15:1 Toen antwoordde Elifaz, de Themaniet, en zeide: 15:2 Zal een wijs man winderige wetenschap voor antwoord geven, en zal hij zijn buik vullen met oostenwind? 15:3 Bestraffende door woorden, die niet baten, en door redenen, met dewelke hij geen voordeel doet? 15:4 Ja, gij vernietigt de vreze, en neemt het gebed voor het aangezicht Gods weg. 15:5 Want uw mond leert uw ongerechtigheid, en gij hebt de tong der arglistigen verkoren. 15:6 Uw mond verdoemt u, en niet ik; en uw lippen getuigen tegen u. 15:7 Zijt gij de eerste een mens geboren? Of zijt gij voor de heuvelen voortgebracht? 15:8 Hebt gij den verborgen raad Gods gehoord, en hebt gij de wijsheid naar u getrokken? 15:9 Wat weet gij, dat wij niet weten? Wat verstaat gij, dat bij ons niet is? 15:10 Onder ons is ook een grijze, ja, een stokoude, meerder van dagen dan uw vader. 15:11 Zijn de vertroostingen Gods u te klein, en schuilt er enige zaak bij u? 15:12 Waarom rukt uw hart u weg, en waarom wenken uw ogen? 15:13 Dat gij uw geest keert tegen God, en zulke redenen uit uw mond laat uitgaan. 15:14 Wat is de mens, dat hij zuiver zou zijn, en die geboren is van een vrouw, dat hij rechtvaardig zou zijn? 15:15 Zie, op Zijn heiligen zou Hij niet vertrouwen, en de hemelen zijn niet zuiver in Zijn ogen. 15:16 Hoeveel te meer is een man gruwelijk en stinkende, die het onrecht indrinkt als water? 15:17 Ik zal u wijzen, hoor mij aan, en hetgeen ik gezien heb, dat zal ik vertellen; 15:18 Hetwelk de wijzen verkondigd hebben, en men voor hun vaderen niet verborgen heeft; 15:19 Denwelken alleen het land gegeven was, en door welker midden niemand vreemds doorging. 15:20 Te allen dage doet de goddeloze zichzelven weedom aan; en weinige jaren in getal zijn voor den tiran weggelegd. 15:21 Het geluid der verschrikkingen is in zijn oren; in den vrede zelven komt de verwoester hem over. 15:22 Hij gelooft niet uit de duisternis weder te keren, maar dat hij beloerd wordt ten zwaarde. 15:23 Hij zwerft heen en weder om brood, waar het zijn mag; hij weet, dat bij zijn hand gereed is de dag der duisternis. 15:24 Angst en benauwdheid verschrikken hem; zij overweldigt hem, gelijk een koning, bereid ten strijde. 15:25 Want hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan. 15:26 Hij loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog verhevene schilden. 15:27 Omdat hij zijn aangezicht met zijn vet bedekt heeft, en rimpelen gemaakt om de weekdarmen; 15:28 En heeft bewoond verdelgde steden, en huizen, die men niet bewoonde, die gereed waren tot steen hopen te worden. 15:29 Hij zal niet rijk worden, en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde. 15:30 Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds. 15:31 Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen. 15:32 Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. 15:33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. 15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. 15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
15:2 Zal een wijs man winderige wetenschap voor antwoord geven, en zal hij zijn buik vullen met oostenwind? 15:3 Bestraffende door woorden, die niet baten, en door redenen, met dewelke hij geen voordeel doet? 15:4 Ja, gij vernietigt de vreze, en neemt het gebed voor het aangezicht Gods weg. 15:5 Want uw mond leert uw ongerechtigheid, en gij hebt de tong der arglistigen verkoren. 15:6 Uw mond verdoemt u, en niet ik; en uw lippen getuigen tegen u. 15:7 Zijt gij de eerste een mens geboren? Of zijt gij voor de heuvelen voortgebracht? 15:8 Hebt gij den verborgen raad Gods gehoord, en hebt gij de wijsheid naar u getrokken? 15:9 Wat weet gij, dat wij niet weten? Wat verstaat gij, dat bij ons niet is? 15:10 Onder ons is ook een grijze, ja, een stokoude, meerder van dagen dan uw vader. 15:11 Zijn de vertroostingen Gods u te klein, en schuilt er enige zaak bij u? 15:12 Waarom rukt uw hart u weg, en waarom wenken uw ogen? 15:13 Dat gij uw geest keert tegen God, en zulke redenen uit uw mond laat uitgaan. 15:14 Wat is de mens, dat hij zuiver zou zijn, en die geboren is van een vrouw, dat hij rechtvaardig zou zijn? 15:15 Zie, op Zijn heiligen zou Hij niet vertrouwen, en de hemelen zijn niet zuiver in Zijn ogen. 15:16 Hoeveel te meer is een man gruwelijk en stinkende, die het onrecht indrinkt als water? 15:17 Ik zal u wijzen, hoor mij aan, en hetgeen ik gezien heb, dat zal ik vertellen; 15:18 Hetwelk de wijzen verkondigd hebben, en men voor hun vaderen niet verborgen heeft; 15:19 Denwelken alleen het land gegeven was, en door welker midden niemand vreemds doorging. 15:20 Te allen dage doet de goddeloze zichzelven weedom aan; en weinige jaren in getal zijn voor den tiran weggelegd. 15:21 Het geluid der verschrikkingen is in zijn oren; in den vrede zelven komt de verwoester hem over. 15:22 Hij gelooft niet uit de duisternis weder te keren, maar dat hij beloerd wordt ten zwaarde. 15:23 Hij zwerft heen en weder om brood, waar het zijn mag; hij weet, dat bij zijn hand gereed is de dag der duisternis. 15:24 Angst en benauwdheid verschrikken hem; zij overweldigt hem, gelijk een koning, bereid ten strijde. 15:25 Want hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan. 15:26 Hij loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog verhevene schilden. 15:27 Omdat hij zijn aangezicht met zijn vet bedekt heeft, en rimpelen gemaakt om de weekdarmen; 15:28 En heeft bewoond verdelgde steden, en huizen, die men niet bewoonde, die gereed waren tot steen hopen te worden. 15:29 Hij zal niet rijk worden, en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde. 15:30 Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds. 15:31 Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen. 15:32 Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. 15:33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. 15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. 15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
15:3 Bestraffende door woorden, die niet baten, en door redenen, met dewelke hij geen voordeel doet? 15:4 Ja, gij vernietigt de vreze, en neemt het gebed voor het aangezicht Gods weg. 15:5 Want uw mond leert uw ongerechtigheid, en gij hebt de tong der arglistigen verkoren. 15:6 Uw mond verdoemt u, en niet ik; en uw lippen getuigen tegen u. 15:7 Zijt gij de eerste een mens geboren? Of zijt gij voor de heuvelen voortgebracht? 15:8 Hebt gij den verborgen raad Gods gehoord, en hebt gij de wijsheid naar u getrokken? 15:9 Wat weet gij, dat wij niet weten? Wat verstaat gij, dat bij ons niet is? 15:10 Onder ons is ook een grijze, ja, een stokoude, meerder van dagen dan uw vader. 15:11 Zijn de vertroostingen Gods u te klein, en schuilt er enige zaak bij u? 15:12 Waarom rukt uw hart u weg, en waarom wenken uw ogen? 15:13 Dat gij uw geest keert tegen God, en zulke redenen uit uw mond laat uitgaan. 15:14 Wat is de mens, dat hij zuiver zou zijn, en die geboren is van een vrouw, dat hij rechtvaardig zou zijn? 15:15 Zie, op Zijn heiligen zou Hij niet vertrouwen, en de hemelen zijn niet zuiver in Zijn ogen. 15:16 Hoeveel te meer is een man gruwelijk en stinkende, die het onrecht indrinkt als water? 15:17 Ik zal u wijzen, hoor mij aan, en hetgeen ik gezien heb, dat zal ik vertellen; 15:18 Hetwelk de wijzen verkondigd hebben, en men voor hun vaderen niet verborgen heeft; 15:19 Denwelken alleen het land gegeven was, en door welker midden niemand vreemds doorging. 15:20 Te allen dage doet de goddeloze zichzelven weedom aan; en weinige jaren in getal zijn voor den tiran weggelegd. 15:21 Het geluid der verschrikkingen is in zijn oren; in den vrede zelven komt de verwoester hem over. 15:22 Hij gelooft niet uit de duisternis weder te keren, maar dat hij beloerd wordt ten zwaarde. 15:23 Hij zwerft heen en weder om brood, waar het zijn mag; hij weet, dat bij zijn hand gereed is de dag der duisternis. 15:24 Angst en benauwdheid verschrikken hem; zij overweldigt hem, gelijk een koning, bereid ten strijde. 15:25 Want hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan. 15:26 Hij loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog verhevene schilden. 15:27 Omdat hij zijn aangezicht met zijn vet bedekt heeft, en rimpelen gemaakt om de weekdarmen; 15:28 En heeft bewoond verdelgde steden, en huizen, die men niet bewoonde, die gereed waren tot steen hopen te worden. 15:29 Hij zal niet rijk worden, en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde. 15:30 Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds. 15:31 Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen. 15:32 Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. 15:33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. 15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. 15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
15:4 Ja, gij vernietigt de vreze, en neemt het gebed voor het aangezicht Gods weg. 15:5 Want uw mond leert uw ongerechtigheid, en gij hebt de tong der arglistigen verkoren. 15:6 Uw mond verdoemt u, en niet ik; en uw lippen getuigen tegen u. 15:7 Zijt gij de eerste een mens geboren? Of zijt gij voor de heuvelen voortgebracht? 15:8 Hebt gij den verborgen raad Gods gehoord, en hebt gij de wijsheid naar u getrokken? 15:9 Wat weet gij, dat wij niet weten? Wat verstaat gij, dat bij ons niet is? 15:10 Onder ons is ook een grijze, ja, een stokoude, meerder van dagen dan uw vader. 15:11 Zijn de vertroostingen Gods u te klein, en schuilt er enige zaak bij u? 15:12 Waarom rukt uw hart u weg, en waarom wenken uw ogen? 15:13 Dat gij uw geest keert tegen God, en zulke redenen uit uw mond laat uitgaan. 15:14 Wat is de mens, dat hij zuiver zou zijn, en die geboren is van een vrouw, dat hij rechtvaardig zou zijn? 15:15 Zie, op Zijn heiligen zou Hij niet vertrouwen, en de hemelen zijn niet zuiver in Zijn ogen. 15:16 Hoeveel te meer is een man gruwelijk en stinkende, die het onrecht indrinkt als water? 15:17 Ik zal u wijzen, hoor mij aan, en hetgeen ik gezien heb, dat zal ik vertellen; 15:18 Hetwelk de wijzen verkondigd hebben, en men voor hun vaderen niet verborgen heeft; 15:19 Denwelken alleen het land gegeven was, en door welker midden niemand vreemds doorging. 15:20 Te allen dage doet de goddeloze zichzelven weedom aan; en weinige jaren in getal zijn voor den tiran weggelegd. 15:21 Het geluid der verschrikkingen is in zijn oren; in den vrede zelven komt de verwoester hem over. 15:22 Hij gelooft niet uit de duisternis weder te keren, maar dat hij beloerd wordt ten zwaarde. 15:23 Hij zwerft heen en weder om brood, waar het zijn mag; hij weet, dat bij zijn hand gereed is de dag der duisternis. 15:24 Angst en benauwdheid verschrikken hem; zij overweldigt hem, gelijk een koning, bereid ten strijde. 15:25 Want hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan. 15:26 Hij loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog verhevene schilden. 15:27 Omdat hij zijn aangezicht met zijn vet bedekt heeft, en rimpelen gemaakt om de weekdarmen; 15:28 En heeft bewoond verdelgde steden, en huizen, die men niet bewoonde, die gereed waren tot steen hopen te worden. 15:29 Hij zal niet rijk worden, en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde. 15:30 Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds. 15:31 Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen. 15:32 Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. 15:33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. 15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. 15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
15:5 Want uw mond leert uw ongerechtigheid, en gij hebt de tong der arglistigen verkoren. 15:6 Uw mond verdoemt u, en niet ik; en uw lippen getuigen tegen u. 15:7 Zijt gij de eerste een mens geboren? Of zijt gij voor de heuvelen voortgebracht? 15:8 Hebt gij den verborgen raad Gods gehoord, en hebt gij de wijsheid naar u getrokken? 15:9 Wat weet gij, dat wij niet weten? Wat verstaat gij, dat bij ons niet is? 15:10 Onder ons is ook een grijze, ja, een stokoude, meerder van dagen dan uw vader. 15:11 Zijn de vertroostingen Gods u te klein, en schuilt er enige zaak bij u? 15:12 Waarom rukt uw hart u weg, en waarom wenken uw ogen? 15:13 Dat gij uw geest keert tegen God, en zulke redenen uit uw mond laat uitgaan. 15:14 Wat is de mens, dat hij zuiver zou zijn, en die geboren is van een vrouw, dat hij rechtvaardig zou zijn? 15:15 Zie, op Zijn heiligen zou Hij niet vertrouwen, en de hemelen zijn niet zuiver in Zijn ogen. 15:16 Hoeveel te meer is een man gruwelijk en stinkende, die het onrecht indrinkt als water? 15:17 Ik zal u wijzen, hoor mij aan, en hetgeen ik gezien heb, dat zal ik vertellen; 15:18 Hetwelk de wijzen verkondigd hebben, en men voor hun vaderen niet verborgen heeft; 15:19 Denwelken alleen het land gegeven was, en door welker midden niemand vreemds doorging. 15:20 Te allen dage doet de goddeloze zichzelven weedom aan; en weinige jaren in getal zijn voor den tiran weggelegd. 15:21 Het geluid der verschrikkingen is in zijn oren; in den vrede zelven komt de verwoester hem over. 15:22 Hij gelooft niet uit de duisternis weder te keren, maar dat hij beloerd wordt ten zwaarde. 15:23 Hij zwerft heen en weder om brood, waar het zijn mag; hij weet, dat bij zijn hand gereed is de dag der duisternis. 15:24 Angst en benauwdheid verschrikken hem; zij overweldigt hem, gelijk een koning, bereid ten strijde. 15:25 Want hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan. 15:26 Hij loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog verhevene schilden. 15:27 Omdat hij zijn aangezicht met zijn vet bedekt heeft, en rimpelen gemaakt om de weekdarmen; 15:28 En heeft bewoond verdelgde steden, en huizen, die men niet bewoonde, die gereed waren tot steen hopen te worden. 15:29 Hij zal niet rijk worden, en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde. 15:30 Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds. 15:31 Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen. 15:32 Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. 15:33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. 15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. 15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
15:6 Uw mond verdoemt u, en niet ik; en uw lippen getuigen tegen u. 15:7 Zijt gij de eerste een mens geboren? Of zijt gij voor de heuvelen voortgebracht? 15:8 Hebt gij den verborgen raad Gods gehoord, en hebt gij de wijsheid naar u getrokken? 15:9 Wat weet gij, dat wij niet weten? Wat verstaat gij, dat bij ons niet is? 15:10 Onder ons is ook een grijze, ja, een stokoude, meerder van dagen dan uw vader. 15:11 Zijn de vertroostingen Gods u te klein, en schuilt er enige zaak bij u? 15:12 Waarom rukt uw hart u weg, en waarom wenken uw ogen? 15:13 Dat gij uw geest keert tegen God, en zulke redenen uit uw mond laat uitgaan. 15:14 Wat is de mens, dat hij zuiver zou zijn, en die geboren is van een vrouw, dat hij rechtvaardig zou zijn? 15:15 Zie, op Zijn heiligen zou Hij niet vertrouwen, en de hemelen zijn niet zuiver in Zijn ogen. 15:16 Hoeveel te meer is een man gruwelijk en stinkende, die het onrecht indrinkt als water? 15:17 Ik zal u wijzen, hoor mij aan, en hetgeen ik gezien heb, dat zal ik vertellen; 15:18 Hetwelk de wijzen verkondigd hebben, en men voor hun vaderen niet verborgen heeft; 15:19 Denwelken alleen het land gegeven was, en door welker midden niemand vreemds doorging. 15:20 Te allen dage doet de goddeloze zichzelven weedom aan; en weinige jaren in getal zijn voor den tiran weggelegd. 15:21 Het geluid der verschrikkingen is in zijn oren; in den vrede zelven komt de verwoester hem over. 15:22 Hij gelooft niet uit de duisternis weder te keren, maar dat hij beloerd wordt ten zwaarde. 15:23 Hij zwerft heen en weder om brood, waar het zijn mag; hij weet, dat bij zijn hand gereed is de dag der duisternis. 15:24 Angst en benauwdheid verschrikken hem; zij overweldigt hem, gelijk een koning, bereid ten strijde. 15:25 Want hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan. 15:26 Hij loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog verhevene schilden. 15:27 Omdat hij zijn aangezicht met zijn vet bedekt heeft, en rimpelen gemaakt om de weekdarmen; 15:28 En heeft bewoond verdelgde steden, en huizen, die men niet bewoonde, die gereed waren tot steen hopen te worden. 15:29 Hij zal niet rijk worden, en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde. 15:30 Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds. 15:31 Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen. 15:32 Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. 15:33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. 15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. 15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
15:7 Zijt gij de eerste een mens geboren? Of zijt gij voor de heuvelen voortgebracht? 15:8 Hebt gij den verborgen raad Gods gehoord, en hebt gij de wijsheid naar u getrokken? 15:9 Wat weet gij, dat wij niet weten? Wat verstaat gij, dat bij ons niet is? 15:10 Onder ons is ook een grijze, ja, een stokoude, meerder van dagen dan uw vader. 15:11 Zijn de vertroostingen Gods u te klein, en schuilt er enige zaak bij u? 15:12 Waarom rukt uw hart u weg, en waarom wenken uw ogen? 15:13 Dat gij uw geest keert tegen God, en zulke redenen uit uw mond laat uitgaan. 15:14 Wat is de mens, dat hij zuiver zou zijn, en die geboren is van een vrouw, dat hij rechtvaardig zou zijn? 15:15 Zie, op Zijn heiligen zou Hij niet vertrouwen, en de hemelen zijn niet zuiver in Zijn ogen. 15:16 Hoeveel te meer is een man gruwelijk en stinkende, die het onrecht indrinkt als water? 15:17 Ik zal u wijzen, hoor mij aan, en hetgeen ik gezien heb, dat zal ik vertellen; 15:18 Hetwelk de wijzen verkondigd hebben, en men voor hun vaderen niet verborgen heeft; 15:19 Denwelken alleen het land gegeven was, en door welker midden niemand vreemds doorging. 15:20 Te allen dage doet de goddeloze zichzelven weedom aan; en weinige jaren in getal zijn voor den tiran weggelegd. 15:21 Het geluid der verschrikkingen is in zijn oren; in den vrede zelven komt de verwoester hem over. 15:22 Hij gelooft niet uit de duisternis weder te keren, maar dat hij beloerd wordt ten zwaarde. 15:23 Hij zwerft heen en weder om brood, waar het zijn mag; hij weet, dat bij zijn hand gereed is de dag der duisternis. 15:24 Angst en benauwdheid verschrikken hem; zij overweldigt hem, gelijk een koning, bereid ten strijde. 15:25 Want hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan. 15:26 Hij loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog verhevene schilden. 15:27 Omdat hij zijn aangezicht met zijn vet bedekt heeft, en rimpelen gemaakt om de weekdarmen; 15:28 En heeft bewoond verdelgde steden, en huizen, die men niet bewoonde, die gereed waren tot steen hopen te worden. 15:29 Hij zal niet rijk worden, en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde. 15:30 Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds. 15:31 Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen. 15:32 Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. 15:33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. 15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. 15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
15:8 Hebt gij den verborgen raad Gods gehoord, en hebt gij de wijsheid naar u getrokken? 15:9 Wat weet gij, dat wij niet weten? Wat verstaat gij, dat bij ons niet is? 15:10 Onder ons is ook een grijze, ja, een stokoude, meerder van dagen dan uw vader. 15:11 Zijn de vertroostingen Gods u te klein, en schuilt er enige zaak bij u? 15:12 Waarom rukt uw hart u weg, en waarom wenken uw ogen? 15:13 Dat gij uw geest keert tegen God, en zulke redenen uit uw mond laat uitgaan. 15:14 Wat is de mens, dat hij zuiver zou zijn, en die geboren is van een vrouw, dat hij rechtvaardig zou zijn? 15:15 Zie, op Zijn heiligen zou Hij niet vertrouwen, en de hemelen zijn niet zuiver in Zijn ogen. 15:16 Hoeveel te meer is een man gruwelijk en stinkende, die het onrecht indrinkt als water? 15:17 Ik zal u wijzen, hoor mij aan, en hetgeen ik gezien heb, dat zal ik vertellen; 15:18 Hetwelk de wijzen verkondigd hebben, en men voor hun vaderen niet verborgen heeft; 15:19 Denwelken alleen het land gegeven was, en door welker midden niemand vreemds doorging. 15:20 Te allen dage doet de goddeloze zichzelven weedom aan; en weinige jaren in getal zijn voor den tiran weggelegd. 15:21 Het geluid der verschrikkingen is in zijn oren; in den vrede zelven komt de verwoester hem over. 15:22 Hij gelooft niet uit de duisternis weder te keren, maar dat hij beloerd wordt ten zwaarde. 15:23 Hij zwerft heen en weder om brood, waar het zijn mag; hij weet, dat bij zijn hand gereed is de dag der duisternis. 15:24 Angst en benauwdheid verschrikken hem; zij overweldigt hem, gelijk een koning, bereid ten strijde. 15:25 Want hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan. 15:26 Hij loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog verhevene schilden. 15:27 Omdat hij zijn aangezicht met zijn vet bedekt heeft, en rimpelen gemaakt om de weekdarmen; 15:28 En heeft bewoond verdelgde steden, en huizen, die men niet bewoonde, die gereed waren tot steen hopen te worden. 15:29 Hij zal niet rijk worden, en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde. 15:30 Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds. 15:31 Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen. 15:32 Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. 15:33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. 15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. 15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
15:9 Wat weet gij, dat wij niet weten? Wat verstaat gij, dat bij ons niet is? 15:10 Onder ons is ook een grijze, ja, een stokoude, meerder van dagen dan uw vader. 15:11 Zijn de vertroostingen Gods u te klein, en schuilt er enige zaak bij u? 15:12 Waarom rukt uw hart u weg, en waarom wenken uw ogen? 15:13 Dat gij uw geest keert tegen God, en zulke redenen uit uw mond laat uitgaan. 15:14 Wat is de mens, dat hij zuiver zou zijn, en die geboren is van een vrouw, dat hij rechtvaardig zou zijn? 15:15 Zie, op Zijn heiligen zou Hij niet vertrouwen, en de hemelen zijn niet zuiver in Zijn ogen. 15:16 Hoeveel te meer is een man gruwelijk en stinkende, die het onrecht indrinkt als water? 15:17 Ik zal u wijzen, hoor mij aan, en hetgeen ik gezien heb, dat zal ik vertellen; 15:18 Hetwelk de wijzen verkondigd hebben, en men voor hun vaderen niet verborgen heeft; 15:19 Denwelken alleen het land gegeven was, en door welker midden niemand vreemds doorging. 15:20 Te allen dage doet de goddeloze zichzelven weedom aan; en weinige jaren in getal zijn voor den tiran weggelegd. 15:21 Het geluid der verschrikkingen is in zijn oren; in den vrede zelven komt de verwoester hem over. 15:22 Hij gelooft niet uit de duisternis weder te keren, maar dat hij beloerd wordt ten zwaarde. 15:23 Hij zwerft heen en weder om brood, waar het zijn mag; hij weet, dat bij zijn hand gereed is de dag der duisternis. 15:24 Angst en benauwdheid verschrikken hem; zij overweldigt hem, gelijk een koning, bereid ten strijde. 15:25 Want hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan. 15:26 Hij loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog verhevene schilden. 15:27 Omdat hij zijn aangezicht met zijn vet bedekt heeft, en rimpelen gemaakt om de weekdarmen; 15:28 En heeft bewoond verdelgde steden, en huizen, die men niet bewoonde, die gereed waren tot steen hopen te worden. 15:29 Hij zal niet rijk worden, en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde. 15:30 Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds. 15:31 Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen. 15:32 Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. 15:33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. 15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. 15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
15:10 Onder ons is ook een grijze, ja, een stokoude, meerder van dagen dan uw vader. 15:11 Zijn de vertroostingen Gods u te klein, en schuilt er enige zaak bij u? 15:12 Waarom rukt uw hart u weg, en waarom wenken uw ogen? 15:13 Dat gij uw geest keert tegen God, en zulke redenen uit uw mond laat uitgaan. 15:14 Wat is de mens, dat hij zuiver zou zijn, en die geboren is van een vrouw, dat hij rechtvaardig zou zijn? 15:15 Zie, op Zijn heiligen zou Hij niet vertrouwen, en de hemelen zijn niet zuiver in Zijn ogen. 15:16 Hoeveel te meer is een man gruwelijk en stinkende, die het onrecht indrinkt als water? 15:17 Ik zal u wijzen, hoor mij aan, en hetgeen ik gezien heb, dat zal ik vertellen; 15:18 Hetwelk de wijzen verkondigd hebben, en men voor hun vaderen niet verborgen heeft; 15:19 Denwelken alleen het land gegeven was, en door welker midden niemand vreemds doorging. 15:20 Te allen dage doet de goddeloze zichzelven weedom aan; en weinige jaren in getal zijn voor den tiran weggelegd. 15:21 Het geluid der verschrikkingen is in zijn oren; in den vrede zelven komt de verwoester hem over. 15:22 Hij gelooft niet uit de duisternis weder te keren, maar dat hij beloerd wordt ten zwaarde. 15:23 Hij zwerft heen en weder om brood, waar het zijn mag; hij weet, dat bij zijn hand gereed is de dag der duisternis. 15:24 Angst en benauwdheid verschrikken hem; zij overweldigt hem, gelijk een koning, bereid ten strijde. 15:25 Want hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan. 15:26 Hij loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog verhevene schilden. 15:27 Omdat hij zijn aangezicht met zijn vet bedekt heeft, en rimpelen gemaakt om de weekdarmen; 15:28 En heeft bewoond verdelgde steden, en huizen, die men niet bewoonde, die gereed waren tot steen hopen te worden. 15:29 Hij zal niet rijk worden, en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde. 15:30 Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds. 15:31 Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen. 15:32 Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. 15:33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. 15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. 15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
15:11 Zijn de vertroostingen Gods u te klein, en schuilt er enige zaak bij u? 15:12 Waarom rukt uw hart u weg, en waarom wenken uw ogen? 15:13 Dat gij uw geest keert tegen God, en zulke redenen uit uw mond laat uitgaan. 15:14 Wat is de mens, dat hij zuiver zou zijn, en die geboren is van een vrouw, dat hij rechtvaardig zou zijn? 15:15 Zie, op Zijn heiligen zou Hij niet vertrouwen, en de hemelen zijn niet zuiver in Zijn ogen. 15:16 Hoeveel te meer is een man gruwelijk en stinkende, die het onrecht indrinkt als water? 15:17 Ik zal u wijzen, hoor mij aan, en hetgeen ik gezien heb, dat zal ik vertellen; 15:18 Hetwelk de wijzen verkondigd hebben, en men voor hun vaderen niet verborgen heeft; 15:19 Denwelken alleen het land gegeven was, en door welker midden niemand vreemds doorging. 15:20 Te allen dage doet de goddeloze zichzelven weedom aan; en weinige jaren in getal zijn voor den tiran weggelegd. 15:21 Het geluid der verschrikkingen is in zijn oren; in den vrede zelven komt de verwoester hem over. 15:22 Hij gelooft niet uit de duisternis weder te keren, maar dat hij beloerd wordt ten zwaarde. 15:23 Hij zwerft heen en weder om brood, waar het zijn mag; hij weet, dat bij zijn hand gereed is de dag der duisternis. 15:24 Angst en benauwdheid verschrikken hem; zij overweldigt hem, gelijk een koning, bereid ten strijde. 15:25 Want hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan. 15:26 Hij loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog verhevene schilden. 15:27 Omdat hij zijn aangezicht met zijn vet bedekt heeft, en rimpelen gemaakt om de weekdarmen; 15:28 En heeft bewoond verdelgde steden, en huizen, die men niet bewoonde, die gereed waren tot steen hopen te worden. 15:29 Hij zal niet rijk worden, en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde. 15:30 Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds. 15:31 Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen. 15:32 Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. 15:33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. 15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. 15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
15:12 Waarom rukt uw hart u weg, en waarom wenken uw ogen? 15:13 Dat gij uw geest keert tegen God, en zulke redenen uit uw mond laat uitgaan. 15:14 Wat is de mens, dat hij zuiver zou zijn, en die geboren is van een vrouw, dat hij rechtvaardig zou zijn? 15:15 Zie, op Zijn heiligen zou Hij niet vertrouwen, en de hemelen zijn niet zuiver in Zijn ogen. 15:16 Hoeveel te meer is een man gruwelijk en stinkende, die het onrecht indrinkt als water? 15:17 Ik zal u wijzen, hoor mij aan, en hetgeen ik gezien heb, dat zal ik vertellen; 15:18 Hetwelk de wijzen verkondigd hebben, en men voor hun vaderen niet verborgen heeft; 15:19 Denwelken alleen het land gegeven was, en door welker midden niemand vreemds doorging. 15:20 Te allen dage doet de goddeloze zichzelven weedom aan; en weinige jaren in getal zijn voor den tiran weggelegd. 15:21 Het geluid der verschrikkingen is in zijn oren; in den vrede zelven komt de verwoester hem over. 15:22 Hij gelooft niet uit de duisternis weder te keren, maar dat hij beloerd wordt ten zwaarde. 15:23 Hij zwerft heen en weder om brood, waar het zijn mag; hij weet, dat bij zijn hand gereed is de dag der duisternis. 15:24 Angst en benauwdheid verschrikken hem; zij overweldigt hem, gelijk een koning, bereid ten strijde. 15:25 Want hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan. 15:26 Hij loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog verhevene schilden. 15:27 Omdat hij zijn aangezicht met zijn vet bedekt heeft, en rimpelen gemaakt om de weekdarmen; 15:28 En heeft bewoond verdelgde steden, en huizen, die men niet bewoonde, die gereed waren tot steen hopen te worden. 15:29 Hij zal niet rijk worden, en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde. 15:30 Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds. 15:31 Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen. 15:32 Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. 15:33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. 15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. 15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
15:13 Dat gij uw geest keert tegen God, en zulke redenen uit uw mond laat uitgaan. 15:14 Wat is de mens, dat hij zuiver zou zijn, en die geboren is van een vrouw, dat hij rechtvaardig zou zijn? 15:15 Zie, op Zijn heiligen zou Hij niet vertrouwen, en de hemelen zijn niet zuiver in Zijn ogen. 15:16 Hoeveel te meer is een man gruwelijk en stinkende, die het onrecht indrinkt als water? 15:17 Ik zal u wijzen, hoor mij aan, en hetgeen ik gezien heb, dat zal ik vertellen; 15:18 Hetwelk de wijzen verkondigd hebben, en men voor hun vaderen niet verborgen heeft; 15:19 Denwelken alleen het land gegeven was, en door welker midden niemand vreemds doorging. 15:20 Te allen dage doet de goddeloze zichzelven weedom aan; en weinige jaren in getal zijn voor den tiran weggelegd. 15:21 Het geluid der verschrikkingen is in zijn oren; in den vrede zelven komt de verwoester hem over. 15:22 Hij gelooft niet uit de duisternis weder te keren, maar dat hij beloerd wordt ten zwaarde. 15:23 Hij zwerft heen en weder om brood, waar het zijn mag; hij weet, dat bij zijn hand gereed is de dag der duisternis. 15:24 Angst en benauwdheid verschrikken hem; zij overweldigt hem, gelijk een koning, bereid ten strijde. 15:25 Want hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan. 15:26 Hij loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog verhevene schilden. 15:27 Omdat hij zijn aangezicht met zijn vet bedekt heeft, en rimpelen gemaakt om de weekdarmen; 15:28 En heeft bewoond verdelgde steden, en huizen, die men niet bewoonde, die gereed waren tot steen hopen te worden. 15:29 Hij zal niet rijk worden, en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde. 15:30 Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds. 15:31 Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen. 15:32 Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. 15:33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. 15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. 15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
15:14 Wat is de mens, dat hij zuiver zou zijn, en die geboren is van een vrouw, dat hij rechtvaardig zou zijn? 15:15 Zie, op Zijn heiligen zou Hij niet vertrouwen, en de hemelen zijn niet zuiver in Zijn ogen. 15:16 Hoeveel te meer is een man gruwelijk en stinkende, die het onrecht indrinkt als water? 15:17 Ik zal u wijzen, hoor mij aan, en hetgeen ik gezien heb, dat zal ik vertellen; 15:18 Hetwelk de wijzen verkondigd hebben, en men voor hun vaderen niet verborgen heeft; 15:19 Denwelken alleen het land gegeven was, en door welker midden niemand vreemds doorging. 15:20 Te allen dage doet de goddeloze zichzelven weedom aan; en weinige jaren in getal zijn voor den tiran weggelegd. 15:21 Het geluid der verschrikkingen is in zijn oren; in den vrede zelven komt de verwoester hem over. 15:22 Hij gelooft niet uit de duisternis weder te keren, maar dat hij beloerd wordt ten zwaarde. 15:23 Hij zwerft heen en weder om brood, waar het zijn mag; hij weet, dat bij zijn hand gereed is de dag der duisternis. 15:24 Angst en benauwdheid verschrikken hem; zij overweldigt hem, gelijk een koning, bereid ten strijde. 15:25 Want hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan. 15:26 Hij loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog verhevene schilden. 15:27 Omdat hij zijn aangezicht met zijn vet bedekt heeft, en rimpelen gemaakt om de weekdarmen; 15:28 En heeft bewoond verdelgde steden, en huizen, die men niet bewoonde, die gereed waren tot steen hopen te worden. 15:29 Hij zal niet rijk worden, en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde. 15:30 Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds. 15:31 Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen. 15:32 Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. 15:33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. 15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. 15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
15:15 Zie, op Zijn heiligen zou Hij niet vertrouwen, en de hemelen zijn niet zuiver in Zijn ogen. 15:16 Hoeveel te meer is een man gruwelijk en stinkende, die het onrecht indrinkt als water? 15:17 Ik zal u wijzen, hoor mij aan, en hetgeen ik gezien heb, dat zal ik vertellen; 15:18 Hetwelk de wijzen verkondigd hebben, en men voor hun vaderen niet verborgen heeft; 15:19 Denwelken alleen het land gegeven was, en door welker midden niemand vreemds doorging. 15:20 Te allen dage doet de goddeloze zichzelven weedom aan; en weinige jaren in getal zijn voor den tiran weggelegd. 15:21 Het geluid der verschrikkingen is in zijn oren; in den vrede zelven komt de verwoester hem over. 15:22 Hij gelooft niet uit de duisternis weder te keren, maar dat hij beloerd wordt ten zwaarde. 15:23 Hij zwerft heen en weder om brood, waar het zijn mag; hij weet, dat bij zijn hand gereed is de dag der duisternis. 15:24 Angst en benauwdheid verschrikken hem; zij overweldigt hem, gelijk een koning, bereid ten strijde. 15:25 Want hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan. 15:26 Hij loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog verhevene schilden. 15:27 Omdat hij zijn aangezicht met zijn vet bedekt heeft, en rimpelen gemaakt om de weekdarmen; 15:28 En heeft bewoond verdelgde steden, en huizen, die men niet bewoonde, die gereed waren tot steen hopen te worden. 15:29 Hij zal niet rijk worden, en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde. 15:30 Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds. 15:31 Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen. 15:32 Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. 15:33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. 15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. 15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
15:16 Hoeveel te meer is een man gruwelijk en stinkende, die het onrecht indrinkt als water? 15:17 Ik zal u wijzen, hoor mij aan, en hetgeen ik gezien heb, dat zal ik vertellen; 15:18 Hetwelk de wijzen verkondigd hebben, en men voor hun vaderen niet verborgen heeft; 15:19 Denwelken alleen het land gegeven was, en door welker midden niemand vreemds doorging. 15:20 Te allen dage doet de goddeloze zichzelven weedom aan; en weinige jaren in getal zijn voor den tiran weggelegd. 15:21 Het geluid der verschrikkingen is in zijn oren; in den vrede zelven komt de verwoester hem over. 15:22 Hij gelooft niet uit de duisternis weder te keren, maar dat hij beloerd wordt ten zwaarde. 15:23 Hij zwerft heen en weder om brood, waar het zijn mag; hij weet, dat bij zijn hand gereed is de dag der duisternis. 15:24 Angst en benauwdheid verschrikken hem; zij overweldigt hem, gelijk een koning, bereid ten strijde. 15:25 Want hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan. 15:26 Hij loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog verhevene schilden. 15:27 Omdat hij zijn aangezicht met zijn vet bedekt heeft, en rimpelen gemaakt om de weekdarmen; 15:28 En heeft bewoond verdelgde steden, en huizen, die men niet bewoonde, die gereed waren tot steen hopen te worden. 15:29 Hij zal niet rijk worden, en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde. 15:30 Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds. 15:31 Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen. 15:32 Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. 15:33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. 15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. 15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
15:17 Ik zal u wijzen, hoor mij aan, en hetgeen ik gezien heb, dat zal ik vertellen; 15:18 Hetwelk de wijzen verkondigd hebben, en men voor hun vaderen niet verborgen heeft; 15:19 Denwelken alleen het land gegeven was, en door welker midden niemand vreemds doorging. 15:20 Te allen dage doet de goddeloze zichzelven weedom aan; en weinige jaren in getal zijn voor den tiran weggelegd. 15:21 Het geluid der verschrikkingen is in zijn oren; in den vrede zelven komt de verwoester hem over. 15:22 Hij gelooft niet uit de duisternis weder te keren, maar dat hij beloerd wordt ten zwaarde. 15:23 Hij zwerft heen en weder om brood, waar het zijn mag; hij weet, dat bij zijn hand gereed is de dag der duisternis. 15:24 Angst en benauwdheid verschrikken hem; zij overweldigt hem, gelijk een koning, bereid ten strijde. 15:25 Want hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan. 15:26 Hij loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog verhevene schilden. 15:27 Omdat hij zijn aangezicht met zijn vet bedekt heeft, en rimpelen gemaakt om de weekdarmen; 15:28 En heeft bewoond verdelgde steden, en huizen, die men niet bewoonde, die gereed waren tot steen hopen te worden. 15:29 Hij zal niet rijk worden, en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde. 15:30 Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds. 15:31 Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen. 15:32 Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. 15:33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. 15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. 15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
15:18 Hetwelk de wijzen verkondigd hebben, en men voor hun vaderen niet verborgen heeft; 15:19 Denwelken alleen het land gegeven was, en door welker midden niemand vreemds doorging. 15:20 Te allen dage doet de goddeloze zichzelven weedom aan; en weinige jaren in getal zijn voor den tiran weggelegd. 15:21 Het geluid der verschrikkingen is in zijn oren; in den vrede zelven komt de verwoester hem over. 15:22 Hij gelooft niet uit de duisternis weder te keren, maar dat hij beloerd wordt ten zwaarde. 15:23 Hij zwerft heen en weder om brood, waar het zijn mag; hij weet, dat bij zijn hand gereed is de dag der duisternis. 15:24 Angst en benauwdheid verschrikken hem; zij overweldigt hem, gelijk een koning, bereid ten strijde. 15:25 Want hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan. 15:26 Hij loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog verhevene schilden. 15:27 Omdat hij zijn aangezicht met zijn vet bedekt heeft, en rimpelen gemaakt om de weekdarmen; 15:28 En heeft bewoond verdelgde steden, en huizen, die men niet bewoonde, die gereed waren tot steen hopen te worden. 15:29 Hij zal niet rijk worden, en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde. 15:30 Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds. 15:31 Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen. 15:32 Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. 15:33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. 15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. 15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
15:19 Denwelken alleen het land gegeven was, en door welker midden niemand vreemds doorging. 15:20 Te allen dage doet de goddeloze zichzelven weedom aan; en weinige jaren in getal zijn voor den tiran weggelegd. 15:21 Het geluid der verschrikkingen is in zijn oren; in den vrede zelven komt de verwoester hem over. 15:22 Hij gelooft niet uit de duisternis weder te keren, maar dat hij beloerd wordt ten zwaarde. 15:23 Hij zwerft heen en weder om brood, waar het zijn mag; hij weet, dat bij zijn hand gereed is de dag der duisternis. 15:24 Angst en benauwdheid verschrikken hem; zij overweldigt hem, gelijk een koning, bereid ten strijde. 15:25 Want hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan. 15:26 Hij loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog verhevene schilden. 15:27 Omdat hij zijn aangezicht met zijn vet bedekt heeft, en rimpelen gemaakt om de weekdarmen; 15:28 En heeft bewoond verdelgde steden, en huizen, die men niet bewoonde, die gereed waren tot steen hopen te worden. 15:29 Hij zal niet rijk worden, en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde. 15:30 Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds. 15:31 Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen. 15:32 Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. 15:33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. 15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. 15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
15:20 Te allen dage doet de goddeloze zichzelven weedom aan; en weinige jaren in getal zijn voor den tiran weggelegd. 15:21 Het geluid der verschrikkingen is in zijn oren; in den vrede zelven komt de verwoester hem over. 15:22 Hij gelooft niet uit de duisternis weder te keren, maar dat hij beloerd wordt ten zwaarde. 15:23 Hij zwerft heen en weder om brood, waar het zijn mag; hij weet, dat bij zijn hand gereed is de dag der duisternis. 15:24 Angst en benauwdheid verschrikken hem; zij overweldigt hem, gelijk een koning, bereid ten strijde. 15:25 Want hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan. 15:26 Hij loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog verhevene schilden. 15:27 Omdat hij zijn aangezicht met zijn vet bedekt heeft, en rimpelen gemaakt om de weekdarmen; 15:28 En heeft bewoond verdelgde steden, en huizen, die men niet bewoonde, die gereed waren tot steen hopen te worden. 15:29 Hij zal niet rijk worden, en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde. 15:30 Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds. 15:31 Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen. 15:32 Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. 15:33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. 15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. 15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
15:21 Het geluid der verschrikkingen is in zijn oren; in den vrede zelven komt de verwoester hem over. 15:22 Hij gelooft niet uit de duisternis weder te keren, maar dat hij beloerd wordt ten zwaarde. 15:23 Hij zwerft heen en weder om brood, waar het zijn mag; hij weet, dat bij zijn hand gereed is de dag der duisternis. 15:24 Angst en benauwdheid verschrikken hem; zij overweldigt hem, gelijk een koning, bereid ten strijde. 15:25 Want hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan. 15:26 Hij loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog verhevene schilden. 15:27 Omdat hij zijn aangezicht met zijn vet bedekt heeft, en rimpelen gemaakt om de weekdarmen; 15:28 En heeft bewoond verdelgde steden, en huizen, die men niet bewoonde, die gereed waren tot steen hopen te worden. 15:29 Hij zal niet rijk worden, en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde. 15:30 Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds. 15:31 Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen. 15:32 Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. 15:33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. 15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. 15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
15:22 Hij gelooft niet uit de duisternis weder te keren, maar dat hij beloerd wordt ten zwaarde. 15:23 Hij zwerft heen en weder om brood, waar het zijn mag; hij weet, dat bij zijn hand gereed is de dag der duisternis. 15:24 Angst en benauwdheid verschrikken hem; zij overweldigt hem, gelijk een koning, bereid ten strijde. 15:25 Want hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan. 15:26 Hij loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog verhevene schilden. 15:27 Omdat hij zijn aangezicht met zijn vet bedekt heeft, en rimpelen gemaakt om de weekdarmen; 15:28 En heeft bewoond verdelgde steden, en huizen, die men niet bewoonde, die gereed waren tot steen hopen te worden. 15:29 Hij zal niet rijk worden, en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde. 15:30 Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds. 15:31 Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen. 15:32 Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. 15:33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. 15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. 15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
15:23 Hij zwerft heen en weder om brood, waar het zijn mag; hij weet, dat bij zijn hand gereed is de dag der duisternis. 15:24 Angst en benauwdheid verschrikken hem; zij overweldigt hem, gelijk een koning, bereid ten strijde. 15:25 Want hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan. 15:26 Hij loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog verhevene schilden. 15:27 Omdat hij zijn aangezicht met zijn vet bedekt heeft, en rimpelen gemaakt om de weekdarmen; 15:28 En heeft bewoond verdelgde steden, en huizen, die men niet bewoonde, die gereed waren tot steen hopen te worden. 15:29 Hij zal niet rijk worden, en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde. 15:30 Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds. 15:31 Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen. 15:32 Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. 15:33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. 15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. 15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
15:24 Angst en benauwdheid verschrikken hem; zij overweldigt hem, gelijk een koning, bereid ten strijde. 15:25 Want hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan. 15:26 Hij loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog verhevene schilden. 15:27 Omdat hij zijn aangezicht met zijn vet bedekt heeft, en rimpelen gemaakt om de weekdarmen; 15:28 En heeft bewoond verdelgde steden, en huizen, die men niet bewoonde, die gereed waren tot steen hopen te worden. 15:29 Hij zal niet rijk worden, en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde. 15:30 Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds. 15:31 Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen. 15:32 Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. 15:33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. 15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. 15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
15:25 Want hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan. 15:26 Hij loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog verhevene schilden. 15:27 Omdat hij zijn aangezicht met zijn vet bedekt heeft, en rimpelen gemaakt om de weekdarmen; 15:28 En heeft bewoond verdelgde steden, en huizen, die men niet bewoonde, die gereed waren tot steen hopen te worden. 15:29 Hij zal niet rijk worden, en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde. 15:30 Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds. 15:31 Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen. 15:32 Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. 15:33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. 15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. 15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
15:26 Hij loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog verhevene schilden. 15:27 Omdat hij zijn aangezicht met zijn vet bedekt heeft, en rimpelen gemaakt om de weekdarmen; 15:28 En heeft bewoond verdelgde steden, en huizen, die men niet bewoonde, die gereed waren tot steen hopen te worden. 15:29 Hij zal niet rijk worden, en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde. 15:30 Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds. 15:31 Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen. 15:32 Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. 15:33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. 15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. 15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
15:27 Omdat hij zijn aangezicht met zijn vet bedekt heeft, en rimpelen gemaakt om de weekdarmen; 15:28 En heeft bewoond verdelgde steden, en huizen, die men niet bewoonde, die gereed waren tot steen hopen te worden. 15:29 Hij zal niet rijk worden, en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde. 15:30 Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds. 15:31 Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen. 15:32 Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. 15:33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. 15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. 15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
15:28 En heeft bewoond verdelgde steden, en huizen, die men niet bewoonde, die gereed waren tot steen hopen te worden. 15:29 Hij zal niet rijk worden, en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde. 15:30 Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds. 15:31 Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen. 15:32 Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. 15:33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. 15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. 15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
15:29 Hij zal niet rijk worden, en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde. 15:30 Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds. 15:31 Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen. 15:32 Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. 15:33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. 15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. 15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
15:30 Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds. 15:31 Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen. 15:32 Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. 15:33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. 15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. 15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
15:31 Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen. 15:32 Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. 15:33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. 15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. 15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
15:32 Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. 15:33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. 15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. 15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
15:33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. 15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. 15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. 15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
GOTO NEXT CHAPTER - BIBLE INDEX & SEARCH