34:30 Toen zeide Jakob tot Simeon en tot Levi: Gij hebt mij beroerd, mits mij stinkendete maken onder de inwoners dezes lands, onder de Kanaanieten, en onder deFerezieten; en ik ben weinig volks in getal; zo zij zich tegen mij verzamelen, zozullen zij mij slaan, en ik zal verdelgd worden, ik en mijn huis.
34:31 En zij zeiden: Zou hij dan met onze zuster als met een hoer doen?