8:1 Toen antwoordde Bildad, de Suhiet, en zeide: 8:2 Hoe lang zult gij deze dingen spreken, en de redenen uws monds een geweldige wind zijn? 8:3 Zou dan God het recht verkeren, en zou de Almachtige de gerechtigheid verkeren? 8:4 Indien uw kinderen gezondigd hebben tegen Hem, Hij heeft hen ook in de hand hunner overtreding geworpen. 8:5 Maar indien gij naar God vroeg zoekt, en tot den Almachtige om genade bidt; 8:6 Zo gij zuiver en recht zijt, gewisselijk zal Hij nu opwaken, om uwentwil, en Hij zal de woning uwer gerechtigheid volmaken. 8:7 Uw beginsel zal wel gering zijn; maar uw laatste zal zeer vermeerderd worden. 8:8 Want vraag toch naar het vorige geslacht, en bereid u tot de onderzoeking hunner vaderen. 8:9 Want wij zijn van gisteren en weten niet; dewijl onze dagen op de aarde een schaduw zijn. 8:10 Zullen die u niet leren, tot u spreken, en uit hun hart redenen voortbrengen? 8:11 Verheft zich de bieze zonder slijk? Groeit het rietgras zonder water? 8:12 Als het nog in zijn groenigheid is, hoewel het niet afgesneden wordt, nochtans verdort het voor alle gras. 8:13 Alzo zijn de paden van allen, die God vergeten; en de verwachting des huichelaars zal vergaan. 8:14 Van denwelke zijn hoop walgen zal; en zijn vertrouwen zal zijn een huis der spinnekop. 8:15 Hij zal op zijn huis leunen, maar het zal niet bestaan; hij zal zich daaraan vasthouden, maar het zal niet staande blijven. 8:16 Hij is sappig voor de zon, en zijn scheuten gaan over zijn hof uit. 8:17 Zijn wortelen worden bij de springader ingevlochten; hij ziet een stenige plaats. 8:18 Maar als God hem verslindt uit zijn plaats, zo zal zij hem loochenen, zeggende: Ik heb u niet gezien. 8:19 Zie, dat is vreugde zijns wegs; en uit het stof zullen anderen voortspruiten. 8:20 Zie, God zal den oprechte niet verwerpen; Hij vat ook de boosdoeners niet bij de hand; 8:21 Totdat Hij uw mond met gelach vervulle, en uw lippen met gejuich. 8:22 Uw haters zullen met schaamte bekleed worden; en de tent der goddelozen zal niet meer zijn.
8:2 Hoe lang zult gij deze dingen spreken, en de redenen uws monds een geweldige wind zijn? 8:3 Zou dan God het recht verkeren, en zou de Almachtige de gerechtigheid verkeren? 8:4 Indien uw kinderen gezondigd hebben tegen Hem, Hij heeft hen ook in de hand hunner overtreding geworpen. 8:5 Maar indien gij naar God vroeg zoekt, en tot den Almachtige om genade bidt; 8:6 Zo gij zuiver en recht zijt, gewisselijk zal Hij nu opwaken, om uwentwil, en Hij zal de woning uwer gerechtigheid volmaken. 8:7 Uw beginsel zal wel gering zijn; maar uw laatste zal zeer vermeerderd worden. 8:8 Want vraag toch naar het vorige geslacht, en bereid u tot de onderzoeking hunner vaderen. 8:9 Want wij zijn van gisteren en weten niet; dewijl onze dagen op de aarde een schaduw zijn. 8:10 Zullen die u niet leren, tot u spreken, en uit hun hart redenen voortbrengen? 8:11 Verheft zich de bieze zonder slijk? Groeit het rietgras zonder water? 8:12 Als het nog in zijn groenigheid is, hoewel het niet afgesneden wordt, nochtans verdort het voor alle gras. 8:13 Alzo zijn de paden van allen, die God vergeten; en de verwachting des huichelaars zal vergaan. 8:14 Van denwelke zijn hoop walgen zal; en zijn vertrouwen zal zijn een huis der spinnekop. 8:15 Hij zal op zijn huis leunen, maar het zal niet bestaan; hij zal zich daaraan vasthouden, maar het zal niet staande blijven. 8:16 Hij is sappig voor de zon, en zijn scheuten gaan over zijn hof uit. 8:17 Zijn wortelen worden bij de springader ingevlochten; hij ziet een stenige plaats. 8:18 Maar als God hem verslindt uit zijn plaats, zo zal zij hem loochenen, zeggende: Ik heb u niet gezien. 8:19 Zie, dat is vreugde zijns wegs; en uit het stof zullen anderen voortspruiten. 8:20 Zie, God zal den oprechte niet verwerpen; Hij vat ook de boosdoeners niet bij de hand; 8:21 Totdat Hij uw mond met gelach vervulle, en uw lippen met gejuich. 8:22 Uw haters zullen met schaamte bekleed worden; en de tent der goddelozen zal niet meer zijn.
8:3 Zou dan God het recht verkeren, en zou de Almachtige de gerechtigheid verkeren? 8:4 Indien uw kinderen gezondigd hebben tegen Hem, Hij heeft hen ook in de hand hunner overtreding geworpen. 8:5 Maar indien gij naar God vroeg zoekt, en tot den Almachtige om genade bidt; 8:6 Zo gij zuiver en recht zijt, gewisselijk zal Hij nu opwaken, om uwentwil, en Hij zal de woning uwer gerechtigheid volmaken. 8:7 Uw beginsel zal wel gering zijn; maar uw laatste zal zeer vermeerderd worden. 8:8 Want vraag toch naar het vorige geslacht, en bereid u tot de onderzoeking hunner vaderen. 8:9 Want wij zijn van gisteren en weten niet; dewijl onze dagen op de aarde een schaduw zijn. 8:10 Zullen die u niet leren, tot u spreken, en uit hun hart redenen voortbrengen? 8:11 Verheft zich de bieze zonder slijk? Groeit het rietgras zonder water? 8:12 Als het nog in zijn groenigheid is, hoewel het niet afgesneden wordt, nochtans verdort het voor alle gras. 8:13 Alzo zijn de paden van allen, die God vergeten; en de verwachting des huichelaars zal vergaan. 8:14 Van denwelke zijn hoop walgen zal; en zijn vertrouwen zal zijn een huis der spinnekop. 8:15 Hij zal op zijn huis leunen, maar het zal niet bestaan; hij zal zich daaraan vasthouden, maar het zal niet staande blijven. 8:16 Hij is sappig voor de zon, en zijn scheuten gaan over zijn hof uit. 8:17 Zijn wortelen worden bij de springader ingevlochten; hij ziet een stenige plaats. 8:18 Maar als God hem verslindt uit zijn plaats, zo zal zij hem loochenen, zeggende: Ik heb u niet gezien. 8:19 Zie, dat is vreugde zijns wegs; en uit het stof zullen anderen voortspruiten. 8:20 Zie, God zal den oprechte niet verwerpen; Hij vat ook de boosdoeners niet bij de hand; 8:21 Totdat Hij uw mond met gelach vervulle, en uw lippen met gejuich. 8:22 Uw haters zullen met schaamte bekleed worden; en de tent der goddelozen zal niet meer zijn.
8:4 Indien uw kinderen gezondigd hebben tegen Hem, Hij heeft hen ook in de hand hunner overtreding geworpen. 8:5 Maar indien gij naar God vroeg zoekt, en tot den Almachtige om genade bidt; 8:6 Zo gij zuiver en recht zijt, gewisselijk zal Hij nu opwaken, om uwentwil, en Hij zal de woning uwer gerechtigheid volmaken. 8:7 Uw beginsel zal wel gering zijn; maar uw laatste zal zeer vermeerderd worden. 8:8 Want vraag toch naar het vorige geslacht, en bereid u tot de onderzoeking hunner vaderen. 8:9 Want wij zijn van gisteren en weten niet; dewijl onze dagen op de aarde een schaduw zijn. 8:10 Zullen die u niet leren, tot u spreken, en uit hun hart redenen voortbrengen? 8:11 Verheft zich de bieze zonder slijk? Groeit het rietgras zonder water? 8:12 Als het nog in zijn groenigheid is, hoewel het niet afgesneden wordt, nochtans verdort het voor alle gras. 8:13 Alzo zijn de paden van allen, die God vergeten; en de verwachting des huichelaars zal vergaan. 8:14 Van denwelke zijn hoop walgen zal; en zijn vertrouwen zal zijn een huis der spinnekop. 8:15 Hij zal op zijn huis leunen, maar het zal niet bestaan; hij zal zich daaraan vasthouden, maar het zal niet staande blijven. 8:16 Hij is sappig voor de zon, en zijn scheuten gaan over zijn hof uit. 8:17 Zijn wortelen worden bij de springader ingevlochten; hij ziet een stenige plaats. 8:18 Maar als God hem verslindt uit zijn plaats, zo zal zij hem loochenen, zeggende: Ik heb u niet gezien. 8:19 Zie, dat is vreugde zijns wegs; en uit het stof zullen anderen voortspruiten. 8:20 Zie, God zal den oprechte niet verwerpen; Hij vat ook de boosdoeners niet bij de hand; 8:21 Totdat Hij uw mond met gelach vervulle, en uw lippen met gejuich. 8:22 Uw haters zullen met schaamte bekleed worden; en de tent der goddelozen zal niet meer zijn.
8:5 Maar indien gij naar God vroeg zoekt, en tot den Almachtige om genade bidt; 8:6 Zo gij zuiver en recht zijt, gewisselijk zal Hij nu opwaken, om uwentwil, en Hij zal de woning uwer gerechtigheid volmaken. 8:7 Uw beginsel zal wel gering zijn; maar uw laatste zal zeer vermeerderd worden. 8:8 Want vraag toch naar het vorige geslacht, en bereid u tot de onderzoeking hunner vaderen. 8:9 Want wij zijn van gisteren en weten niet; dewijl onze dagen op de aarde een schaduw zijn. 8:10 Zullen die u niet leren, tot u spreken, en uit hun hart redenen voortbrengen? 8:11 Verheft zich de bieze zonder slijk? Groeit het rietgras zonder water? 8:12 Als het nog in zijn groenigheid is, hoewel het niet afgesneden wordt, nochtans verdort het voor alle gras. 8:13 Alzo zijn de paden van allen, die God vergeten; en de verwachting des huichelaars zal vergaan. 8:14 Van denwelke zijn hoop walgen zal; en zijn vertrouwen zal zijn een huis der spinnekop. 8:15 Hij zal op zijn huis leunen, maar het zal niet bestaan; hij zal zich daaraan vasthouden, maar het zal niet staande blijven. 8:16 Hij is sappig voor de zon, en zijn scheuten gaan over zijn hof uit. 8:17 Zijn wortelen worden bij de springader ingevlochten; hij ziet een stenige plaats. 8:18 Maar als God hem verslindt uit zijn plaats, zo zal zij hem loochenen, zeggende: Ik heb u niet gezien. 8:19 Zie, dat is vreugde zijns wegs; en uit het stof zullen anderen voortspruiten. 8:20 Zie, God zal den oprechte niet verwerpen; Hij vat ook de boosdoeners niet bij de hand; 8:21 Totdat Hij uw mond met gelach vervulle, en uw lippen met gejuich. 8:22 Uw haters zullen met schaamte bekleed worden; en de tent der goddelozen zal niet meer zijn.
8:6 Zo gij zuiver en recht zijt, gewisselijk zal Hij nu opwaken, om uwentwil, en Hij zal de woning uwer gerechtigheid volmaken. 8:7 Uw beginsel zal wel gering zijn; maar uw laatste zal zeer vermeerderd worden. 8:8 Want vraag toch naar het vorige geslacht, en bereid u tot de onderzoeking hunner vaderen. 8:9 Want wij zijn van gisteren en weten niet; dewijl onze dagen op de aarde een schaduw zijn. 8:10 Zullen die u niet leren, tot u spreken, en uit hun hart redenen voortbrengen? 8:11 Verheft zich de bieze zonder slijk? Groeit het rietgras zonder water? 8:12 Als het nog in zijn groenigheid is, hoewel het niet afgesneden wordt, nochtans verdort het voor alle gras. 8:13 Alzo zijn de paden van allen, die God vergeten; en de verwachting des huichelaars zal vergaan. 8:14 Van denwelke zijn hoop walgen zal; en zijn vertrouwen zal zijn een huis der spinnekop. 8:15 Hij zal op zijn huis leunen, maar het zal niet bestaan; hij zal zich daaraan vasthouden, maar het zal niet staande blijven. 8:16 Hij is sappig voor de zon, en zijn scheuten gaan over zijn hof uit. 8:17 Zijn wortelen worden bij de springader ingevlochten; hij ziet een stenige plaats. 8:18 Maar als God hem verslindt uit zijn plaats, zo zal zij hem loochenen, zeggende: Ik heb u niet gezien. 8:19 Zie, dat is vreugde zijns wegs; en uit het stof zullen anderen voortspruiten. 8:20 Zie, God zal den oprechte niet verwerpen; Hij vat ook de boosdoeners niet bij de hand; 8:21 Totdat Hij uw mond met gelach vervulle, en uw lippen met gejuich. 8:22 Uw haters zullen met schaamte bekleed worden; en de tent der goddelozen zal niet meer zijn.
8:7 Uw beginsel zal wel gering zijn; maar uw laatste zal zeer vermeerderd worden. 8:8 Want vraag toch naar het vorige geslacht, en bereid u tot de onderzoeking hunner vaderen. 8:9 Want wij zijn van gisteren en weten niet; dewijl onze dagen op de aarde een schaduw zijn. 8:10 Zullen die u niet leren, tot u spreken, en uit hun hart redenen voortbrengen? 8:11 Verheft zich de bieze zonder slijk? Groeit het rietgras zonder water? 8:12 Als het nog in zijn groenigheid is, hoewel het niet afgesneden wordt, nochtans verdort het voor alle gras. 8:13 Alzo zijn de paden van allen, die God vergeten; en de verwachting des huichelaars zal vergaan. 8:14 Van denwelke zijn hoop walgen zal; en zijn vertrouwen zal zijn een huis der spinnekop. 8:15 Hij zal op zijn huis leunen, maar het zal niet bestaan; hij zal zich daaraan vasthouden, maar het zal niet staande blijven. 8:16 Hij is sappig voor de zon, en zijn scheuten gaan over zijn hof uit. 8:17 Zijn wortelen worden bij de springader ingevlochten; hij ziet een stenige plaats. 8:18 Maar als God hem verslindt uit zijn plaats, zo zal zij hem loochenen, zeggende: Ik heb u niet gezien. 8:19 Zie, dat is vreugde zijns wegs; en uit het stof zullen anderen voortspruiten. 8:20 Zie, God zal den oprechte niet verwerpen; Hij vat ook de boosdoeners niet bij de hand; 8:21 Totdat Hij uw mond met gelach vervulle, en uw lippen met gejuich. 8:22 Uw haters zullen met schaamte bekleed worden; en de tent der goddelozen zal niet meer zijn.
8:8 Want vraag toch naar het vorige geslacht, en bereid u tot de onderzoeking hunner vaderen. 8:9 Want wij zijn van gisteren en weten niet; dewijl onze dagen op de aarde een schaduw zijn. 8:10 Zullen die u niet leren, tot u spreken, en uit hun hart redenen voortbrengen? 8:11 Verheft zich de bieze zonder slijk? Groeit het rietgras zonder water? 8:12 Als het nog in zijn groenigheid is, hoewel het niet afgesneden wordt, nochtans verdort het voor alle gras. 8:13 Alzo zijn de paden van allen, die God vergeten; en de verwachting des huichelaars zal vergaan. 8:14 Van denwelke zijn hoop walgen zal; en zijn vertrouwen zal zijn een huis der spinnekop. 8:15 Hij zal op zijn huis leunen, maar het zal niet bestaan; hij zal zich daaraan vasthouden, maar het zal niet staande blijven. 8:16 Hij is sappig voor de zon, en zijn scheuten gaan over zijn hof uit. 8:17 Zijn wortelen worden bij de springader ingevlochten; hij ziet een stenige plaats. 8:18 Maar als God hem verslindt uit zijn plaats, zo zal zij hem loochenen, zeggende: Ik heb u niet gezien. 8:19 Zie, dat is vreugde zijns wegs; en uit het stof zullen anderen voortspruiten. 8:20 Zie, God zal den oprechte niet verwerpen; Hij vat ook de boosdoeners niet bij de hand; 8:21 Totdat Hij uw mond met gelach vervulle, en uw lippen met gejuich. 8:22 Uw haters zullen met schaamte bekleed worden; en de tent der goddelozen zal niet meer zijn.
8:9 Want wij zijn van gisteren en weten niet; dewijl onze dagen op de aarde een schaduw zijn. 8:10 Zullen die u niet leren, tot u spreken, en uit hun hart redenen voortbrengen? 8:11 Verheft zich de bieze zonder slijk? Groeit het rietgras zonder water? 8:12 Als het nog in zijn groenigheid is, hoewel het niet afgesneden wordt, nochtans verdort het voor alle gras. 8:13 Alzo zijn de paden van allen, die God vergeten; en de verwachting des huichelaars zal vergaan. 8:14 Van denwelke zijn hoop walgen zal; en zijn vertrouwen zal zijn een huis der spinnekop. 8:15 Hij zal op zijn huis leunen, maar het zal niet bestaan; hij zal zich daaraan vasthouden, maar het zal niet staande blijven. 8:16 Hij is sappig voor de zon, en zijn scheuten gaan over zijn hof uit. 8:17 Zijn wortelen worden bij de springader ingevlochten; hij ziet een stenige plaats. 8:18 Maar als God hem verslindt uit zijn plaats, zo zal zij hem loochenen, zeggende: Ik heb u niet gezien. 8:19 Zie, dat is vreugde zijns wegs; en uit het stof zullen anderen voortspruiten. 8:20 Zie, God zal den oprechte niet verwerpen; Hij vat ook de boosdoeners niet bij de hand; 8:21 Totdat Hij uw mond met gelach vervulle, en uw lippen met gejuich. 8:22 Uw haters zullen met schaamte bekleed worden; en de tent der goddelozen zal niet meer zijn.
8:10 Zullen die u niet leren, tot u spreken, en uit hun hart redenen voortbrengen? 8:11 Verheft zich de bieze zonder slijk? Groeit het rietgras zonder water? 8:12 Als het nog in zijn groenigheid is, hoewel het niet afgesneden wordt, nochtans verdort het voor alle gras. 8:13 Alzo zijn de paden van allen, die God vergeten; en de verwachting des huichelaars zal vergaan. 8:14 Van denwelke zijn hoop walgen zal; en zijn vertrouwen zal zijn een huis der spinnekop. 8:15 Hij zal op zijn huis leunen, maar het zal niet bestaan; hij zal zich daaraan vasthouden, maar het zal niet staande blijven. 8:16 Hij is sappig voor de zon, en zijn scheuten gaan over zijn hof uit. 8:17 Zijn wortelen worden bij de springader ingevlochten; hij ziet een stenige plaats. 8:18 Maar als God hem verslindt uit zijn plaats, zo zal zij hem loochenen, zeggende: Ik heb u niet gezien. 8:19 Zie, dat is vreugde zijns wegs; en uit het stof zullen anderen voortspruiten. 8:20 Zie, God zal den oprechte niet verwerpen; Hij vat ook de boosdoeners niet bij de hand; 8:21 Totdat Hij uw mond met gelach vervulle, en uw lippen met gejuich. 8:22 Uw haters zullen met schaamte bekleed worden; en de tent der goddelozen zal niet meer zijn.
8:11 Verheft zich de bieze zonder slijk? Groeit het rietgras zonder water? 8:12 Als het nog in zijn groenigheid is, hoewel het niet afgesneden wordt, nochtans verdort het voor alle gras. 8:13 Alzo zijn de paden van allen, die God vergeten; en de verwachting des huichelaars zal vergaan. 8:14 Van denwelke zijn hoop walgen zal; en zijn vertrouwen zal zijn een huis der spinnekop. 8:15 Hij zal op zijn huis leunen, maar het zal niet bestaan; hij zal zich daaraan vasthouden, maar het zal niet staande blijven. 8:16 Hij is sappig voor de zon, en zijn scheuten gaan over zijn hof uit. 8:17 Zijn wortelen worden bij de springader ingevlochten; hij ziet een stenige plaats. 8:18 Maar als God hem verslindt uit zijn plaats, zo zal zij hem loochenen, zeggende: Ik heb u niet gezien. 8:19 Zie, dat is vreugde zijns wegs; en uit het stof zullen anderen voortspruiten. 8:20 Zie, God zal den oprechte niet verwerpen; Hij vat ook de boosdoeners niet bij de hand; 8:21 Totdat Hij uw mond met gelach vervulle, en uw lippen met gejuich. 8:22 Uw haters zullen met schaamte bekleed worden; en de tent der goddelozen zal niet meer zijn.
8:12 Als het nog in zijn groenigheid is, hoewel het niet afgesneden wordt, nochtans verdort het voor alle gras. 8:13 Alzo zijn de paden van allen, die God vergeten; en de verwachting des huichelaars zal vergaan. 8:14 Van denwelke zijn hoop walgen zal; en zijn vertrouwen zal zijn een huis der spinnekop. 8:15 Hij zal op zijn huis leunen, maar het zal niet bestaan; hij zal zich daaraan vasthouden, maar het zal niet staande blijven. 8:16 Hij is sappig voor de zon, en zijn scheuten gaan over zijn hof uit. 8:17 Zijn wortelen worden bij de springader ingevlochten; hij ziet een stenige plaats. 8:18 Maar als God hem verslindt uit zijn plaats, zo zal zij hem loochenen, zeggende: Ik heb u niet gezien. 8:19 Zie, dat is vreugde zijns wegs; en uit het stof zullen anderen voortspruiten. 8:20 Zie, God zal den oprechte niet verwerpen; Hij vat ook de boosdoeners niet bij de hand; 8:21 Totdat Hij uw mond met gelach vervulle, en uw lippen met gejuich. 8:22 Uw haters zullen met schaamte bekleed worden; en de tent der goddelozen zal niet meer zijn.
8:13 Alzo zijn de paden van allen, die God vergeten; en de verwachting des huichelaars zal vergaan. 8:14 Van denwelke zijn hoop walgen zal; en zijn vertrouwen zal zijn een huis der spinnekop. 8:15 Hij zal op zijn huis leunen, maar het zal niet bestaan; hij zal zich daaraan vasthouden, maar het zal niet staande blijven. 8:16 Hij is sappig voor de zon, en zijn scheuten gaan over zijn hof uit. 8:17 Zijn wortelen worden bij de springader ingevlochten; hij ziet een stenige plaats. 8:18 Maar als God hem verslindt uit zijn plaats, zo zal zij hem loochenen, zeggende: Ik heb u niet gezien. 8:19 Zie, dat is vreugde zijns wegs; en uit het stof zullen anderen voortspruiten. 8:20 Zie, God zal den oprechte niet verwerpen; Hij vat ook de boosdoeners niet bij de hand; 8:21 Totdat Hij uw mond met gelach vervulle, en uw lippen met gejuich. 8:22 Uw haters zullen met schaamte bekleed worden; en de tent der goddelozen zal niet meer zijn.
8:14 Van denwelke zijn hoop walgen zal; en zijn vertrouwen zal zijn een huis der spinnekop. 8:15 Hij zal op zijn huis leunen, maar het zal niet bestaan; hij zal zich daaraan vasthouden, maar het zal niet staande blijven. 8:16 Hij is sappig voor de zon, en zijn scheuten gaan over zijn hof uit. 8:17 Zijn wortelen worden bij de springader ingevlochten; hij ziet een stenige plaats. 8:18 Maar als God hem verslindt uit zijn plaats, zo zal zij hem loochenen, zeggende: Ik heb u niet gezien. 8:19 Zie, dat is vreugde zijns wegs; en uit het stof zullen anderen voortspruiten. 8:20 Zie, God zal den oprechte niet verwerpen; Hij vat ook de boosdoeners niet bij de hand; 8:21 Totdat Hij uw mond met gelach vervulle, en uw lippen met gejuich. 8:22 Uw haters zullen met schaamte bekleed worden; en de tent der goddelozen zal niet meer zijn.
8:15 Hij zal op zijn huis leunen, maar het zal niet bestaan; hij zal zich daaraan vasthouden, maar het zal niet staande blijven. 8:16 Hij is sappig voor de zon, en zijn scheuten gaan over zijn hof uit. 8:17 Zijn wortelen worden bij de springader ingevlochten; hij ziet een stenige plaats. 8:18 Maar als God hem verslindt uit zijn plaats, zo zal zij hem loochenen, zeggende: Ik heb u niet gezien. 8:19 Zie, dat is vreugde zijns wegs; en uit het stof zullen anderen voortspruiten. 8:20 Zie, God zal den oprechte niet verwerpen; Hij vat ook de boosdoeners niet bij de hand; 8:21 Totdat Hij uw mond met gelach vervulle, en uw lippen met gejuich. 8:22 Uw haters zullen met schaamte bekleed worden; en de tent der goddelozen zal niet meer zijn.
8:16 Hij is sappig voor de zon, en zijn scheuten gaan over zijn hof uit. 8:17 Zijn wortelen worden bij de springader ingevlochten; hij ziet een stenige plaats. 8:18 Maar als God hem verslindt uit zijn plaats, zo zal zij hem loochenen, zeggende: Ik heb u niet gezien. 8:19 Zie, dat is vreugde zijns wegs; en uit het stof zullen anderen voortspruiten. 8:20 Zie, God zal den oprechte niet verwerpen; Hij vat ook de boosdoeners niet bij de hand; 8:21 Totdat Hij uw mond met gelach vervulle, en uw lippen met gejuich. 8:22 Uw haters zullen met schaamte bekleed worden; en de tent der goddelozen zal niet meer zijn.
8:17 Zijn wortelen worden bij de springader ingevlochten; hij ziet een stenige plaats. 8:18 Maar als God hem verslindt uit zijn plaats, zo zal zij hem loochenen, zeggende: Ik heb u niet gezien. 8:19 Zie, dat is vreugde zijns wegs; en uit het stof zullen anderen voortspruiten. 8:20 Zie, God zal den oprechte niet verwerpen; Hij vat ook de boosdoeners niet bij de hand; 8:21 Totdat Hij uw mond met gelach vervulle, en uw lippen met gejuich. 8:22 Uw haters zullen met schaamte bekleed worden; en de tent der goddelozen zal niet meer zijn.
8:18 Maar als God hem verslindt uit zijn plaats, zo zal zij hem loochenen, zeggende: Ik heb u niet gezien. 8:19 Zie, dat is vreugde zijns wegs; en uit het stof zullen anderen voortspruiten. 8:20 Zie, God zal den oprechte niet verwerpen; Hij vat ook de boosdoeners niet bij de hand; 8:21 Totdat Hij uw mond met gelach vervulle, en uw lippen met gejuich. 8:22 Uw haters zullen met schaamte bekleed worden; en de tent der goddelozen zal niet meer zijn.
8:19 Zie, dat is vreugde zijns wegs; en uit het stof zullen anderen voortspruiten. 8:20 Zie, God zal den oprechte niet verwerpen; Hij vat ook de boosdoeners niet bij de hand; 8:21 Totdat Hij uw mond met gelach vervulle, en uw lippen met gejuich. 8:22 Uw haters zullen met schaamte bekleed worden; en de tent der goddelozen zal niet meer zijn.
8:20 Zie, God zal den oprechte niet verwerpen; Hij vat ook de boosdoeners niet bij de hand; 8:21 Totdat Hij uw mond met gelach vervulle, en uw lippen met gejuich. 8:22 Uw haters zullen met schaamte bekleed worden; en de tent der goddelozen zal niet meer zijn.
8:21 Totdat Hij uw mond met gelach vervulle, en uw lippen met gejuich. 8:22 Uw haters zullen met schaamte bekleed worden; en de tent der goddelozen zal niet meer zijn.
8:22 Uw haters zullen met schaamte bekleed worden; en de tent der goddelozen zal niet meer zijn.
GOTO NEXT CHAPTER - BIBLE INDEX & SEARCH