11:1 Toen antwoordde Zofar, de Naamathiet, en zeide: 11:2 Zou de veelheid der woorden niet beantwoord worden, en zou een klapachtig man recht hebben? 11:3 Zouden uw leugenen de lieden doen zwijgen, en zoudt gij spotten, en niemand u beschamen? 11:4 Want gij hebt gezegd: Mijn leer is zuiver, en ik ben rein in uw ogen. 11:5 Maar gewisselijk, och, of God sprak, en Zijn lippen tegen u opende; 11:6 En u bekend maakte de verborgenheden der wijsheid, omdat zij dubbel zijn in wezen! Daarom weet, dat God voor u vergeet van uw ongerechtigheid. 11:7 Zult gij de onderzoeking Gods vinden? Zult gij tot de volmaaktheid toe den Almachtige vinden? 11:8 Zij is als de hoogten der hemelen, wat kunt gij doen? Dieper dan de hel, wat kunt gij weten? 11:9 Langer dan de aarde is haar maat, en breder dan de zee. 11:10 Indien Hij voorbijgaat, opdat Hij overlevere of vergadere, wie zal dan Hem afkeren? 11:11 Want Hij kent de ijdele lieden en Hij ziet de ondeugd; zou Hij dan niet aanmerken? 11:12 Dan zal een verstandeloos man kloekzinnig worden; hoewel de mens als het veulen eens woudezels geboren is. 11:13 Indien gij uw hart bereid hebt, zo breid uw handen tot Hem uit. 11:14 Indien er ondeugd in uw hand is, doe die verre weg; en laat het onrecht in uw tenten niet wonen. 11:15 Want dan zult gij uw aangezicht opheffen uit de gebreken, en zult vast wezen, en niet vrezen. 11:16 Want gij zult de moeite vergeten, en harer gedenken als der wateren, die voorbijgegaan zijn. 11:17 Ja, uw tijd zal klaarder dan de middag oprijzen; gij zult uitvliegen, als de morgenstond zult gij zijn. 11:18 En gij zult vertrouwen, omdat er verwachting zal zijn; en gij zult graven, gerustelijk zult gij slapen; 11:19 En gij zult nederliggen, en niemand zal u verschrikken; en velen zullen uw aangezicht smeken. 11:20 Maar de ogen der goddelozen zullen bezwijken, en de toevlucht zal van hen vergaan; en hun verwachting zal zijn de uitblazing der ziel.
11:2 Zou de veelheid der woorden niet beantwoord worden, en zou een klapachtig man recht hebben? 11:3 Zouden uw leugenen de lieden doen zwijgen, en zoudt gij spotten, en niemand u beschamen? 11:4 Want gij hebt gezegd: Mijn leer is zuiver, en ik ben rein in uw ogen. 11:5 Maar gewisselijk, och, of God sprak, en Zijn lippen tegen u opende; 11:6 En u bekend maakte de verborgenheden der wijsheid, omdat zij dubbel zijn in wezen! Daarom weet, dat God voor u vergeet van uw ongerechtigheid. 11:7 Zult gij de onderzoeking Gods vinden? Zult gij tot de volmaaktheid toe den Almachtige vinden? 11:8 Zij is als de hoogten der hemelen, wat kunt gij doen? Dieper dan de hel, wat kunt gij weten? 11:9 Langer dan de aarde is haar maat, en breder dan de zee. 11:10 Indien Hij voorbijgaat, opdat Hij overlevere of vergadere, wie zal dan Hem afkeren? 11:11 Want Hij kent de ijdele lieden en Hij ziet de ondeugd; zou Hij dan niet aanmerken? 11:12 Dan zal een verstandeloos man kloekzinnig worden; hoewel de mens als het veulen eens woudezels geboren is. 11:13 Indien gij uw hart bereid hebt, zo breid uw handen tot Hem uit. 11:14 Indien er ondeugd in uw hand is, doe die verre weg; en laat het onrecht in uw tenten niet wonen. 11:15 Want dan zult gij uw aangezicht opheffen uit de gebreken, en zult vast wezen, en niet vrezen. 11:16 Want gij zult de moeite vergeten, en harer gedenken als der wateren, die voorbijgegaan zijn. 11:17 Ja, uw tijd zal klaarder dan de middag oprijzen; gij zult uitvliegen, als de morgenstond zult gij zijn. 11:18 En gij zult vertrouwen, omdat er verwachting zal zijn; en gij zult graven, gerustelijk zult gij slapen; 11:19 En gij zult nederliggen, en niemand zal u verschrikken; en velen zullen uw aangezicht smeken. 11:20 Maar de ogen der goddelozen zullen bezwijken, en de toevlucht zal van hen vergaan; en hun verwachting zal zijn de uitblazing der ziel.
11:3 Zouden uw leugenen de lieden doen zwijgen, en zoudt gij spotten, en niemand u beschamen? 11:4 Want gij hebt gezegd: Mijn leer is zuiver, en ik ben rein in uw ogen. 11:5 Maar gewisselijk, och, of God sprak, en Zijn lippen tegen u opende; 11:6 En u bekend maakte de verborgenheden der wijsheid, omdat zij dubbel zijn in wezen! Daarom weet, dat God voor u vergeet van uw ongerechtigheid. 11:7 Zult gij de onderzoeking Gods vinden? Zult gij tot de volmaaktheid toe den Almachtige vinden? 11:8 Zij is als de hoogten der hemelen, wat kunt gij doen? Dieper dan de hel, wat kunt gij weten? 11:9 Langer dan de aarde is haar maat, en breder dan de zee. 11:10 Indien Hij voorbijgaat, opdat Hij overlevere of vergadere, wie zal dan Hem afkeren? 11:11 Want Hij kent de ijdele lieden en Hij ziet de ondeugd; zou Hij dan niet aanmerken? 11:12 Dan zal een verstandeloos man kloekzinnig worden; hoewel de mens als het veulen eens woudezels geboren is. 11:13 Indien gij uw hart bereid hebt, zo breid uw handen tot Hem uit. 11:14 Indien er ondeugd in uw hand is, doe die verre weg; en laat het onrecht in uw tenten niet wonen. 11:15 Want dan zult gij uw aangezicht opheffen uit de gebreken, en zult vast wezen, en niet vrezen. 11:16 Want gij zult de moeite vergeten, en harer gedenken als der wateren, die voorbijgegaan zijn. 11:17 Ja, uw tijd zal klaarder dan de middag oprijzen; gij zult uitvliegen, als de morgenstond zult gij zijn. 11:18 En gij zult vertrouwen, omdat er verwachting zal zijn; en gij zult graven, gerustelijk zult gij slapen; 11:19 En gij zult nederliggen, en niemand zal u verschrikken; en velen zullen uw aangezicht smeken. 11:20 Maar de ogen der goddelozen zullen bezwijken, en de toevlucht zal van hen vergaan; en hun verwachting zal zijn de uitblazing der ziel.
11:4 Want gij hebt gezegd: Mijn leer is zuiver, en ik ben rein in uw ogen. 11:5 Maar gewisselijk, och, of God sprak, en Zijn lippen tegen u opende; 11:6 En u bekend maakte de verborgenheden der wijsheid, omdat zij dubbel zijn in wezen! Daarom weet, dat God voor u vergeet van uw ongerechtigheid. 11:7 Zult gij de onderzoeking Gods vinden? Zult gij tot de volmaaktheid toe den Almachtige vinden? 11:8 Zij is als de hoogten der hemelen, wat kunt gij doen? Dieper dan de hel, wat kunt gij weten? 11:9 Langer dan de aarde is haar maat, en breder dan de zee. 11:10 Indien Hij voorbijgaat, opdat Hij overlevere of vergadere, wie zal dan Hem afkeren? 11:11 Want Hij kent de ijdele lieden en Hij ziet de ondeugd; zou Hij dan niet aanmerken? 11:12 Dan zal een verstandeloos man kloekzinnig worden; hoewel de mens als het veulen eens woudezels geboren is. 11:13 Indien gij uw hart bereid hebt, zo breid uw handen tot Hem uit. 11:14 Indien er ondeugd in uw hand is, doe die verre weg; en laat het onrecht in uw tenten niet wonen. 11:15 Want dan zult gij uw aangezicht opheffen uit de gebreken, en zult vast wezen, en niet vrezen. 11:16 Want gij zult de moeite vergeten, en harer gedenken als der wateren, die voorbijgegaan zijn. 11:17 Ja, uw tijd zal klaarder dan de middag oprijzen; gij zult uitvliegen, als de morgenstond zult gij zijn. 11:18 En gij zult vertrouwen, omdat er verwachting zal zijn; en gij zult graven, gerustelijk zult gij slapen; 11:19 En gij zult nederliggen, en niemand zal u verschrikken; en velen zullen uw aangezicht smeken. 11:20 Maar de ogen der goddelozen zullen bezwijken, en de toevlucht zal van hen vergaan; en hun verwachting zal zijn de uitblazing der ziel.
11:5 Maar gewisselijk, och, of God sprak, en Zijn lippen tegen u opende; 11:6 En u bekend maakte de verborgenheden der wijsheid, omdat zij dubbel zijn in wezen! Daarom weet, dat God voor u vergeet van uw ongerechtigheid. 11:7 Zult gij de onderzoeking Gods vinden? Zult gij tot de volmaaktheid toe den Almachtige vinden? 11:8 Zij is als de hoogten der hemelen, wat kunt gij doen? Dieper dan de hel, wat kunt gij weten? 11:9 Langer dan de aarde is haar maat, en breder dan de zee. 11:10 Indien Hij voorbijgaat, opdat Hij overlevere of vergadere, wie zal dan Hem afkeren? 11:11 Want Hij kent de ijdele lieden en Hij ziet de ondeugd; zou Hij dan niet aanmerken? 11:12 Dan zal een verstandeloos man kloekzinnig worden; hoewel de mens als het veulen eens woudezels geboren is. 11:13 Indien gij uw hart bereid hebt, zo breid uw handen tot Hem uit. 11:14 Indien er ondeugd in uw hand is, doe die verre weg; en laat het onrecht in uw tenten niet wonen. 11:15 Want dan zult gij uw aangezicht opheffen uit de gebreken, en zult vast wezen, en niet vrezen. 11:16 Want gij zult de moeite vergeten, en harer gedenken als der wateren, die voorbijgegaan zijn. 11:17 Ja, uw tijd zal klaarder dan de middag oprijzen; gij zult uitvliegen, als de morgenstond zult gij zijn. 11:18 En gij zult vertrouwen, omdat er verwachting zal zijn; en gij zult graven, gerustelijk zult gij slapen; 11:19 En gij zult nederliggen, en niemand zal u verschrikken; en velen zullen uw aangezicht smeken. 11:20 Maar de ogen der goddelozen zullen bezwijken, en de toevlucht zal van hen vergaan; en hun verwachting zal zijn de uitblazing der ziel.
11:6 En u bekend maakte de verborgenheden der wijsheid, omdat zij dubbel zijn in wezen! Daarom weet, dat God voor u vergeet van uw ongerechtigheid. 11:7 Zult gij de onderzoeking Gods vinden? Zult gij tot de volmaaktheid toe den Almachtige vinden? 11:8 Zij is als de hoogten der hemelen, wat kunt gij doen? Dieper dan de hel, wat kunt gij weten? 11:9 Langer dan de aarde is haar maat, en breder dan de zee. 11:10 Indien Hij voorbijgaat, opdat Hij overlevere of vergadere, wie zal dan Hem afkeren? 11:11 Want Hij kent de ijdele lieden en Hij ziet de ondeugd; zou Hij dan niet aanmerken? 11:12 Dan zal een verstandeloos man kloekzinnig worden; hoewel de mens als het veulen eens woudezels geboren is. 11:13 Indien gij uw hart bereid hebt, zo breid uw handen tot Hem uit. 11:14 Indien er ondeugd in uw hand is, doe die verre weg; en laat het onrecht in uw tenten niet wonen. 11:15 Want dan zult gij uw aangezicht opheffen uit de gebreken, en zult vast wezen, en niet vrezen. 11:16 Want gij zult de moeite vergeten, en harer gedenken als der wateren, die voorbijgegaan zijn. 11:17 Ja, uw tijd zal klaarder dan de middag oprijzen; gij zult uitvliegen, als de morgenstond zult gij zijn. 11:18 En gij zult vertrouwen, omdat er verwachting zal zijn; en gij zult graven, gerustelijk zult gij slapen; 11:19 En gij zult nederliggen, en niemand zal u verschrikken; en velen zullen uw aangezicht smeken. 11:20 Maar de ogen der goddelozen zullen bezwijken, en de toevlucht zal van hen vergaan; en hun verwachting zal zijn de uitblazing der ziel.
11:7 Zult gij de onderzoeking Gods vinden? Zult gij tot de volmaaktheid toe den Almachtige vinden? 11:8 Zij is als de hoogten der hemelen, wat kunt gij doen? Dieper dan de hel, wat kunt gij weten? 11:9 Langer dan de aarde is haar maat, en breder dan de zee. 11:10 Indien Hij voorbijgaat, opdat Hij overlevere of vergadere, wie zal dan Hem afkeren? 11:11 Want Hij kent de ijdele lieden en Hij ziet de ondeugd; zou Hij dan niet aanmerken? 11:12 Dan zal een verstandeloos man kloekzinnig worden; hoewel de mens als het veulen eens woudezels geboren is. 11:13 Indien gij uw hart bereid hebt, zo breid uw handen tot Hem uit. 11:14 Indien er ondeugd in uw hand is, doe die verre weg; en laat het onrecht in uw tenten niet wonen. 11:15 Want dan zult gij uw aangezicht opheffen uit de gebreken, en zult vast wezen, en niet vrezen. 11:16 Want gij zult de moeite vergeten, en harer gedenken als der wateren, die voorbijgegaan zijn. 11:17 Ja, uw tijd zal klaarder dan de middag oprijzen; gij zult uitvliegen, als de morgenstond zult gij zijn. 11:18 En gij zult vertrouwen, omdat er verwachting zal zijn; en gij zult graven, gerustelijk zult gij slapen; 11:19 En gij zult nederliggen, en niemand zal u verschrikken; en velen zullen uw aangezicht smeken. 11:20 Maar de ogen der goddelozen zullen bezwijken, en de toevlucht zal van hen vergaan; en hun verwachting zal zijn de uitblazing der ziel.
11:8 Zij is als de hoogten der hemelen, wat kunt gij doen? Dieper dan de hel, wat kunt gij weten? 11:9 Langer dan de aarde is haar maat, en breder dan de zee. 11:10 Indien Hij voorbijgaat, opdat Hij overlevere of vergadere, wie zal dan Hem afkeren? 11:11 Want Hij kent de ijdele lieden en Hij ziet de ondeugd; zou Hij dan niet aanmerken? 11:12 Dan zal een verstandeloos man kloekzinnig worden; hoewel de mens als het veulen eens woudezels geboren is. 11:13 Indien gij uw hart bereid hebt, zo breid uw handen tot Hem uit. 11:14 Indien er ondeugd in uw hand is, doe die verre weg; en laat het onrecht in uw tenten niet wonen. 11:15 Want dan zult gij uw aangezicht opheffen uit de gebreken, en zult vast wezen, en niet vrezen. 11:16 Want gij zult de moeite vergeten, en harer gedenken als der wateren, die voorbijgegaan zijn. 11:17 Ja, uw tijd zal klaarder dan de middag oprijzen; gij zult uitvliegen, als de morgenstond zult gij zijn. 11:18 En gij zult vertrouwen, omdat er verwachting zal zijn; en gij zult graven, gerustelijk zult gij slapen; 11:19 En gij zult nederliggen, en niemand zal u verschrikken; en velen zullen uw aangezicht smeken. 11:20 Maar de ogen der goddelozen zullen bezwijken, en de toevlucht zal van hen vergaan; en hun verwachting zal zijn de uitblazing der ziel.
11:9 Langer dan de aarde is haar maat, en breder dan de zee. 11:10 Indien Hij voorbijgaat, opdat Hij overlevere of vergadere, wie zal dan Hem afkeren? 11:11 Want Hij kent de ijdele lieden en Hij ziet de ondeugd; zou Hij dan niet aanmerken? 11:12 Dan zal een verstandeloos man kloekzinnig worden; hoewel de mens als het veulen eens woudezels geboren is. 11:13 Indien gij uw hart bereid hebt, zo breid uw handen tot Hem uit. 11:14 Indien er ondeugd in uw hand is, doe die verre weg; en laat het onrecht in uw tenten niet wonen. 11:15 Want dan zult gij uw aangezicht opheffen uit de gebreken, en zult vast wezen, en niet vrezen. 11:16 Want gij zult de moeite vergeten, en harer gedenken als der wateren, die voorbijgegaan zijn. 11:17 Ja, uw tijd zal klaarder dan de middag oprijzen; gij zult uitvliegen, als de morgenstond zult gij zijn. 11:18 En gij zult vertrouwen, omdat er verwachting zal zijn; en gij zult graven, gerustelijk zult gij slapen; 11:19 En gij zult nederliggen, en niemand zal u verschrikken; en velen zullen uw aangezicht smeken. 11:20 Maar de ogen der goddelozen zullen bezwijken, en de toevlucht zal van hen vergaan; en hun verwachting zal zijn de uitblazing der ziel.
11:10 Indien Hij voorbijgaat, opdat Hij overlevere of vergadere, wie zal dan Hem afkeren? 11:11 Want Hij kent de ijdele lieden en Hij ziet de ondeugd; zou Hij dan niet aanmerken? 11:12 Dan zal een verstandeloos man kloekzinnig worden; hoewel de mens als het veulen eens woudezels geboren is. 11:13 Indien gij uw hart bereid hebt, zo breid uw handen tot Hem uit. 11:14 Indien er ondeugd in uw hand is, doe die verre weg; en laat het onrecht in uw tenten niet wonen. 11:15 Want dan zult gij uw aangezicht opheffen uit de gebreken, en zult vast wezen, en niet vrezen. 11:16 Want gij zult de moeite vergeten, en harer gedenken als der wateren, die voorbijgegaan zijn. 11:17 Ja, uw tijd zal klaarder dan de middag oprijzen; gij zult uitvliegen, als de morgenstond zult gij zijn. 11:18 En gij zult vertrouwen, omdat er verwachting zal zijn; en gij zult graven, gerustelijk zult gij slapen; 11:19 En gij zult nederliggen, en niemand zal u verschrikken; en velen zullen uw aangezicht smeken. 11:20 Maar de ogen der goddelozen zullen bezwijken, en de toevlucht zal van hen vergaan; en hun verwachting zal zijn de uitblazing der ziel.
11:11 Want Hij kent de ijdele lieden en Hij ziet de ondeugd; zou Hij dan niet aanmerken? 11:12 Dan zal een verstandeloos man kloekzinnig worden; hoewel de mens als het veulen eens woudezels geboren is. 11:13 Indien gij uw hart bereid hebt, zo breid uw handen tot Hem uit. 11:14 Indien er ondeugd in uw hand is, doe die verre weg; en laat het onrecht in uw tenten niet wonen. 11:15 Want dan zult gij uw aangezicht opheffen uit de gebreken, en zult vast wezen, en niet vrezen. 11:16 Want gij zult de moeite vergeten, en harer gedenken als der wateren, die voorbijgegaan zijn. 11:17 Ja, uw tijd zal klaarder dan de middag oprijzen; gij zult uitvliegen, als de morgenstond zult gij zijn. 11:18 En gij zult vertrouwen, omdat er verwachting zal zijn; en gij zult graven, gerustelijk zult gij slapen; 11:19 En gij zult nederliggen, en niemand zal u verschrikken; en velen zullen uw aangezicht smeken. 11:20 Maar de ogen der goddelozen zullen bezwijken, en de toevlucht zal van hen vergaan; en hun verwachting zal zijn de uitblazing der ziel.
11:12 Dan zal een verstandeloos man kloekzinnig worden; hoewel de mens als het veulen eens woudezels geboren is. 11:13 Indien gij uw hart bereid hebt, zo breid uw handen tot Hem uit. 11:14 Indien er ondeugd in uw hand is, doe die verre weg; en laat het onrecht in uw tenten niet wonen. 11:15 Want dan zult gij uw aangezicht opheffen uit de gebreken, en zult vast wezen, en niet vrezen. 11:16 Want gij zult de moeite vergeten, en harer gedenken als der wateren, die voorbijgegaan zijn. 11:17 Ja, uw tijd zal klaarder dan de middag oprijzen; gij zult uitvliegen, als de morgenstond zult gij zijn. 11:18 En gij zult vertrouwen, omdat er verwachting zal zijn; en gij zult graven, gerustelijk zult gij slapen; 11:19 En gij zult nederliggen, en niemand zal u verschrikken; en velen zullen uw aangezicht smeken. 11:20 Maar de ogen der goddelozen zullen bezwijken, en de toevlucht zal van hen vergaan; en hun verwachting zal zijn de uitblazing der ziel.
11:13 Indien gij uw hart bereid hebt, zo breid uw handen tot Hem uit. 11:14 Indien er ondeugd in uw hand is, doe die verre weg; en laat het onrecht in uw tenten niet wonen. 11:15 Want dan zult gij uw aangezicht opheffen uit de gebreken, en zult vast wezen, en niet vrezen. 11:16 Want gij zult de moeite vergeten, en harer gedenken als der wateren, die voorbijgegaan zijn. 11:17 Ja, uw tijd zal klaarder dan de middag oprijzen; gij zult uitvliegen, als de morgenstond zult gij zijn. 11:18 En gij zult vertrouwen, omdat er verwachting zal zijn; en gij zult graven, gerustelijk zult gij slapen; 11:19 En gij zult nederliggen, en niemand zal u verschrikken; en velen zullen uw aangezicht smeken. 11:20 Maar de ogen der goddelozen zullen bezwijken, en de toevlucht zal van hen vergaan; en hun verwachting zal zijn de uitblazing der ziel.
11:14 Indien er ondeugd in uw hand is, doe die verre weg; en laat het onrecht in uw tenten niet wonen. 11:15 Want dan zult gij uw aangezicht opheffen uit de gebreken, en zult vast wezen, en niet vrezen. 11:16 Want gij zult de moeite vergeten, en harer gedenken als der wateren, die voorbijgegaan zijn. 11:17 Ja, uw tijd zal klaarder dan de middag oprijzen; gij zult uitvliegen, als de morgenstond zult gij zijn. 11:18 En gij zult vertrouwen, omdat er verwachting zal zijn; en gij zult graven, gerustelijk zult gij slapen; 11:19 En gij zult nederliggen, en niemand zal u verschrikken; en velen zullen uw aangezicht smeken. 11:20 Maar de ogen der goddelozen zullen bezwijken, en de toevlucht zal van hen vergaan; en hun verwachting zal zijn de uitblazing der ziel.
11:15 Want dan zult gij uw aangezicht opheffen uit de gebreken, en zult vast wezen, en niet vrezen. 11:16 Want gij zult de moeite vergeten, en harer gedenken als der wateren, die voorbijgegaan zijn. 11:17 Ja, uw tijd zal klaarder dan de middag oprijzen; gij zult uitvliegen, als de morgenstond zult gij zijn. 11:18 En gij zult vertrouwen, omdat er verwachting zal zijn; en gij zult graven, gerustelijk zult gij slapen; 11:19 En gij zult nederliggen, en niemand zal u verschrikken; en velen zullen uw aangezicht smeken. 11:20 Maar de ogen der goddelozen zullen bezwijken, en de toevlucht zal van hen vergaan; en hun verwachting zal zijn de uitblazing der ziel.
11:16 Want gij zult de moeite vergeten, en harer gedenken als der wateren, die voorbijgegaan zijn. 11:17 Ja, uw tijd zal klaarder dan de middag oprijzen; gij zult uitvliegen, als de morgenstond zult gij zijn. 11:18 En gij zult vertrouwen, omdat er verwachting zal zijn; en gij zult graven, gerustelijk zult gij slapen; 11:19 En gij zult nederliggen, en niemand zal u verschrikken; en velen zullen uw aangezicht smeken. 11:20 Maar de ogen der goddelozen zullen bezwijken, en de toevlucht zal van hen vergaan; en hun verwachting zal zijn de uitblazing der ziel.
11:17 Ja, uw tijd zal klaarder dan de middag oprijzen; gij zult uitvliegen, als de morgenstond zult gij zijn. 11:18 En gij zult vertrouwen, omdat er verwachting zal zijn; en gij zult graven, gerustelijk zult gij slapen; 11:19 En gij zult nederliggen, en niemand zal u verschrikken; en velen zullen uw aangezicht smeken. 11:20 Maar de ogen der goddelozen zullen bezwijken, en de toevlucht zal van hen vergaan; en hun verwachting zal zijn de uitblazing der ziel.
11:18 En gij zult vertrouwen, omdat er verwachting zal zijn; en gij zult graven, gerustelijk zult gij slapen; 11:19 En gij zult nederliggen, en niemand zal u verschrikken; en velen zullen uw aangezicht smeken. 11:20 Maar de ogen der goddelozen zullen bezwijken, en de toevlucht zal van hen vergaan; en hun verwachting zal zijn de uitblazing der ziel.
11:19 En gij zult nederliggen, en niemand zal u verschrikken; en velen zullen uw aangezicht smeken. 11:20 Maar de ogen der goddelozen zullen bezwijken, en de toevlucht zal van hen vergaan; en hun verwachting zal zijn de uitblazing der ziel.
11:20 Maar de ogen der goddelozen zullen bezwijken, en de toevlucht zal van hen vergaan; en hun verwachting zal zijn de uitblazing der ziel.
GOTO NEXT CHAPTER - BIBLE INDEX & SEARCH