25:1 Dit zijn ook spreuken van Salomo, die de mannen van Hizkia, den koning van Juda, uitgeschreven hebben. 25:2 Het is Gods eer een zaak te verbergen; maar de eer der koningen een zaak te doorgronden. 25:3 Aan de hoogte des hemels, en aan de diepte der aarde, en aan het hart der koningen is geen doorgronding. 25:4 Doe het schuim van het zilver weg, en er zal een vat voor den smelter uitkomen; 25:5 Doe den goddelozen weg van het aangezicht des konings, en zijn troon zal door gerechtigheid bevestigd worden. 25:6 Praal niet voor het aangezicht des konings, en sta niet in de plaats der groten; 25:7 Want het is beter, dat men tot u zegge: Kom hier bovenaan, dan dat men u vernedere voor het aangezicht eens prinsen, dien uw ogen gezien hebben. 25:8 Vaar niet haastelijk voort om te twisten, opdat gij misschien in het laatste daarvan niet wat doet, als uw naaste u zou mogen beschaamd hebben. 25:9 Twist uw twistzaak met uw naaste; maar openbaar het heimelijke van een ander niet; 25:10 Opdat degene, die het hoort, u niet smade; want uw kwaad gerucht zou niet afgekeerd worden. 25:11 Een rede, op zijn pas gesproken, is als gouden appelen in zilveren gebeelde schalen. 25:12 Een wijs bestraffer bij een horend oor, is een gouden oorsiersel, en een halssieraad van het fijnste goud. 25:13 Een trouw gezant is dengenen, die hem zenden, als de koude der sneeuw ten dage des oogstes; want hij verkwikt zijns heren ziel. 25:14 Een man, die zichzelven beroemt over een valse gift, is als wolken en wind, waar geen regen bij is. 25:15 Een overste wordt door lankmoedigheid overreed; en een zachte tong breekt het gebeente. 25:16 Hebt gij honig gevonden, eet dat u genoeg is; opdat gij misschien daarvan niet zat wordt, en dien uitspuwt. 25:17 Spaar uw voet van het huis uws naasten, opdat hij niet zat van u worde, en u hate. 25:18 Een man, tegen zijn naaste een valse getuigenis sprekende, is een hamer, en zwaard, en scherpe pijl. 25:19 Het vertrouwen op een trouweloze, ten dage der benauwdheid, is als een gebroken tand en verstuikte voet. 25:20 Die liederen zingt bij een treurig hart, is gelijk hij, die een kleed aflegt ten dage der koude, en edik op salpeter. 25:21 Indien dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken; 25:22 Want gij zult vurige kolen op zijn hoofd hopen, en de HEERE zal het u vergelden. 25:23 De noordenwind verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht de verborgen tong. 25:24 Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. 25:25 Een goede tijding uit een ver land is als koud water op een vermoeide ziel. 25:26 De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader. 25:27 Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer. 25:28 Een man, die zijn geest niet wederhouden kan, is een opengebrokene stad zonder muur.
25:2 Het is Gods eer een zaak te verbergen; maar de eer der koningen een zaak te doorgronden. 25:3 Aan de hoogte des hemels, en aan de diepte der aarde, en aan het hart der koningen is geen doorgronding. 25:4 Doe het schuim van het zilver weg, en er zal een vat voor den smelter uitkomen; 25:5 Doe den goddelozen weg van het aangezicht des konings, en zijn troon zal door gerechtigheid bevestigd worden. 25:6 Praal niet voor het aangezicht des konings, en sta niet in de plaats der groten; 25:7 Want het is beter, dat men tot u zegge: Kom hier bovenaan, dan dat men u vernedere voor het aangezicht eens prinsen, dien uw ogen gezien hebben. 25:8 Vaar niet haastelijk voort om te twisten, opdat gij misschien in het laatste daarvan niet wat doet, als uw naaste u zou mogen beschaamd hebben. 25:9 Twist uw twistzaak met uw naaste; maar openbaar het heimelijke van een ander niet; 25:10 Opdat degene, die het hoort, u niet smade; want uw kwaad gerucht zou niet afgekeerd worden. 25:11 Een rede, op zijn pas gesproken, is als gouden appelen in zilveren gebeelde schalen. 25:12 Een wijs bestraffer bij een horend oor, is een gouden oorsiersel, en een halssieraad van het fijnste goud. 25:13 Een trouw gezant is dengenen, die hem zenden, als de koude der sneeuw ten dage des oogstes; want hij verkwikt zijns heren ziel. 25:14 Een man, die zichzelven beroemt over een valse gift, is als wolken en wind, waar geen regen bij is. 25:15 Een overste wordt door lankmoedigheid overreed; en een zachte tong breekt het gebeente. 25:16 Hebt gij honig gevonden, eet dat u genoeg is; opdat gij misschien daarvan niet zat wordt, en dien uitspuwt. 25:17 Spaar uw voet van het huis uws naasten, opdat hij niet zat van u worde, en u hate. 25:18 Een man, tegen zijn naaste een valse getuigenis sprekende, is een hamer, en zwaard, en scherpe pijl. 25:19 Het vertrouwen op een trouweloze, ten dage der benauwdheid, is als een gebroken tand en verstuikte voet. 25:20 Die liederen zingt bij een treurig hart, is gelijk hij, die een kleed aflegt ten dage der koude, en edik op salpeter. 25:21 Indien dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken; 25:22 Want gij zult vurige kolen op zijn hoofd hopen, en de HEERE zal het u vergelden. 25:23 De noordenwind verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht de verborgen tong. 25:24 Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. 25:25 Een goede tijding uit een ver land is als koud water op een vermoeide ziel. 25:26 De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader. 25:27 Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer. 25:28 Een man, die zijn geest niet wederhouden kan, is een opengebrokene stad zonder muur.
25:3 Aan de hoogte des hemels, en aan de diepte der aarde, en aan het hart der koningen is geen doorgronding. 25:4 Doe het schuim van het zilver weg, en er zal een vat voor den smelter uitkomen; 25:5 Doe den goddelozen weg van het aangezicht des konings, en zijn troon zal door gerechtigheid bevestigd worden. 25:6 Praal niet voor het aangezicht des konings, en sta niet in de plaats der groten; 25:7 Want het is beter, dat men tot u zegge: Kom hier bovenaan, dan dat men u vernedere voor het aangezicht eens prinsen, dien uw ogen gezien hebben. 25:8 Vaar niet haastelijk voort om te twisten, opdat gij misschien in het laatste daarvan niet wat doet, als uw naaste u zou mogen beschaamd hebben. 25:9 Twist uw twistzaak met uw naaste; maar openbaar het heimelijke van een ander niet; 25:10 Opdat degene, die het hoort, u niet smade; want uw kwaad gerucht zou niet afgekeerd worden. 25:11 Een rede, op zijn pas gesproken, is als gouden appelen in zilveren gebeelde schalen. 25:12 Een wijs bestraffer bij een horend oor, is een gouden oorsiersel, en een halssieraad van het fijnste goud. 25:13 Een trouw gezant is dengenen, die hem zenden, als de koude der sneeuw ten dage des oogstes; want hij verkwikt zijns heren ziel. 25:14 Een man, die zichzelven beroemt over een valse gift, is als wolken en wind, waar geen regen bij is. 25:15 Een overste wordt door lankmoedigheid overreed; en een zachte tong breekt het gebeente. 25:16 Hebt gij honig gevonden, eet dat u genoeg is; opdat gij misschien daarvan niet zat wordt, en dien uitspuwt. 25:17 Spaar uw voet van het huis uws naasten, opdat hij niet zat van u worde, en u hate. 25:18 Een man, tegen zijn naaste een valse getuigenis sprekende, is een hamer, en zwaard, en scherpe pijl. 25:19 Het vertrouwen op een trouweloze, ten dage der benauwdheid, is als een gebroken tand en verstuikte voet. 25:20 Die liederen zingt bij een treurig hart, is gelijk hij, die een kleed aflegt ten dage der koude, en edik op salpeter. 25:21 Indien dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken; 25:22 Want gij zult vurige kolen op zijn hoofd hopen, en de HEERE zal het u vergelden. 25:23 De noordenwind verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht de verborgen tong. 25:24 Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. 25:25 Een goede tijding uit een ver land is als koud water op een vermoeide ziel. 25:26 De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader. 25:27 Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer. 25:28 Een man, die zijn geest niet wederhouden kan, is een opengebrokene stad zonder muur.
25:4 Doe het schuim van het zilver weg, en er zal een vat voor den smelter uitkomen; 25:5 Doe den goddelozen weg van het aangezicht des konings, en zijn troon zal door gerechtigheid bevestigd worden. 25:6 Praal niet voor het aangezicht des konings, en sta niet in de plaats der groten; 25:7 Want het is beter, dat men tot u zegge: Kom hier bovenaan, dan dat men u vernedere voor het aangezicht eens prinsen, dien uw ogen gezien hebben. 25:8 Vaar niet haastelijk voort om te twisten, opdat gij misschien in het laatste daarvan niet wat doet, als uw naaste u zou mogen beschaamd hebben. 25:9 Twist uw twistzaak met uw naaste; maar openbaar het heimelijke van een ander niet; 25:10 Opdat degene, die het hoort, u niet smade; want uw kwaad gerucht zou niet afgekeerd worden. 25:11 Een rede, op zijn pas gesproken, is als gouden appelen in zilveren gebeelde schalen. 25:12 Een wijs bestraffer bij een horend oor, is een gouden oorsiersel, en een halssieraad van het fijnste goud. 25:13 Een trouw gezant is dengenen, die hem zenden, als de koude der sneeuw ten dage des oogstes; want hij verkwikt zijns heren ziel. 25:14 Een man, die zichzelven beroemt over een valse gift, is als wolken en wind, waar geen regen bij is. 25:15 Een overste wordt door lankmoedigheid overreed; en een zachte tong breekt het gebeente. 25:16 Hebt gij honig gevonden, eet dat u genoeg is; opdat gij misschien daarvan niet zat wordt, en dien uitspuwt. 25:17 Spaar uw voet van het huis uws naasten, opdat hij niet zat van u worde, en u hate. 25:18 Een man, tegen zijn naaste een valse getuigenis sprekende, is een hamer, en zwaard, en scherpe pijl. 25:19 Het vertrouwen op een trouweloze, ten dage der benauwdheid, is als een gebroken tand en verstuikte voet. 25:20 Die liederen zingt bij een treurig hart, is gelijk hij, die een kleed aflegt ten dage der koude, en edik op salpeter. 25:21 Indien dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken; 25:22 Want gij zult vurige kolen op zijn hoofd hopen, en de HEERE zal het u vergelden. 25:23 De noordenwind verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht de verborgen tong. 25:24 Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. 25:25 Een goede tijding uit een ver land is als koud water op een vermoeide ziel. 25:26 De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader. 25:27 Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer. 25:28 Een man, die zijn geest niet wederhouden kan, is een opengebrokene stad zonder muur.
25:5 Doe den goddelozen weg van het aangezicht des konings, en zijn troon zal door gerechtigheid bevestigd worden. 25:6 Praal niet voor het aangezicht des konings, en sta niet in de plaats der groten; 25:7 Want het is beter, dat men tot u zegge: Kom hier bovenaan, dan dat men u vernedere voor het aangezicht eens prinsen, dien uw ogen gezien hebben. 25:8 Vaar niet haastelijk voort om te twisten, opdat gij misschien in het laatste daarvan niet wat doet, als uw naaste u zou mogen beschaamd hebben. 25:9 Twist uw twistzaak met uw naaste; maar openbaar het heimelijke van een ander niet; 25:10 Opdat degene, die het hoort, u niet smade; want uw kwaad gerucht zou niet afgekeerd worden. 25:11 Een rede, op zijn pas gesproken, is als gouden appelen in zilveren gebeelde schalen. 25:12 Een wijs bestraffer bij een horend oor, is een gouden oorsiersel, en een halssieraad van het fijnste goud. 25:13 Een trouw gezant is dengenen, die hem zenden, als de koude der sneeuw ten dage des oogstes; want hij verkwikt zijns heren ziel. 25:14 Een man, die zichzelven beroemt over een valse gift, is als wolken en wind, waar geen regen bij is. 25:15 Een overste wordt door lankmoedigheid overreed; en een zachte tong breekt het gebeente. 25:16 Hebt gij honig gevonden, eet dat u genoeg is; opdat gij misschien daarvan niet zat wordt, en dien uitspuwt. 25:17 Spaar uw voet van het huis uws naasten, opdat hij niet zat van u worde, en u hate. 25:18 Een man, tegen zijn naaste een valse getuigenis sprekende, is een hamer, en zwaard, en scherpe pijl. 25:19 Het vertrouwen op een trouweloze, ten dage der benauwdheid, is als een gebroken tand en verstuikte voet. 25:20 Die liederen zingt bij een treurig hart, is gelijk hij, die een kleed aflegt ten dage der koude, en edik op salpeter. 25:21 Indien dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken; 25:22 Want gij zult vurige kolen op zijn hoofd hopen, en de HEERE zal het u vergelden. 25:23 De noordenwind verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht de verborgen tong. 25:24 Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. 25:25 Een goede tijding uit een ver land is als koud water op een vermoeide ziel. 25:26 De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader. 25:27 Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer. 25:28 Een man, die zijn geest niet wederhouden kan, is een opengebrokene stad zonder muur.
25:6 Praal niet voor het aangezicht des konings, en sta niet in de plaats der groten; 25:7 Want het is beter, dat men tot u zegge: Kom hier bovenaan, dan dat men u vernedere voor het aangezicht eens prinsen, dien uw ogen gezien hebben. 25:8 Vaar niet haastelijk voort om te twisten, opdat gij misschien in het laatste daarvan niet wat doet, als uw naaste u zou mogen beschaamd hebben. 25:9 Twist uw twistzaak met uw naaste; maar openbaar het heimelijke van een ander niet; 25:10 Opdat degene, die het hoort, u niet smade; want uw kwaad gerucht zou niet afgekeerd worden. 25:11 Een rede, op zijn pas gesproken, is als gouden appelen in zilveren gebeelde schalen. 25:12 Een wijs bestraffer bij een horend oor, is een gouden oorsiersel, en een halssieraad van het fijnste goud. 25:13 Een trouw gezant is dengenen, die hem zenden, als de koude der sneeuw ten dage des oogstes; want hij verkwikt zijns heren ziel. 25:14 Een man, die zichzelven beroemt over een valse gift, is als wolken en wind, waar geen regen bij is. 25:15 Een overste wordt door lankmoedigheid overreed; en een zachte tong breekt het gebeente. 25:16 Hebt gij honig gevonden, eet dat u genoeg is; opdat gij misschien daarvan niet zat wordt, en dien uitspuwt. 25:17 Spaar uw voet van het huis uws naasten, opdat hij niet zat van u worde, en u hate. 25:18 Een man, tegen zijn naaste een valse getuigenis sprekende, is een hamer, en zwaard, en scherpe pijl. 25:19 Het vertrouwen op een trouweloze, ten dage der benauwdheid, is als een gebroken tand en verstuikte voet. 25:20 Die liederen zingt bij een treurig hart, is gelijk hij, die een kleed aflegt ten dage der koude, en edik op salpeter. 25:21 Indien dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken; 25:22 Want gij zult vurige kolen op zijn hoofd hopen, en de HEERE zal het u vergelden. 25:23 De noordenwind verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht de verborgen tong. 25:24 Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. 25:25 Een goede tijding uit een ver land is als koud water op een vermoeide ziel. 25:26 De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader. 25:27 Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer. 25:28 Een man, die zijn geest niet wederhouden kan, is een opengebrokene stad zonder muur.
25:7 Want het is beter, dat men tot u zegge: Kom hier bovenaan, dan dat men u vernedere voor het aangezicht eens prinsen, dien uw ogen gezien hebben. 25:8 Vaar niet haastelijk voort om te twisten, opdat gij misschien in het laatste daarvan niet wat doet, als uw naaste u zou mogen beschaamd hebben. 25:9 Twist uw twistzaak met uw naaste; maar openbaar het heimelijke van een ander niet; 25:10 Opdat degene, die het hoort, u niet smade; want uw kwaad gerucht zou niet afgekeerd worden. 25:11 Een rede, op zijn pas gesproken, is als gouden appelen in zilveren gebeelde schalen. 25:12 Een wijs bestraffer bij een horend oor, is een gouden oorsiersel, en een halssieraad van het fijnste goud. 25:13 Een trouw gezant is dengenen, die hem zenden, als de koude der sneeuw ten dage des oogstes; want hij verkwikt zijns heren ziel. 25:14 Een man, die zichzelven beroemt over een valse gift, is als wolken en wind, waar geen regen bij is. 25:15 Een overste wordt door lankmoedigheid overreed; en een zachte tong breekt het gebeente. 25:16 Hebt gij honig gevonden, eet dat u genoeg is; opdat gij misschien daarvan niet zat wordt, en dien uitspuwt. 25:17 Spaar uw voet van het huis uws naasten, opdat hij niet zat van u worde, en u hate. 25:18 Een man, tegen zijn naaste een valse getuigenis sprekende, is een hamer, en zwaard, en scherpe pijl. 25:19 Het vertrouwen op een trouweloze, ten dage der benauwdheid, is als een gebroken tand en verstuikte voet. 25:20 Die liederen zingt bij een treurig hart, is gelijk hij, die een kleed aflegt ten dage der koude, en edik op salpeter. 25:21 Indien dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken; 25:22 Want gij zult vurige kolen op zijn hoofd hopen, en de HEERE zal het u vergelden. 25:23 De noordenwind verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht de verborgen tong. 25:24 Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. 25:25 Een goede tijding uit een ver land is als koud water op een vermoeide ziel. 25:26 De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader. 25:27 Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer. 25:28 Een man, die zijn geest niet wederhouden kan, is een opengebrokene stad zonder muur.
25:8 Vaar niet haastelijk voort om te twisten, opdat gij misschien in het laatste daarvan niet wat doet, als uw naaste u zou mogen beschaamd hebben. 25:9 Twist uw twistzaak met uw naaste; maar openbaar het heimelijke van een ander niet; 25:10 Opdat degene, die het hoort, u niet smade; want uw kwaad gerucht zou niet afgekeerd worden. 25:11 Een rede, op zijn pas gesproken, is als gouden appelen in zilveren gebeelde schalen. 25:12 Een wijs bestraffer bij een horend oor, is een gouden oorsiersel, en een halssieraad van het fijnste goud. 25:13 Een trouw gezant is dengenen, die hem zenden, als de koude der sneeuw ten dage des oogstes; want hij verkwikt zijns heren ziel. 25:14 Een man, die zichzelven beroemt over een valse gift, is als wolken en wind, waar geen regen bij is. 25:15 Een overste wordt door lankmoedigheid overreed; en een zachte tong breekt het gebeente. 25:16 Hebt gij honig gevonden, eet dat u genoeg is; opdat gij misschien daarvan niet zat wordt, en dien uitspuwt. 25:17 Spaar uw voet van het huis uws naasten, opdat hij niet zat van u worde, en u hate. 25:18 Een man, tegen zijn naaste een valse getuigenis sprekende, is een hamer, en zwaard, en scherpe pijl. 25:19 Het vertrouwen op een trouweloze, ten dage der benauwdheid, is als een gebroken tand en verstuikte voet. 25:20 Die liederen zingt bij een treurig hart, is gelijk hij, die een kleed aflegt ten dage der koude, en edik op salpeter. 25:21 Indien dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken; 25:22 Want gij zult vurige kolen op zijn hoofd hopen, en de HEERE zal het u vergelden. 25:23 De noordenwind verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht de verborgen tong. 25:24 Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. 25:25 Een goede tijding uit een ver land is als koud water op een vermoeide ziel. 25:26 De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader. 25:27 Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer. 25:28 Een man, die zijn geest niet wederhouden kan, is een opengebrokene stad zonder muur.
25:9 Twist uw twistzaak met uw naaste; maar openbaar het heimelijke van een ander niet; 25:10 Opdat degene, die het hoort, u niet smade; want uw kwaad gerucht zou niet afgekeerd worden. 25:11 Een rede, op zijn pas gesproken, is als gouden appelen in zilveren gebeelde schalen. 25:12 Een wijs bestraffer bij een horend oor, is een gouden oorsiersel, en een halssieraad van het fijnste goud. 25:13 Een trouw gezant is dengenen, die hem zenden, als de koude der sneeuw ten dage des oogstes; want hij verkwikt zijns heren ziel. 25:14 Een man, die zichzelven beroemt over een valse gift, is als wolken en wind, waar geen regen bij is. 25:15 Een overste wordt door lankmoedigheid overreed; en een zachte tong breekt het gebeente. 25:16 Hebt gij honig gevonden, eet dat u genoeg is; opdat gij misschien daarvan niet zat wordt, en dien uitspuwt. 25:17 Spaar uw voet van het huis uws naasten, opdat hij niet zat van u worde, en u hate. 25:18 Een man, tegen zijn naaste een valse getuigenis sprekende, is een hamer, en zwaard, en scherpe pijl. 25:19 Het vertrouwen op een trouweloze, ten dage der benauwdheid, is als een gebroken tand en verstuikte voet. 25:20 Die liederen zingt bij een treurig hart, is gelijk hij, die een kleed aflegt ten dage der koude, en edik op salpeter. 25:21 Indien dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken; 25:22 Want gij zult vurige kolen op zijn hoofd hopen, en de HEERE zal het u vergelden. 25:23 De noordenwind verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht de verborgen tong. 25:24 Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. 25:25 Een goede tijding uit een ver land is als koud water op een vermoeide ziel. 25:26 De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader. 25:27 Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer. 25:28 Een man, die zijn geest niet wederhouden kan, is een opengebrokene stad zonder muur.
25:10 Opdat degene, die het hoort, u niet smade; want uw kwaad gerucht zou niet afgekeerd worden. 25:11 Een rede, op zijn pas gesproken, is als gouden appelen in zilveren gebeelde schalen. 25:12 Een wijs bestraffer bij een horend oor, is een gouden oorsiersel, en een halssieraad van het fijnste goud. 25:13 Een trouw gezant is dengenen, die hem zenden, als de koude der sneeuw ten dage des oogstes; want hij verkwikt zijns heren ziel. 25:14 Een man, die zichzelven beroemt over een valse gift, is als wolken en wind, waar geen regen bij is. 25:15 Een overste wordt door lankmoedigheid overreed; en een zachte tong breekt het gebeente. 25:16 Hebt gij honig gevonden, eet dat u genoeg is; opdat gij misschien daarvan niet zat wordt, en dien uitspuwt. 25:17 Spaar uw voet van het huis uws naasten, opdat hij niet zat van u worde, en u hate. 25:18 Een man, tegen zijn naaste een valse getuigenis sprekende, is een hamer, en zwaard, en scherpe pijl. 25:19 Het vertrouwen op een trouweloze, ten dage der benauwdheid, is als een gebroken tand en verstuikte voet. 25:20 Die liederen zingt bij een treurig hart, is gelijk hij, die een kleed aflegt ten dage der koude, en edik op salpeter. 25:21 Indien dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken; 25:22 Want gij zult vurige kolen op zijn hoofd hopen, en de HEERE zal het u vergelden. 25:23 De noordenwind verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht de verborgen tong. 25:24 Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. 25:25 Een goede tijding uit een ver land is als koud water op een vermoeide ziel. 25:26 De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader. 25:27 Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer. 25:28 Een man, die zijn geest niet wederhouden kan, is een opengebrokene stad zonder muur.
25:11 Een rede, op zijn pas gesproken, is als gouden appelen in zilveren gebeelde schalen. 25:12 Een wijs bestraffer bij een horend oor, is een gouden oorsiersel, en een halssieraad van het fijnste goud. 25:13 Een trouw gezant is dengenen, die hem zenden, als de koude der sneeuw ten dage des oogstes; want hij verkwikt zijns heren ziel. 25:14 Een man, die zichzelven beroemt over een valse gift, is als wolken en wind, waar geen regen bij is. 25:15 Een overste wordt door lankmoedigheid overreed; en een zachte tong breekt het gebeente. 25:16 Hebt gij honig gevonden, eet dat u genoeg is; opdat gij misschien daarvan niet zat wordt, en dien uitspuwt. 25:17 Spaar uw voet van het huis uws naasten, opdat hij niet zat van u worde, en u hate. 25:18 Een man, tegen zijn naaste een valse getuigenis sprekende, is een hamer, en zwaard, en scherpe pijl. 25:19 Het vertrouwen op een trouweloze, ten dage der benauwdheid, is als een gebroken tand en verstuikte voet. 25:20 Die liederen zingt bij een treurig hart, is gelijk hij, die een kleed aflegt ten dage der koude, en edik op salpeter. 25:21 Indien dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken; 25:22 Want gij zult vurige kolen op zijn hoofd hopen, en de HEERE zal het u vergelden. 25:23 De noordenwind verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht de verborgen tong. 25:24 Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. 25:25 Een goede tijding uit een ver land is als koud water op een vermoeide ziel. 25:26 De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader. 25:27 Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer. 25:28 Een man, die zijn geest niet wederhouden kan, is een opengebrokene stad zonder muur.
25:12 Een wijs bestraffer bij een horend oor, is een gouden oorsiersel, en een halssieraad van het fijnste goud. 25:13 Een trouw gezant is dengenen, die hem zenden, als de koude der sneeuw ten dage des oogstes; want hij verkwikt zijns heren ziel. 25:14 Een man, die zichzelven beroemt over een valse gift, is als wolken en wind, waar geen regen bij is. 25:15 Een overste wordt door lankmoedigheid overreed; en een zachte tong breekt het gebeente. 25:16 Hebt gij honig gevonden, eet dat u genoeg is; opdat gij misschien daarvan niet zat wordt, en dien uitspuwt. 25:17 Spaar uw voet van het huis uws naasten, opdat hij niet zat van u worde, en u hate. 25:18 Een man, tegen zijn naaste een valse getuigenis sprekende, is een hamer, en zwaard, en scherpe pijl. 25:19 Het vertrouwen op een trouweloze, ten dage der benauwdheid, is als een gebroken tand en verstuikte voet. 25:20 Die liederen zingt bij een treurig hart, is gelijk hij, die een kleed aflegt ten dage der koude, en edik op salpeter. 25:21 Indien dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken; 25:22 Want gij zult vurige kolen op zijn hoofd hopen, en de HEERE zal het u vergelden. 25:23 De noordenwind verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht de verborgen tong. 25:24 Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. 25:25 Een goede tijding uit een ver land is als koud water op een vermoeide ziel. 25:26 De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader. 25:27 Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer. 25:28 Een man, die zijn geest niet wederhouden kan, is een opengebrokene stad zonder muur.
25:13 Een trouw gezant is dengenen, die hem zenden, als de koude der sneeuw ten dage des oogstes; want hij verkwikt zijns heren ziel. 25:14 Een man, die zichzelven beroemt over een valse gift, is als wolken en wind, waar geen regen bij is. 25:15 Een overste wordt door lankmoedigheid overreed; en een zachte tong breekt het gebeente. 25:16 Hebt gij honig gevonden, eet dat u genoeg is; opdat gij misschien daarvan niet zat wordt, en dien uitspuwt. 25:17 Spaar uw voet van het huis uws naasten, opdat hij niet zat van u worde, en u hate. 25:18 Een man, tegen zijn naaste een valse getuigenis sprekende, is een hamer, en zwaard, en scherpe pijl. 25:19 Het vertrouwen op een trouweloze, ten dage der benauwdheid, is als een gebroken tand en verstuikte voet. 25:20 Die liederen zingt bij een treurig hart, is gelijk hij, die een kleed aflegt ten dage der koude, en edik op salpeter. 25:21 Indien dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken; 25:22 Want gij zult vurige kolen op zijn hoofd hopen, en de HEERE zal het u vergelden. 25:23 De noordenwind verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht de verborgen tong. 25:24 Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. 25:25 Een goede tijding uit een ver land is als koud water op een vermoeide ziel. 25:26 De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader. 25:27 Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer. 25:28 Een man, die zijn geest niet wederhouden kan, is een opengebrokene stad zonder muur.
25:14 Een man, die zichzelven beroemt over een valse gift, is als wolken en wind, waar geen regen bij is. 25:15 Een overste wordt door lankmoedigheid overreed; en een zachte tong breekt het gebeente. 25:16 Hebt gij honig gevonden, eet dat u genoeg is; opdat gij misschien daarvan niet zat wordt, en dien uitspuwt. 25:17 Spaar uw voet van het huis uws naasten, opdat hij niet zat van u worde, en u hate. 25:18 Een man, tegen zijn naaste een valse getuigenis sprekende, is een hamer, en zwaard, en scherpe pijl. 25:19 Het vertrouwen op een trouweloze, ten dage der benauwdheid, is als een gebroken tand en verstuikte voet. 25:20 Die liederen zingt bij een treurig hart, is gelijk hij, die een kleed aflegt ten dage der koude, en edik op salpeter. 25:21 Indien dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken; 25:22 Want gij zult vurige kolen op zijn hoofd hopen, en de HEERE zal het u vergelden. 25:23 De noordenwind verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht de verborgen tong. 25:24 Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. 25:25 Een goede tijding uit een ver land is als koud water op een vermoeide ziel. 25:26 De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader. 25:27 Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer. 25:28 Een man, die zijn geest niet wederhouden kan, is een opengebrokene stad zonder muur.
25:15 Een overste wordt door lankmoedigheid overreed; en een zachte tong breekt het gebeente. 25:16 Hebt gij honig gevonden, eet dat u genoeg is; opdat gij misschien daarvan niet zat wordt, en dien uitspuwt. 25:17 Spaar uw voet van het huis uws naasten, opdat hij niet zat van u worde, en u hate. 25:18 Een man, tegen zijn naaste een valse getuigenis sprekende, is een hamer, en zwaard, en scherpe pijl. 25:19 Het vertrouwen op een trouweloze, ten dage der benauwdheid, is als een gebroken tand en verstuikte voet. 25:20 Die liederen zingt bij een treurig hart, is gelijk hij, die een kleed aflegt ten dage der koude, en edik op salpeter. 25:21 Indien dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken; 25:22 Want gij zult vurige kolen op zijn hoofd hopen, en de HEERE zal het u vergelden. 25:23 De noordenwind verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht de verborgen tong. 25:24 Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. 25:25 Een goede tijding uit een ver land is als koud water op een vermoeide ziel. 25:26 De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader. 25:27 Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer. 25:28 Een man, die zijn geest niet wederhouden kan, is een opengebrokene stad zonder muur.
25:16 Hebt gij honig gevonden, eet dat u genoeg is; opdat gij misschien daarvan niet zat wordt, en dien uitspuwt. 25:17 Spaar uw voet van het huis uws naasten, opdat hij niet zat van u worde, en u hate. 25:18 Een man, tegen zijn naaste een valse getuigenis sprekende, is een hamer, en zwaard, en scherpe pijl. 25:19 Het vertrouwen op een trouweloze, ten dage der benauwdheid, is als een gebroken tand en verstuikte voet. 25:20 Die liederen zingt bij een treurig hart, is gelijk hij, die een kleed aflegt ten dage der koude, en edik op salpeter. 25:21 Indien dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken; 25:22 Want gij zult vurige kolen op zijn hoofd hopen, en de HEERE zal het u vergelden. 25:23 De noordenwind verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht de verborgen tong. 25:24 Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. 25:25 Een goede tijding uit een ver land is als koud water op een vermoeide ziel. 25:26 De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader. 25:27 Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer. 25:28 Een man, die zijn geest niet wederhouden kan, is een opengebrokene stad zonder muur.
25:17 Spaar uw voet van het huis uws naasten, opdat hij niet zat van u worde, en u hate. 25:18 Een man, tegen zijn naaste een valse getuigenis sprekende, is een hamer, en zwaard, en scherpe pijl. 25:19 Het vertrouwen op een trouweloze, ten dage der benauwdheid, is als een gebroken tand en verstuikte voet. 25:20 Die liederen zingt bij een treurig hart, is gelijk hij, die een kleed aflegt ten dage der koude, en edik op salpeter. 25:21 Indien dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken; 25:22 Want gij zult vurige kolen op zijn hoofd hopen, en de HEERE zal het u vergelden. 25:23 De noordenwind verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht de verborgen tong. 25:24 Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. 25:25 Een goede tijding uit een ver land is als koud water op een vermoeide ziel. 25:26 De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader. 25:27 Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer. 25:28 Een man, die zijn geest niet wederhouden kan, is een opengebrokene stad zonder muur.
25:18 Een man, tegen zijn naaste een valse getuigenis sprekende, is een hamer, en zwaard, en scherpe pijl. 25:19 Het vertrouwen op een trouweloze, ten dage der benauwdheid, is als een gebroken tand en verstuikte voet. 25:20 Die liederen zingt bij een treurig hart, is gelijk hij, die een kleed aflegt ten dage der koude, en edik op salpeter. 25:21 Indien dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken; 25:22 Want gij zult vurige kolen op zijn hoofd hopen, en de HEERE zal het u vergelden. 25:23 De noordenwind verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht de verborgen tong. 25:24 Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. 25:25 Een goede tijding uit een ver land is als koud water op een vermoeide ziel. 25:26 De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader. 25:27 Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer. 25:28 Een man, die zijn geest niet wederhouden kan, is een opengebrokene stad zonder muur.
25:19 Het vertrouwen op een trouweloze, ten dage der benauwdheid, is als een gebroken tand en verstuikte voet. 25:20 Die liederen zingt bij een treurig hart, is gelijk hij, die een kleed aflegt ten dage der koude, en edik op salpeter. 25:21 Indien dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken; 25:22 Want gij zult vurige kolen op zijn hoofd hopen, en de HEERE zal het u vergelden. 25:23 De noordenwind verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht de verborgen tong. 25:24 Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. 25:25 Een goede tijding uit een ver land is als koud water op een vermoeide ziel. 25:26 De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader. 25:27 Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer. 25:28 Een man, die zijn geest niet wederhouden kan, is een opengebrokene stad zonder muur.
25:20 Die liederen zingt bij een treurig hart, is gelijk hij, die een kleed aflegt ten dage der koude, en edik op salpeter. 25:21 Indien dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken; 25:22 Want gij zult vurige kolen op zijn hoofd hopen, en de HEERE zal het u vergelden. 25:23 De noordenwind verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht de verborgen tong. 25:24 Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. 25:25 Een goede tijding uit een ver land is als koud water op een vermoeide ziel. 25:26 De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader. 25:27 Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer. 25:28 Een man, die zijn geest niet wederhouden kan, is een opengebrokene stad zonder muur.
25:21 Indien dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken; 25:22 Want gij zult vurige kolen op zijn hoofd hopen, en de HEERE zal het u vergelden. 25:23 De noordenwind verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht de verborgen tong. 25:24 Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. 25:25 Een goede tijding uit een ver land is als koud water op een vermoeide ziel. 25:26 De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader. 25:27 Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer. 25:28 Een man, die zijn geest niet wederhouden kan, is een opengebrokene stad zonder muur.
25:22 Want gij zult vurige kolen op zijn hoofd hopen, en de HEERE zal het u vergelden. 25:23 De noordenwind verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht de verborgen tong. 25:24 Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. 25:25 Een goede tijding uit een ver land is als koud water op een vermoeide ziel. 25:26 De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader. 25:27 Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer. 25:28 Een man, die zijn geest niet wederhouden kan, is een opengebrokene stad zonder muur.
25:23 De noordenwind verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht de verborgen tong. 25:24 Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. 25:25 Een goede tijding uit een ver land is als koud water op een vermoeide ziel. 25:26 De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader. 25:27 Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer. 25:28 Een man, die zijn geest niet wederhouden kan, is een opengebrokene stad zonder muur.
25:24 Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. 25:25 Een goede tijding uit een ver land is als koud water op een vermoeide ziel. 25:26 De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader. 25:27 Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer. 25:28 Een man, die zijn geest niet wederhouden kan, is een opengebrokene stad zonder muur.
25:25 Een goede tijding uit een ver land is als koud water op een vermoeide ziel. 25:26 De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader. 25:27 Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer. 25:28 Een man, die zijn geest niet wederhouden kan, is een opengebrokene stad zonder muur.
25:26 De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader. 25:27 Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer. 25:28 Een man, die zijn geest niet wederhouden kan, is een opengebrokene stad zonder muur.
25:27 Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer. 25:28 Een man, die zijn geest niet wederhouden kan, is een opengebrokene stad zonder muur.
25:28 Een man, die zijn geest niet wederhouden kan, is een opengebrokene stad zonder muur.
GOTO NEXT CHAPTER - BIBLE INDEX & SEARCH