107:1 Looft den HEERE, want Hij is goed; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. 107:2 Dat zulks de bevrijden des HEEREN zeggen, die Hij van de hand der wederpartijders bevrijd heeft. 107:3 En die Hij uit de landen verzameld heeft, van het oosten en van het westen, van het noorden en van de zee. 107:4 Die in de woestijn dwaalden, in een weg der wildernis, die geen stad ter woning vonden; 107:5 Zij waren hongerig, ook dorstig; hun ziel was in hen overstelpt. 107:6 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, heeft Hij hen gered uit hun angsten; 107:7 En Hij leidde hen op een rechten weg, om te gaan tot een stad ter woning. 107:8 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:9 Want Hij heeft de dorstige ziel verzadigd, en de hongerige ziel met goed vervuld; 107:10 Die in duisternis en de schaduw des doods zaten, gebonden met verdrukking en ijzer; 107:11 Omdat zij wederspannig waren geweest tegen Gods geboden, en den raad des Allerhoogsten onwaardiglijk verworpen hadden. 107:12 Waarom Hij hun het hart door zwarigheid vernederd heeft; zij zijn gestruikeld, en er was geen helper. 107:13 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. 107:14 Hij voerde hen uit de duisternis en de schaduw des doods, en Hij brak hun banden. 107:15 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen; 107:16 Want Hij heeft de koperen deuren gebroken, en de ijzeren grendelen in stukken gehouwen. 107:17 De zotten worden om den weg hunner overtreding, en om hun ongerechtigheden geplaagd; 107:18 Hun ziel gruwelde van alle spijze, en zij waren tot aan de poorten des doods gekomen. 107:19 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. 107:20 Hij zond Zijn woord uit, en heelde hen, en rukte hen uit hun kuilen. 107:21 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:22 En dat zij lofofferen offeren, en met gejuich Zijn werken vertellen. 107:23 Die met schepen ter zee afvaren, handel doende op grote wateren; 107:24 Die zien de werken des HEEREN, en Zijn wonderwerken in de diepte. 107:25 Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft. 107:26 Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst. 107:27 Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden. 107:28 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten. 107:29 Hij doet de storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen. 107:30 Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft. 107:31 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:32 En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. 107:33 Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land. 107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:2 Dat zulks de bevrijden des HEEREN zeggen, die Hij van de hand der wederpartijders bevrijd heeft. 107:3 En die Hij uit de landen verzameld heeft, van het oosten en van het westen, van het noorden en van de zee. 107:4 Die in de woestijn dwaalden, in een weg der wildernis, die geen stad ter woning vonden; 107:5 Zij waren hongerig, ook dorstig; hun ziel was in hen overstelpt. 107:6 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, heeft Hij hen gered uit hun angsten; 107:7 En Hij leidde hen op een rechten weg, om te gaan tot een stad ter woning. 107:8 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:9 Want Hij heeft de dorstige ziel verzadigd, en de hongerige ziel met goed vervuld; 107:10 Die in duisternis en de schaduw des doods zaten, gebonden met verdrukking en ijzer; 107:11 Omdat zij wederspannig waren geweest tegen Gods geboden, en den raad des Allerhoogsten onwaardiglijk verworpen hadden. 107:12 Waarom Hij hun het hart door zwarigheid vernederd heeft; zij zijn gestruikeld, en er was geen helper. 107:13 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. 107:14 Hij voerde hen uit de duisternis en de schaduw des doods, en Hij brak hun banden. 107:15 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen; 107:16 Want Hij heeft de koperen deuren gebroken, en de ijzeren grendelen in stukken gehouwen. 107:17 De zotten worden om den weg hunner overtreding, en om hun ongerechtigheden geplaagd; 107:18 Hun ziel gruwelde van alle spijze, en zij waren tot aan de poorten des doods gekomen. 107:19 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. 107:20 Hij zond Zijn woord uit, en heelde hen, en rukte hen uit hun kuilen. 107:21 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:22 En dat zij lofofferen offeren, en met gejuich Zijn werken vertellen. 107:23 Die met schepen ter zee afvaren, handel doende op grote wateren; 107:24 Die zien de werken des HEEREN, en Zijn wonderwerken in de diepte. 107:25 Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft. 107:26 Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst. 107:27 Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden. 107:28 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten. 107:29 Hij doet de storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen. 107:30 Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft. 107:31 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:32 En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. 107:33 Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land. 107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:3 En die Hij uit de landen verzameld heeft, van het oosten en van het westen, van het noorden en van de zee. 107:4 Die in de woestijn dwaalden, in een weg der wildernis, die geen stad ter woning vonden; 107:5 Zij waren hongerig, ook dorstig; hun ziel was in hen overstelpt. 107:6 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, heeft Hij hen gered uit hun angsten; 107:7 En Hij leidde hen op een rechten weg, om te gaan tot een stad ter woning. 107:8 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:9 Want Hij heeft de dorstige ziel verzadigd, en de hongerige ziel met goed vervuld; 107:10 Die in duisternis en de schaduw des doods zaten, gebonden met verdrukking en ijzer; 107:11 Omdat zij wederspannig waren geweest tegen Gods geboden, en den raad des Allerhoogsten onwaardiglijk verworpen hadden. 107:12 Waarom Hij hun het hart door zwarigheid vernederd heeft; zij zijn gestruikeld, en er was geen helper. 107:13 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. 107:14 Hij voerde hen uit de duisternis en de schaduw des doods, en Hij brak hun banden. 107:15 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen; 107:16 Want Hij heeft de koperen deuren gebroken, en de ijzeren grendelen in stukken gehouwen. 107:17 De zotten worden om den weg hunner overtreding, en om hun ongerechtigheden geplaagd; 107:18 Hun ziel gruwelde van alle spijze, en zij waren tot aan de poorten des doods gekomen. 107:19 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. 107:20 Hij zond Zijn woord uit, en heelde hen, en rukte hen uit hun kuilen. 107:21 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:22 En dat zij lofofferen offeren, en met gejuich Zijn werken vertellen. 107:23 Die met schepen ter zee afvaren, handel doende op grote wateren; 107:24 Die zien de werken des HEEREN, en Zijn wonderwerken in de diepte. 107:25 Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft. 107:26 Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst. 107:27 Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden. 107:28 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten. 107:29 Hij doet de storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen. 107:30 Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft. 107:31 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:32 En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. 107:33 Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land. 107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:4 Die in de woestijn dwaalden, in een weg der wildernis, die geen stad ter woning vonden; 107:5 Zij waren hongerig, ook dorstig; hun ziel was in hen overstelpt. 107:6 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, heeft Hij hen gered uit hun angsten; 107:7 En Hij leidde hen op een rechten weg, om te gaan tot een stad ter woning. 107:8 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:9 Want Hij heeft de dorstige ziel verzadigd, en de hongerige ziel met goed vervuld; 107:10 Die in duisternis en de schaduw des doods zaten, gebonden met verdrukking en ijzer; 107:11 Omdat zij wederspannig waren geweest tegen Gods geboden, en den raad des Allerhoogsten onwaardiglijk verworpen hadden. 107:12 Waarom Hij hun het hart door zwarigheid vernederd heeft; zij zijn gestruikeld, en er was geen helper. 107:13 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. 107:14 Hij voerde hen uit de duisternis en de schaduw des doods, en Hij brak hun banden. 107:15 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen; 107:16 Want Hij heeft de koperen deuren gebroken, en de ijzeren grendelen in stukken gehouwen. 107:17 De zotten worden om den weg hunner overtreding, en om hun ongerechtigheden geplaagd; 107:18 Hun ziel gruwelde van alle spijze, en zij waren tot aan de poorten des doods gekomen. 107:19 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. 107:20 Hij zond Zijn woord uit, en heelde hen, en rukte hen uit hun kuilen. 107:21 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:22 En dat zij lofofferen offeren, en met gejuich Zijn werken vertellen. 107:23 Die met schepen ter zee afvaren, handel doende op grote wateren; 107:24 Die zien de werken des HEEREN, en Zijn wonderwerken in de diepte. 107:25 Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft. 107:26 Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst. 107:27 Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden. 107:28 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten. 107:29 Hij doet de storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen. 107:30 Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft. 107:31 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:32 En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. 107:33 Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land. 107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:5 Zij waren hongerig, ook dorstig; hun ziel was in hen overstelpt. 107:6 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, heeft Hij hen gered uit hun angsten; 107:7 En Hij leidde hen op een rechten weg, om te gaan tot een stad ter woning. 107:8 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:9 Want Hij heeft de dorstige ziel verzadigd, en de hongerige ziel met goed vervuld; 107:10 Die in duisternis en de schaduw des doods zaten, gebonden met verdrukking en ijzer; 107:11 Omdat zij wederspannig waren geweest tegen Gods geboden, en den raad des Allerhoogsten onwaardiglijk verworpen hadden. 107:12 Waarom Hij hun het hart door zwarigheid vernederd heeft; zij zijn gestruikeld, en er was geen helper. 107:13 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. 107:14 Hij voerde hen uit de duisternis en de schaduw des doods, en Hij brak hun banden. 107:15 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen; 107:16 Want Hij heeft de koperen deuren gebroken, en de ijzeren grendelen in stukken gehouwen. 107:17 De zotten worden om den weg hunner overtreding, en om hun ongerechtigheden geplaagd; 107:18 Hun ziel gruwelde van alle spijze, en zij waren tot aan de poorten des doods gekomen. 107:19 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. 107:20 Hij zond Zijn woord uit, en heelde hen, en rukte hen uit hun kuilen. 107:21 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:22 En dat zij lofofferen offeren, en met gejuich Zijn werken vertellen. 107:23 Die met schepen ter zee afvaren, handel doende op grote wateren; 107:24 Die zien de werken des HEEREN, en Zijn wonderwerken in de diepte. 107:25 Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft. 107:26 Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst. 107:27 Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden. 107:28 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten. 107:29 Hij doet de storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen. 107:30 Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft. 107:31 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:32 En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. 107:33 Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land. 107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:6 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, heeft Hij hen gered uit hun angsten; 107:7 En Hij leidde hen op een rechten weg, om te gaan tot een stad ter woning. 107:8 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:9 Want Hij heeft de dorstige ziel verzadigd, en de hongerige ziel met goed vervuld; 107:10 Die in duisternis en de schaduw des doods zaten, gebonden met verdrukking en ijzer; 107:11 Omdat zij wederspannig waren geweest tegen Gods geboden, en den raad des Allerhoogsten onwaardiglijk verworpen hadden. 107:12 Waarom Hij hun het hart door zwarigheid vernederd heeft; zij zijn gestruikeld, en er was geen helper. 107:13 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. 107:14 Hij voerde hen uit de duisternis en de schaduw des doods, en Hij brak hun banden. 107:15 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen; 107:16 Want Hij heeft de koperen deuren gebroken, en de ijzeren grendelen in stukken gehouwen. 107:17 De zotten worden om den weg hunner overtreding, en om hun ongerechtigheden geplaagd; 107:18 Hun ziel gruwelde van alle spijze, en zij waren tot aan de poorten des doods gekomen. 107:19 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. 107:20 Hij zond Zijn woord uit, en heelde hen, en rukte hen uit hun kuilen. 107:21 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:22 En dat zij lofofferen offeren, en met gejuich Zijn werken vertellen. 107:23 Die met schepen ter zee afvaren, handel doende op grote wateren; 107:24 Die zien de werken des HEEREN, en Zijn wonderwerken in de diepte. 107:25 Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft. 107:26 Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst. 107:27 Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden. 107:28 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten. 107:29 Hij doet de storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen. 107:30 Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft. 107:31 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:32 En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. 107:33 Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land. 107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:7 En Hij leidde hen op een rechten weg, om te gaan tot een stad ter woning. 107:8 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:9 Want Hij heeft de dorstige ziel verzadigd, en de hongerige ziel met goed vervuld; 107:10 Die in duisternis en de schaduw des doods zaten, gebonden met verdrukking en ijzer; 107:11 Omdat zij wederspannig waren geweest tegen Gods geboden, en den raad des Allerhoogsten onwaardiglijk verworpen hadden. 107:12 Waarom Hij hun het hart door zwarigheid vernederd heeft; zij zijn gestruikeld, en er was geen helper. 107:13 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. 107:14 Hij voerde hen uit de duisternis en de schaduw des doods, en Hij brak hun banden. 107:15 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen; 107:16 Want Hij heeft de koperen deuren gebroken, en de ijzeren grendelen in stukken gehouwen. 107:17 De zotten worden om den weg hunner overtreding, en om hun ongerechtigheden geplaagd; 107:18 Hun ziel gruwelde van alle spijze, en zij waren tot aan de poorten des doods gekomen. 107:19 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. 107:20 Hij zond Zijn woord uit, en heelde hen, en rukte hen uit hun kuilen. 107:21 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:22 En dat zij lofofferen offeren, en met gejuich Zijn werken vertellen. 107:23 Die met schepen ter zee afvaren, handel doende op grote wateren; 107:24 Die zien de werken des HEEREN, en Zijn wonderwerken in de diepte. 107:25 Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft. 107:26 Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst. 107:27 Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden. 107:28 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten. 107:29 Hij doet de storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen. 107:30 Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft. 107:31 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:32 En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. 107:33 Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land. 107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:8 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:9 Want Hij heeft de dorstige ziel verzadigd, en de hongerige ziel met goed vervuld; 107:10 Die in duisternis en de schaduw des doods zaten, gebonden met verdrukking en ijzer; 107:11 Omdat zij wederspannig waren geweest tegen Gods geboden, en den raad des Allerhoogsten onwaardiglijk verworpen hadden. 107:12 Waarom Hij hun het hart door zwarigheid vernederd heeft; zij zijn gestruikeld, en er was geen helper. 107:13 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. 107:14 Hij voerde hen uit de duisternis en de schaduw des doods, en Hij brak hun banden. 107:15 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen; 107:16 Want Hij heeft de koperen deuren gebroken, en de ijzeren grendelen in stukken gehouwen. 107:17 De zotten worden om den weg hunner overtreding, en om hun ongerechtigheden geplaagd; 107:18 Hun ziel gruwelde van alle spijze, en zij waren tot aan de poorten des doods gekomen. 107:19 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. 107:20 Hij zond Zijn woord uit, en heelde hen, en rukte hen uit hun kuilen. 107:21 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:22 En dat zij lofofferen offeren, en met gejuich Zijn werken vertellen. 107:23 Die met schepen ter zee afvaren, handel doende op grote wateren; 107:24 Die zien de werken des HEEREN, en Zijn wonderwerken in de diepte. 107:25 Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft. 107:26 Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst. 107:27 Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden. 107:28 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten. 107:29 Hij doet de storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen. 107:30 Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft. 107:31 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:32 En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. 107:33 Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land. 107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:9 Want Hij heeft de dorstige ziel verzadigd, en de hongerige ziel met goed vervuld; 107:10 Die in duisternis en de schaduw des doods zaten, gebonden met verdrukking en ijzer; 107:11 Omdat zij wederspannig waren geweest tegen Gods geboden, en den raad des Allerhoogsten onwaardiglijk verworpen hadden. 107:12 Waarom Hij hun het hart door zwarigheid vernederd heeft; zij zijn gestruikeld, en er was geen helper. 107:13 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. 107:14 Hij voerde hen uit de duisternis en de schaduw des doods, en Hij brak hun banden. 107:15 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen; 107:16 Want Hij heeft de koperen deuren gebroken, en de ijzeren grendelen in stukken gehouwen. 107:17 De zotten worden om den weg hunner overtreding, en om hun ongerechtigheden geplaagd; 107:18 Hun ziel gruwelde van alle spijze, en zij waren tot aan de poorten des doods gekomen. 107:19 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. 107:20 Hij zond Zijn woord uit, en heelde hen, en rukte hen uit hun kuilen. 107:21 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:22 En dat zij lofofferen offeren, en met gejuich Zijn werken vertellen. 107:23 Die met schepen ter zee afvaren, handel doende op grote wateren; 107:24 Die zien de werken des HEEREN, en Zijn wonderwerken in de diepte. 107:25 Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft. 107:26 Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst. 107:27 Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden. 107:28 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten. 107:29 Hij doet de storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen. 107:30 Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft. 107:31 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:32 En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. 107:33 Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land. 107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:10 Die in duisternis en de schaduw des doods zaten, gebonden met verdrukking en ijzer; 107:11 Omdat zij wederspannig waren geweest tegen Gods geboden, en den raad des Allerhoogsten onwaardiglijk verworpen hadden. 107:12 Waarom Hij hun het hart door zwarigheid vernederd heeft; zij zijn gestruikeld, en er was geen helper. 107:13 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. 107:14 Hij voerde hen uit de duisternis en de schaduw des doods, en Hij brak hun banden. 107:15 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen; 107:16 Want Hij heeft de koperen deuren gebroken, en de ijzeren grendelen in stukken gehouwen. 107:17 De zotten worden om den weg hunner overtreding, en om hun ongerechtigheden geplaagd; 107:18 Hun ziel gruwelde van alle spijze, en zij waren tot aan de poorten des doods gekomen. 107:19 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. 107:20 Hij zond Zijn woord uit, en heelde hen, en rukte hen uit hun kuilen. 107:21 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:22 En dat zij lofofferen offeren, en met gejuich Zijn werken vertellen. 107:23 Die met schepen ter zee afvaren, handel doende op grote wateren; 107:24 Die zien de werken des HEEREN, en Zijn wonderwerken in de diepte. 107:25 Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft. 107:26 Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst. 107:27 Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden. 107:28 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten. 107:29 Hij doet de storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen. 107:30 Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft. 107:31 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:32 En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. 107:33 Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land. 107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:11 Omdat zij wederspannig waren geweest tegen Gods geboden, en den raad des Allerhoogsten onwaardiglijk verworpen hadden. 107:12 Waarom Hij hun het hart door zwarigheid vernederd heeft; zij zijn gestruikeld, en er was geen helper. 107:13 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. 107:14 Hij voerde hen uit de duisternis en de schaduw des doods, en Hij brak hun banden. 107:15 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen; 107:16 Want Hij heeft de koperen deuren gebroken, en de ijzeren grendelen in stukken gehouwen. 107:17 De zotten worden om den weg hunner overtreding, en om hun ongerechtigheden geplaagd; 107:18 Hun ziel gruwelde van alle spijze, en zij waren tot aan de poorten des doods gekomen. 107:19 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. 107:20 Hij zond Zijn woord uit, en heelde hen, en rukte hen uit hun kuilen. 107:21 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:22 En dat zij lofofferen offeren, en met gejuich Zijn werken vertellen. 107:23 Die met schepen ter zee afvaren, handel doende op grote wateren; 107:24 Die zien de werken des HEEREN, en Zijn wonderwerken in de diepte. 107:25 Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft. 107:26 Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst. 107:27 Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden. 107:28 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten. 107:29 Hij doet de storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen. 107:30 Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft. 107:31 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:32 En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. 107:33 Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land. 107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:12 Waarom Hij hun het hart door zwarigheid vernederd heeft; zij zijn gestruikeld, en er was geen helper. 107:13 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. 107:14 Hij voerde hen uit de duisternis en de schaduw des doods, en Hij brak hun banden. 107:15 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen; 107:16 Want Hij heeft de koperen deuren gebroken, en de ijzeren grendelen in stukken gehouwen. 107:17 De zotten worden om den weg hunner overtreding, en om hun ongerechtigheden geplaagd; 107:18 Hun ziel gruwelde van alle spijze, en zij waren tot aan de poorten des doods gekomen. 107:19 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. 107:20 Hij zond Zijn woord uit, en heelde hen, en rukte hen uit hun kuilen. 107:21 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:22 En dat zij lofofferen offeren, en met gejuich Zijn werken vertellen. 107:23 Die met schepen ter zee afvaren, handel doende op grote wateren; 107:24 Die zien de werken des HEEREN, en Zijn wonderwerken in de diepte. 107:25 Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft. 107:26 Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst. 107:27 Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden. 107:28 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten. 107:29 Hij doet de storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen. 107:30 Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft. 107:31 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:32 En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. 107:33 Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land. 107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:13 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. 107:14 Hij voerde hen uit de duisternis en de schaduw des doods, en Hij brak hun banden. 107:15 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen; 107:16 Want Hij heeft de koperen deuren gebroken, en de ijzeren grendelen in stukken gehouwen. 107:17 De zotten worden om den weg hunner overtreding, en om hun ongerechtigheden geplaagd; 107:18 Hun ziel gruwelde van alle spijze, en zij waren tot aan de poorten des doods gekomen. 107:19 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. 107:20 Hij zond Zijn woord uit, en heelde hen, en rukte hen uit hun kuilen. 107:21 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:22 En dat zij lofofferen offeren, en met gejuich Zijn werken vertellen. 107:23 Die met schepen ter zee afvaren, handel doende op grote wateren; 107:24 Die zien de werken des HEEREN, en Zijn wonderwerken in de diepte. 107:25 Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft. 107:26 Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst. 107:27 Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden. 107:28 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten. 107:29 Hij doet de storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen. 107:30 Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft. 107:31 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:32 En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. 107:33 Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land. 107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:14 Hij voerde hen uit de duisternis en de schaduw des doods, en Hij brak hun banden. 107:15 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen; 107:16 Want Hij heeft de koperen deuren gebroken, en de ijzeren grendelen in stukken gehouwen. 107:17 De zotten worden om den weg hunner overtreding, en om hun ongerechtigheden geplaagd; 107:18 Hun ziel gruwelde van alle spijze, en zij waren tot aan de poorten des doods gekomen. 107:19 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. 107:20 Hij zond Zijn woord uit, en heelde hen, en rukte hen uit hun kuilen. 107:21 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:22 En dat zij lofofferen offeren, en met gejuich Zijn werken vertellen. 107:23 Die met schepen ter zee afvaren, handel doende op grote wateren; 107:24 Die zien de werken des HEEREN, en Zijn wonderwerken in de diepte. 107:25 Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft. 107:26 Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst. 107:27 Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden. 107:28 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten. 107:29 Hij doet de storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen. 107:30 Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft. 107:31 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:32 En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. 107:33 Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land. 107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:15 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen; 107:16 Want Hij heeft de koperen deuren gebroken, en de ijzeren grendelen in stukken gehouwen. 107:17 De zotten worden om den weg hunner overtreding, en om hun ongerechtigheden geplaagd; 107:18 Hun ziel gruwelde van alle spijze, en zij waren tot aan de poorten des doods gekomen. 107:19 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. 107:20 Hij zond Zijn woord uit, en heelde hen, en rukte hen uit hun kuilen. 107:21 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:22 En dat zij lofofferen offeren, en met gejuich Zijn werken vertellen. 107:23 Die met schepen ter zee afvaren, handel doende op grote wateren; 107:24 Die zien de werken des HEEREN, en Zijn wonderwerken in de diepte. 107:25 Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft. 107:26 Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst. 107:27 Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden. 107:28 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten. 107:29 Hij doet de storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen. 107:30 Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft. 107:31 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:32 En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. 107:33 Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land. 107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:16 Want Hij heeft de koperen deuren gebroken, en de ijzeren grendelen in stukken gehouwen. 107:17 De zotten worden om den weg hunner overtreding, en om hun ongerechtigheden geplaagd; 107:18 Hun ziel gruwelde van alle spijze, en zij waren tot aan de poorten des doods gekomen. 107:19 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. 107:20 Hij zond Zijn woord uit, en heelde hen, en rukte hen uit hun kuilen. 107:21 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:22 En dat zij lofofferen offeren, en met gejuich Zijn werken vertellen. 107:23 Die met schepen ter zee afvaren, handel doende op grote wateren; 107:24 Die zien de werken des HEEREN, en Zijn wonderwerken in de diepte. 107:25 Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft. 107:26 Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst. 107:27 Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden. 107:28 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten. 107:29 Hij doet de storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen. 107:30 Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft. 107:31 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:32 En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. 107:33 Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land. 107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:17 De zotten worden om den weg hunner overtreding, en om hun ongerechtigheden geplaagd; 107:18 Hun ziel gruwelde van alle spijze, en zij waren tot aan de poorten des doods gekomen. 107:19 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. 107:20 Hij zond Zijn woord uit, en heelde hen, en rukte hen uit hun kuilen. 107:21 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:22 En dat zij lofofferen offeren, en met gejuich Zijn werken vertellen. 107:23 Die met schepen ter zee afvaren, handel doende op grote wateren; 107:24 Die zien de werken des HEEREN, en Zijn wonderwerken in de diepte. 107:25 Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft. 107:26 Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst. 107:27 Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden. 107:28 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten. 107:29 Hij doet de storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen. 107:30 Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft. 107:31 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:32 En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. 107:33 Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land. 107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:18 Hun ziel gruwelde van alle spijze, en zij waren tot aan de poorten des doods gekomen. 107:19 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. 107:20 Hij zond Zijn woord uit, en heelde hen, en rukte hen uit hun kuilen. 107:21 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:22 En dat zij lofofferen offeren, en met gejuich Zijn werken vertellen. 107:23 Die met schepen ter zee afvaren, handel doende op grote wateren; 107:24 Die zien de werken des HEEREN, en Zijn wonderwerken in de diepte. 107:25 Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft. 107:26 Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst. 107:27 Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden. 107:28 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten. 107:29 Hij doet de storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen. 107:30 Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft. 107:31 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:32 En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. 107:33 Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land. 107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:19 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. 107:20 Hij zond Zijn woord uit, en heelde hen, en rukte hen uit hun kuilen. 107:21 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:22 En dat zij lofofferen offeren, en met gejuich Zijn werken vertellen. 107:23 Die met schepen ter zee afvaren, handel doende op grote wateren; 107:24 Die zien de werken des HEEREN, en Zijn wonderwerken in de diepte. 107:25 Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft. 107:26 Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst. 107:27 Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden. 107:28 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten. 107:29 Hij doet de storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen. 107:30 Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft. 107:31 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:32 En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. 107:33 Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land. 107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:20 Hij zond Zijn woord uit, en heelde hen, en rukte hen uit hun kuilen. 107:21 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:22 En dat zij lofofferen offeren, en met gejuich Zijn werken vertellen. 107:23 Die met schepen ter zee afvaren, handel doende op grote wateren; 107:24 Die zien de werken des HEEREN, en Zijn wonderwerken in de diepte. 107:25 Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft. 107:26 Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst. 107:27 Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden. 107:28 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten. 107:29 Hij doet de storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen. 107:30 Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft. 107:31 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:32 En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. 107:33 Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land. 107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:21 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:22 En dat zij lofofferen offeren, en met gejuich Zijn werken vertellen. 107:23 Die met schepen ter zee afvaren, handel doende op grote wateren; 107:24 Die zien de werken des HEEREN, en Zijn wonderwerken in de diepte. 107:25 Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft. 107:26 Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst. 107:27 Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden. 107:28 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten. 107:29 Hij doet de storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen. 107:30 Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft. 107:31 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:32 En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. 107:33 Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land. 107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:22 En dat zij lofofferen offeren, en met gejuich Zijn werken vertellen. 107:23 Die met schepen ter zee afvaren, handel doende op grote wateren; 107:24 Die zien de werken des HEEREN, en Zijn wonderwerken in de diepte. 107:25 Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft. 107:26 Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst. 107:27 Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden. 107:28 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten. 107:29 Hij doet de storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen. 107:30 Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft. 107:31 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:32 En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. 107:33 Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land. 107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:23 Die met schepen ter zee afvaren, handel doende op grote wateren; 107:24 Die zien de werken des HEEREN, en Zijn wonderwerken in de diepte. 107:25 Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft. 107:26 Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst. 107:27 Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden. 107:28 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten. 107:29 Hij doet de storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen. 107:30 Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft. 107:31 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:32 En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. 107:33 Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land. 107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:24 Die zien de werken des HEEREN, en Zijn wonderwerken in de diepte. 107:25 Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft. 107:26 Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst. 107:27 Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden. 107:28 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten. 107:29 Hij doet de storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen. 107:30 Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft. 107:31 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:32 En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. 107:33 Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land. 107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:25 Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft. 107:26 Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst. 107:27 Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden. 107:28 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten. 107:29 Hij doet de storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen. 107:30 Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft. 107:31 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:32 En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. 107:33 Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land. 107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:26 Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst. 107:27 Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden. 107:28 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten. 107:29 Hij doet de storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen. 107:30 Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft. 107:31 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:32 En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. 107:33 Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land. 107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:27 Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden. 107:28 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten. 107:29 Hij doet de storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen. 107:30 Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft. 107:31 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:32 En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. 107:33 Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land. 107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:28 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten. 107:29 Hij doet de storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen. 107:30 Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft. 107:31 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:32 En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. 107:33 Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land. 107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:29 Hij doet de storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen. 107:30 Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft. 107:31 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:32 En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. 107:33 Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land. 107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:30 Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft. 107:31 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:32 En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. 107:33 Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land. 107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:31 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. 107:32 En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. 107:33 Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land. 107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:32 En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. 107:33 Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land. 107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:33 Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land. 107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. 107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten. 107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning; 107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen. 107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. 107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. 107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. 107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. 107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108
GOTO NEXT CHAPTER - BIBLE INDEX & SEARCH