijner zonden zal hij vastgehouden worden. 5:23 Hij zal sterven, omdat hij zonder tucht geweest is, en in de grootheid zijner dwaasheid zal hij verdwalen.
5:2 Opdat gij alle bedachtzaamheid behoudt, en uw lippen wetenschap bewaren. 5:3 Want de lippen der vreemde vrouw druppen honigzeem, en haar gehemelte is gladder dan olie. 5:4 Maar het laatste van haar is bitter als alsem, scherp als een tweesnijdend zwaard. 5:5 Haar voeten dalen naar den dood, haar treden houden de hel vast. 5:6 Opdat gij het pad des levens niet zoudt wegen, zijn haar gangen ongestadig, dat gij het niet merkt. 5:7 Nu dan, gij kinderen! hoort naar mij, en wijkt niet van de redenen mijns monds. 5:8 Maak uw weg verre van haar, en nader niet tot de deur van haar huis; 5:9 Opdat gij anderen uw eer niet geeft, en uw jaren den wrede; 5:10 Opdat de vreemden zich niet verzadigen van uw vermogen, en al uw smartelijke arbeid niet kome in het huis des onbekenden; 5:11 En gij in uw laatste brult, als uw vlees, en uw lijf verteerd is; 5:12 En zegt: Hoe heb ik de tucht gehaat, en mijn hart de bestraffing versmaad! 5:13 En heb niet gehoord naar de stem mijner onderwijzers, noch mijn oren geneigd tot mijn leraars! 5:14 Ik ben bijna in alle kwaad geweest, in het midden der gemeente en der vergadering! 5:15 Drink water uit uw bak, en vloeden uit het midden van uw bornput; 5:16 Laat uw fonteinen zich buiten verspreiden, en de waterbeken op de straten; 5:17 Laat ze de uwe alleen zijn, en van geen vreemde met u. 5:18 Uw springader zij gezegend; en verblijd u vanwege de huisvrouw uwer jeugd; 5:19 Een zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds in haar liefde. 5:20 En waarom zoudt gij, mijn zoon, in een vreemde dolen, en den schoot der onbekende omvangen? 5:21 Want eens iegelijks wegen zijn voor de ogen des HEEREN, en Hij weegt al zijne gangen. 5:22 Den goddeloze zullen zijn ongerechtigheden vangen, en met de banden zijner zonden zal hij vastgehouden worden. 5:23 Hij zal sterven, omdat hij zonder tucht geweest is, en in de grootheid zijner dwaasheid zal hij verdwalen.
5:3 Want de lippen der vreemde vrouw druppen honigzeem, en haar gehemelte is gladder dan olie. 5:4 Maar het laatste van haar is bitter als alsem, scherp als een tweesnijdend zwaard. 5:5 Haar voeten dalen naar den dood, haar treden houden de hel vast. 5:6 Opdat gij het pad des levens niet zoudt wegen, zijn haar gangen ongestadig, dat gij het niet merkt. 5:7 Nu dan, gij kinderen! hoort naar mij, en wijkt niet van de redenen mijns monds. 5:8 Maak uw weg verre van haar, en nader niet tot de deur van haar huis; 5:9 Opdat gij anderen uw eer niet geeft, en uw jaren den wrede; 5:10 Opdat de vreemden zich niet verzadigen van uw vermogen, en al uw smartelijke arbeid niet kome in het huis des onbekenden; 5:11 En gij in uw laatste brult, als uw vlees, en uw lijf verteerd is; 5:12 En zegt: Hoe heb ik de tucht gehaat, en mijn hart de bestraffing versmaad! 5:13 En heb niet gehoord naar de stem mijner onderwijzers, noch mijn oren geneigd tot mijn leraars! 5:14 Ik ben bijna in alle kwaad geweest, in het midden der gemeente en der vergadering! 5:15 Drink water uit uw bak, en vloeden uit het midden van uw bornput; 5:16 Laat uw fonteinen zich buiten verspreiden, en de waterbeken op de straten; 5:17 Laat ze de uwe alleen zijn, en van geen vreemde met u. 5:18 Uw springader zij gezegend; en verblijd u vanwege de huisvrouw uwer jeugd; 5:19 Een zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds in haar liefde. 5:20 En waarom zoudt gij, mijn zoon, in een vreemde dolen, en den schoot der onbekende omvangen? 5:21 Want eens iegelijks wegen zijn voor de ogen des HEEREN, en Hij weegt al zijne gangen. 5:22 Den goddeloze zullen zijn ongerechtigheden vangen, en met de banden zijner zonden zal hij vastgehouden worden. 5:23 Hij zal sterven, omdat hij zonder tucht geweest is, en in de grootheid zijner dwaasheid zal hij verdwalen.
5:4 Maar het laatste van haar is bitter als alsem, scherp als een tweesnijdend zwaard. 5:5 Haar voeten dalen naar den dood, haar treden houden de hel vast. 5:6 Opdat gij het pad des levens niet zoudt wegen, zijn haar gangen ongestadig, dat gij het niet merkt. 5:7 Nu dan, gij kinderen! hoort naar mij, en wijkt niet van de redenen mijns monds. 5:8 Maak uw weg verre van haar, en nader niet tot de deur van haar huis; 5:9 Opdat gij anderen uw eer niet geeft, en uw jaren den wrede; 5:10 Opdat de vreemden zich niet verzadigen van uw vermogen, en al uw smartelijke arbeid niet kome in het huis des onbekenden; 5:11 En gij in uw laatste brult, als uw vlees, en uw lijf verteerd is; 5:12 En zegt: Hoe heb ik de tucht gehaat, en mijn hart de bestraffing versmaad! 5:13 En heb niet gehoord naar de stem mijner onderwijzers, noch mijn oren geneigd tot mijn leraars! 5:14 Ik ben bijna in alle kwaad geweest, in het midden der gemeente en der vergadering! 5:15 Drink water uit uw bak, en vloeden uit het midden van uw bornput; 5:16 Laat uw fonteinen zich buiten verspreiden, en de waterbeken op de straten; 5:17 Laat ze de uwe alleen zijn, en van geen vreemde met u. 5:18 Uw springader zij gezegend; en verblijd u vanwege de huisvrouw uwer jeugd; 5:19 Een zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds in haar liefde. 5:20 En waarom zoudt gij, mijn zoon, in een vreemde dolen, en den schoot der onbekende omvangen? 5:21 Want eens iegelijks wegen zijn voor de ogen des HEEREN, en Hij weegt al zijne gangen. 5:22 Den goddeloze zullen zijn ongerechtigheden vangen, en met de banden zijner zonden zal hij vastgehouden worden. 5:23 Hij zal sterven, omdat hij zonder tucht geweest is, en in de grootheid zijner dwaasheid zal hij verdwalen.
5:5 Haar voeten dalen naar den dood, haar treden houden de hel vast. 5:6 Opdat gij het pad des levens niet zoudt wegen, zijn haar gangen ongestadig, dat gij het niet merkt. 5:7 Nu dan, gij kinderen! hoort naar mij, en wijkt niet van de redenen mijns monds. 5:8 Maak uw weg verre van haar, en nader niet tot de deur van haar huis; 5:9 Opdat gij anderen uw eer niet geeft, en uw jaren den wrede; 5:10 Opdat de vreemden zich niet verzadigen van uw vermogen, en al uw smartelijke arbeid niet kome in het huis des onbekenden; 5:11 En gij in uw laatste brult, als uw vlees, en uw lijf verteerd is; 5:12 En zegt: Hoe heb ik de tucht gehaat, en mijn hart de bestraffing versmaad! 5:13 En heb niet gehoord naar de stem mijner onderwijzers, noch mijn oren geneigd tot mijn leraars! 5:14 Ik ben bijna in alle kwaad geweest, in het midden der gemeente en der vergadering! 5:15 Drink water uit uw bak, en vloeden uit het midden van uw bornput; 5:16 Laat uw fonteinen zich buiten verspreiden, en de waterbeken op de straten; 5:17 Laat ze de uwe alleen zijn, en van geen vreemde met u. 5:18 Uw springader zij gezegend; en verblijd u vanwege de huisvrouw uwer jeugd; 5:19 Een zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds in haar liefde. 5:20 En waarom zoudt gij, mijn zoon, in een vreemde dolen, en den schoot der onbekende omvangen? 5:21 Want eens iegelijks wegen zijn voor de ogen des HEEREN, en Hij weegt al zijne gangen. 5:22 Den goddeloze zullen zijn ongerechtigheden vangen, en met de banden zijner zonden zal hij vastgehouden worden. 5:23 Hij zal sterven, omdat hij zonder tucht geweest is, en in de grootheid zijner dwaasheid zal hij verdwalen.
5:6 Opdat gij het pad des levens niet zoudt wegen, zijn haar gangen ongestadig, dat gij het niet merkt. 5:7 Nu dan, gij kinderen! hoort naar mij, en wijkt niet van de redenen mijns monds. 5:8 Maak uw weg verre van haar, en nader niet tot de deur van haar huis; 5:9 Opdat gij anderen uw eer niet geeft, en uw jaren den wrede; 5:10 Opdat de vreemden zich niet verzadigen van uw vermogen, en al uw smartelijke arbeid niet kome in het huis des onbekenden; 5:11 En gij in uw laatste brult, als uw vlees, en uw lijf verteerd is; 5:12 En zegt: Hoe heb ik de tucht gehaat, en mijn hart de bestraffing versmaad! 5:13 En heb niet gehoord naar de stem mijner onderwijzers, noch mijn oren geneigd tot mijn leraars! 5:14 Ik ben bijna in alle kwaad geweest, in het midden der gemeente en der vergadering! 5:15 Drink water uit uw bak, en vloeden uit het midden van uw bornput; 5:16 Laat uw fonteinen zich buiten verspreiden, en de waterbeken op de straten; 5:17 Laat ze de uwe alleen zijn, en van geen vreemde met u. 5:18 Uw springader zij gezegend; en verblijd u vanwege de huisvrouw uwer jeugd; 5:19 Een zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds in haar liefde. 5:20 En waarom zoudt gij, mijn zoon, in een vreemde dolen, en den schoot der onbekende omvangen? 5:21 Want eens iegelijks wegen zijn voor de ogen des HEEREN, en Hij weegt al zijne gangen. 5:22 Den goddeloze zullen zijn ongerechtigheden vangen, en met de banden zijner zonden zal hij vastgehouden worden. 5:23 Hij zal sterven, omdat hij zonder tucht geweest is, en in de grootheid zijner dwaasheid zal hij verdwalen.
5:7 Nu dan, gij kinderen! hoort naar mij, en wijkt niet van de redenen mijns monds. 5:8 Maak uw weg verre van haar, en nader niet tot de deur van haar huis; 5:9 Opdat gij anderen uw eer niet geeft, en uw jaren den wrede; 5:10 Opdat de vreemden zich niet verzadigen van uw vermogen, en al uw smartelijke arbeid niet kome in het huis des onbekenden; 5:11 En gij in uw laatste brult, als uw vlees, en uw lijf verteerd is; 5:12 En zegt: Hoe heb ik de tucht gehaat, en mijn hart de bestraffing versmaad! 5:13 En heb niet gehoord naar de stem mijner onderwijzers, noch mijn oren geneigd tot mijn leraars! 5:14 Ik ben bijna in alle kwaad geweest, in het midden der gemeente en der vergadering! 5:15 Drink water uit uw bak, en vloeden uit het midden van uw bornput; 5:16 Laat uw fonteinen zich buiten verspreiden, en de waterbeken op de straten; 5:17 Laat ze de uwe alleen zijn, en van geen vreemde met u. 5:18 Uw springader zij gezegend; en verblijd u vanwege de huisvrouw uwer jeugd; 5:19 Een zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds in haar liefde. 5:20 En waarom zoudt gij, mijn zoon, in een vreemde dolen, en den schoot der onbekende omvangen? 5:21 Want eens iegelijks wegen zijn voor de ogen des HEEREN, en Hij weegt al zijne gangen. 5:22 Den goddeloze zullen zijn ongerechtigheden vangen, en met de banden zijner zonden zal hij vastgehouden worden. 5:23 Hij zal sterven, omdat hij zonder tucht geweest is, en in de grootheid zijner dwaasheid zal hij verdwalen.
5:8 Maak uw weg verre van haar, en nader niet tot de deur van haar huis; 5:9 Opdat gij anderen uw eer niet geeft, en uw jaren den wrede; 5:10 Opdat de vreemden zich niet verzadigen van uw vermogen, en al uw smartelijke arbeid niet kome in het huis des onbekenden; 5:11 En gij in uw laatste brult, als uw vlees, en uw lijf verteerd is; 5:12 En zegt: Hoe heb ik de tucht gehaat, en mijn hart de bestraffing versmaad! 5:13 En heb niet gehoord naar de stem mijner onderwijzers, noch mijn oren geneigd tot mijn leraars! 5:14 Ik ben bijna in alle kwaad geweest, in het midden der gemeente en der vergadering! 5:15 Drink water uit uw bak, en vloeden uit het midden van uw bornput; 5:16 Laat uw fonteinen zich buiten verspreiden, en de waterbeken op de straten; 5:17 Laat ze de uwe alleen zijn, en van geen vreemde met u. 5:18 Uw springader zij gezegend; en verblijd u vanwege de huisvrouw uwer jeugd; 5:19 Een zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds in haar liefde. 5:20 En waarom zoudt gij, mijn zoon, in een vreemde dolen, en den schoot der onbekende omvangen? 5:21 Want eens iegelijks wegen zijn voor de ogen des HEEREN, en Hij weegt al zijne gangen. 5:22 Den goddeloze zullen zijn ongerechtigheden vangen, en met de banden zijner zonden zal hij vastgehouden worden. 5:23 Hij zal sterven, omdat hij zonder tucht geweest is, en in de grootheid zijner dwaasheid zal hij verdwalen.
5:9 Opdat gij anderen uw eer niet geeft, en uw jaren den wrede; 5:10 Opdat de vreemden zich niet verzadigen van uw vermogen, en al uw smartelijke arbeid niet kome in het huis des onbekenden; 5:11 En gij in uw laatste brult, als uw vlees, en uw lijf verteerd is; 5:12 En zegt: Hoe heb ik de tucht gehaat, en mijn hart de bestraffing versmaad! 5:13 En heb niet gehoord naar de stem mijner onderwijzers, noch mijn oren geneigd tot mijn leraars! 5:14 Ik ben bijna in alle kwaad geweest, in het midden der gemeente en der vergadering! 5:15 Drink water uit uw bak, en vloeden uit het midden van uw bornput; 5:16 Laat uw fonteinen zich buiten verspreiden, en de waterbeken op de straten; 5:17 Laat ze de uwe alleen zijn, en van geen vreemde met u. 5:18 Uw springader zij gezegend; en verblijd u vanwege de huisvrouw uwer jeugd; 5:19 Een zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds in haar liefde. 5:20 En waarom zoudt gij, mijn zoon, in een vreemde dolen, en den schoot der onbekende omvangen? 5:21 Want eens iegelijks wegen zijn voor de ogen des HEEREN, en Hij weegt al zijne gangen. 5:22 Den goddeloze zullen zijn ongerechtigheden vangen, en met de banden zijner zonden zal hij vastgehouden worden. 5:23 Hij zal sterven, omdat hij zonder tucht geweest is, en in de grootheid zijner dwaasheid zal hij verdwalen.
5:10 Opdat de vreemden zich niet verzadigen van uw vermogen, en al uw smartelijke arbeid niet kome in het huis des onbekenden; 5:11 En gij in uw laatste brult, als uw vlees, en uw lijf verteerd is; 5:12 En zegt: Hoe heb ik de tucht gehaat, en mijn hart de bestraffing versmaad! 5:13 En heb niet gehoord naar de stem mijner onderwijzers, noch mijn oren geneigd tot mijn leraars! 5:14 Ik ben bijna in alle kwaad geweest, in het midden der gemeente en der vergadering! 5:15 Drink water uit uw bak, en vloeden uit het midden van uw bornput; 5:16 Laat uw fonteinen zich buiten verspreiden, en de waterbeken op de straten; 5:17 Laat ze de uwe alleen zijn, en van geen vreemde met u. 5:18 Uw springader zij gezegend; en verblijd u vanwege de huisvrouw uwer jeugd; 5:19 Een zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds in haar liefde. 5:20 En waarom zoudt gij, mijn zoon, in een vreemde dolen, en den schoot der onbekende omvangen? 5:21 Want eens iegelijks wegen zijn voor de ogen des HEEREN, en Hij weegt al zijne gangen. 5:22 Den goddeloze zullen zijn ongerechtigheden vangen, en met de banden zijner zonden zal hij vastgehouden worden. 5:23 Hij zal sterven, omdat hij zonder tucht geweest is, en in de grootheid zijner dwaasheid zal hij verdwalen.
5:11 En gij in uw laatste brult, als uw vlees, en uw lijf verteerd is; 5:12 En zegt: Hoe heb ik de tucht gehaat, en mijn hart de bestraffing versmaad! 5:13 En heb niet gehoord naar de stem mijner onderwijzers, noch mijn oren geneigd tot mijn leraars! 5:14 Ik ben bijna in alle kwaad geweest, in het midden der gemeente en der vergadering! 5:15 Drink water uit uw bak, en vloeden uit het midden van uw bornput; 5:16 Laat uw fonteinen zich buiten verspreiden, en de waterbeken op de straten; 5:17 Laat ze de uwe alleen zijn, en van geen vreemde met u. 5:18 Uw springader zij gezegend; en verblijd u vanwege de huisvrouw uwer jeugd; 5:19 Een zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds in haar liefde. 5:20 En waarom zoudt gij, mijn zoon, in een vreemde dolen, en den schoot der onbekende omvangen? 5:21 Want eens iegelijks wegen zijn voor de ogen des HEEREN, en Hij weegt al zijne gangen. 5:22 Den goddeloze zullen zijn ongerechtigheden vangen, en met de banden zijner zonden zal hij vastgehouden worden. 5:23 Hij zal sterven, omdat hij zonder tucht geweest is, en in de grootheid zijner dwaasheid zal hij verdwalen.
5:12 En zegt: Hoe heb ik de tucht gehaat, en mijn hart de bestraffing versmaad! 5:13 En heb niet gehoord naar de stem mijner onderwijzers, noch mijn oren geneigd tot mijn leraars! 5:14 Ik ben bijna in alle kwaad geweest, in het midden der gemeente en der vergadering! 5:15 Drink water uit uw bak, en vloeden uit het midden van uw bornput; 5:16 Laat uw fonteinen zich buiten verspreiden, en de waterbeken op de straten; 5:17 Laat ze de uwe alleen zijn, en van geen vreemde met u. 5:18 Uw springader zij gezegend; en verblijd u vanwege de huisvrouw uwer jeugd; 5:19 Een zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds in haar liefde. 5:20 En waarom zoudt gij, mijn zoon, in een vreemde dolen, en den schoot der onbekende omvangen? 5:21 Want eens iegelijks wegen zijn voor de ogen des HEEREN, en Hij weegt al zijne gangen. 5:22 Den goddeloze zullen zijn ongerechtigheden vangen, en met de banden zijner zonden zal hij vastgehouden worden. 5:23 Hij zal sterven, omdat hij zonder tucht geweest is, en in de grootheid zijner dwaasheid zal hij verdwalen.
5:13 En heb niet gehoord naar de stem mijner onderwijzers, noch mijn oren geneigd tot mijn leraars! 5:14 Ik ben bijna in alle kwaad geweest, in het midden der gemeente en der vergadering! 5:15 Drink water uit uw bak, en vloeden uit het midden van uw bornput; 5:16 Laat uw fonteinen zich buiten verspreiden, en de waterbeken op de straten; 5:17 Laat ze de uwe alleen zijn, en van geen vreemde met u. 5:18 Uw springader zij gezegend; en verblijd u vanwege de huisvrouw uwer jeugd; 5:19 Een zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds in haar liefde. 5:20 En waarom zoudt gij, mijn zoon, in een vreemde dolen, en den schoot der onbekende omvangen? 5:21 Want eens iegelijks wegen zijn voor de ogen des HEEREN, en Hij weegt al zijne gangen. 5:22 Den goddeloze zullen zijn ongerechtigheden vangen, en met de banden zijner zonden zal hij vastgehouden worden. 5:23 Hij zal sterven, omdat hij zonder tucht geweest is, en in de grootheid zijner dwaasheid zal hij verdwalen.
5:14 Ik ben bijna in alle kwaad geweest, in het midden der gemeente en der vergadering! 5:15 Drink water uit uw bak, en vloeden uit het midden van uw bornput; 5:16 Laat uw fonteinen zich buiten verspreiden, en de waterbeken op de straten; 5:17 Laat ze de uwe alleen zijn, en van geen vreemde met u. 5:18 Uw springader zij gezegend; en verblijd u vanwege de huisvrouw uwer jeugd; 5:19 Een zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds in haar liefde. 5:20 En waarom zoudt gij, mijn zoon, in een vreemde dolen, en den schoot der onbekende omvangen? 5:21 Want eens iegelijks wegen zijn voor de ogen des HEEREN, en Hij weegt al zijne gangen. 5:22 Den goddeloze zullen zijn ongerechtigheden vangen, en met de banden zijner zonden zal hij vastgehouden worden. 5:23 Hij zal sterven, omdat hij zonder tucht geweest is, en in de grootheid zijner dwaasheid zal hij verdwalen.
5:15 Drink water uit uw bak, en vloeden uit het midden van uw bornput; 5:16 Laat uw fonteinen zich buiten verspreiden, en de waterbeken op de straten; 5:17 Laat ze de uwe alleen zijn, en van geen vreemde met u. 5:18 Uw springader zij gezegend; en verblijd u vanwege de huisvrouw uwer jeugd; 5:19 Een zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds in haar liefde. 5:20 En waarom zoudt gij, mijn zoon, in een vreemde dolen, en den schoot der onbekende omvangen? 5:21 Want eens iegelijks wegen zijn voor de ogen des HEEREN, en Hij weegt al zijne gangen. 5:22 Den goddeloze zullen zijn ongerechtigheden vangen, en met de banden zijner zonden zal hij vastgehouden worden. 5:23 Hij zal sterven, omdat hij zonder tucht geweest is, en in de grootheid zijner dwaasheid zal hij verdwalen.
5:16 Laat uw fonteinen zich buiten verspreiden, en de waterbeken op de straten; 5:17 Laat ze de uwe alleen zijn, en van geen vreemde met u. 5:18 Uw springader zij gezegend; en verblijd u vanwege de huisvrouw uwer jeugd; 5:19 Een zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds in haar liefde. 5:20 En waarom zoudt gij, mijn zoon, in een vreemde dolen, en den schoot der onbekende omvangen? 5:21 Want eens iegelijks wegen zijn voor de ogen des HEEREN, en Hij weegt al zijne gangen. 5:22 Den goddeloze zullen zijn ongerechtigheden vangen, en met de banden zijner zonden zal hij vastgehouden worden. 5:23 Hij zal sterven, omdat hij zonder tucht geweest is, en in de grootheid zijner dwaasheid zal hij verdwalen.
5:17 Laat ze de uwe alleen zijn, en van geen vreemde met u. 5:18 Uw springader zij gezegend; en verblijd u vanwege de huisvrouw uwer jeugd; 5:19 Een zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds in haar liefde. 5:20 En waarom zoudt gij, mijn zoon, in een vreemde dolen, en den schoot der onbekende omvangen? 5:21 Want eens iegelijks wegen zijn voor de ogen des HEEREN, en Hij weegt al zijne gangen. 5:22 Den goddeloze zullen zijn ongerechtigheden vangen, en met de banden zijner zonden zal hij vastgehouden worden. 5:23 Hij zal sterven, omdat hij zonder tucht geweest is, en in de grootheid zijner dwaasheid zal hij verdwalen.
5:18 Uw springader zij gezegend; en verblijd u vanwege de huisvrouw uwer jeugd; 5:19 Een zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds in haar liefde. 5:20 En waarom zoudt gij, mijn zoon, in een vreemde dolen, en den schoot der onbekende omvangen? 5:21 Want eens iegelijks wegen zijn voor de ogen des HEEREN, en Hij weegt al zijne gangen. 5:22 Den goddeloze zullen zijn ongerechtigheden vangen, en met de banden zijner zonden zal hij vastgehouden worden. 5:23 Hij zal sterven, omdat hij zonder tucht geweest is, en in de grootheid zijner dwaasheid zal hij verdwalen.
5:19 Een zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds in haar liefde. 5:20 En waarom zoudt gij, mijn zoon, in een vreemde dolen, en den schoot der onbekende omvangen? 5:21 Want eens iegelijks wegen zijn voor de ogen des HEEREN, en Hij weegt al zijne gangen. 5:22 Den goddeloze zullen zijn ongerechtigheden vangen, en met de banden zijner zonden zal hij vastgehouden worden. 5:23 Hij zal sterven, omdat hij zonder tucht geweest is, en in de grootheid zijner dwaasheid zal hij verdwalen.
5:20 En waarom zoudt gij, mijn zoon, in een vreemde dolen, en den schoot der onbekende omvangen? 5:21 Want eens iegelijks wegen zijn voor de ogen des HEEREN, en Hij weegt al zijne gangen. 5:22 Den goddeloze zullen zijn ongerechtigheden vangen, en met de banden zijner zonden zal hij vastgehouden worden. 5:23 Hij zal sterven, omdat hij zonder tucht geweest is, en in de grootheid zijner dwaasheid zal hij verdwalen.
5:21 Want eens iegelijks wegen zijn voor de ogen des HEEREN, en Hij weegt al zijne gangen. 5:22 Den goddeloze zullen zijn ongerechtigheden vangen, en met de banden zijner zonden zal hij vastgehouden worden. 5:23 Hij zal sterven, omdat hij zonder tucht geweest is, en in de grootheid zijner dwaasheid zal hij verdwalen.
5:22 Den goddeloze zullen zijn ongerechtigheden vangen, en met de banden zijner zonden zal hij vastgehouden worden. 5:23 Hij zal sterven, omdat hij zonder tucht geweest is, en in de grootheid zijner dwaasheid zal hij verdwalen.
5:23 Hij zal sterven, omdat hij zonder tucht geweest is, en in de grootheid zijner dwaasheid zal hij verdwalen.
GOTO NEXT CHAPTER - BIBLE INDEX & SEARCH