12:1 Maar Job antwoordde en zeide: 12:2 Trouwens, omdat gijlieden het volk zijt, zo zal de wijsheid met ulieden sterven! 12:3 Ik heb ook een hart even als gijlieden, ik zwicht niet voor u; en bij wien zijn niet dergelijke dingen? 12:4 Ik ben het, die zijn vriend een spot is, maar roepende tot God, Die hem verhoort; de rechtvaardige en oprechte is een spot. 12:5 Hij is een verachte fakkel, naar de mening desgenen, die gerust is; hij is gereed met den voet te struikelen. 12:6 De tenten der verwoesters hebben rust, en die Gode tergen, hebben verzekerdheden, om hetgene God met Zijn hand toebrengt. 12:7 En waarlijk, vraag toch de beesten, en elkeen van die zal het u leren; en het gevogelte des hemels, dat zal het u te kennen geven. 12:8 Of spreek tot de aarde, en zij zal het u leren; ook zullen het u de vissen der zee vertellen. 12:9 Wie weet niet uit alle deze, dat de hand des HEEREN dit doet? 12:10 In Wiens hand de ziel is van al wat leeft, en de geest van alle vlees des mensen. 12:11 Zal niet het oor de woorden proeven, gelijk het gehemelte voor zich de spijze smaakt? 12:12 In de stokouden is de wijsheid, en in de langheid der dagen het verstand. 12:13 Bij Hem is wijsheid en macht; Hij heeft raad en verstand. 12:14 Ziet, Hij breekt af, en het zal niet herbouwd worden; Hij besluit iemand, en er zal niet opengedaan worden. 12:15 Ziet, Hij houdt de wateren op, en zij drogen uit; ook laat Hij ze uit, en zij keren de aarde om. 12:16 Bij Hem is kracht en wijsheid; Zijns is de dwalende, en die doet dwalen. 12:17 Hij voert de raadsheren beroofd weg, en de rechters maakt Hij uitzinnig, 12:18 Den band der koningen maakt Hij los, en Hij bindt den gordel aan hun lenden. 12:19 Hij voert de oversten beroofd weg, en de machtigen keert Hij om. 12:20 Hij beneemt den getrouwen de spraak, en der ouden oordeel neemt Hij weg. 12:21 Hij giet verachting over de prinsen uit, en Hij verslapt den riem der geweldigen. 12:22 Hij openbaart de diepten uit de duisternis, en des doods schaduwe brengt Hij voort in het licht. 12:23 Hij vermenigvuldigt de volken, en verderft ze; Hij breidt de volken uit, en leidt ze. 12:24 Hij neemt het hart van de hoofden des volks der aarde weg, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 12:25 Zij tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een dronkaard.
12:2 Trouwens, omdat gijlieden het volk zijt, zo zal de wijsheid met ulieden sterven! 12:3 Ik heb ook een hart even als gijlieden, ik zwicht niet voor u; en bij wien zijn niet dergelijke dingen? 12:4 Ik ben het, die zijn vriend een spot is, maar roepende tot God, Die hem verhoort; de rechtvaardige en oprechte is een spot. 12:5 Hij is een verachte fakkel, naar de mening desgenen, die gerust is; hij is gereed met den voet te struikelen. 12:6 De tenten der verwoesters hebben rust, en die Gode tergen, hebben verzekerdheden, om hetgene God met Zijn hand toebrengt. 12:7 En waarlijk, vraag toch de beesten, en elkeen van die zal het u leren; en het gevogelte des hemels, dat zal het u te kennen geven. 12:8 Of spreek tot de aarde, en zij zal het u leren; ook zullen het u de vissen der zee vertellen. 12:9 Wie weet niet uit alle deze, dat de hand des HEEREN dit doet? 12:10 In Wiens hand de ziel is van al wat leeft, en de geest van alle vlees des mensen. 12:11 Zal niet het oor de woorden proeven, gelijk het gehemelte voor zich de spijze smaakt? 12:12 In de stokouden is de wijsheid, en in de langheid der dagen het verstand. 12:13 Bij Hem is wijsheid en macht; Hij heeft raad en verstand. 12:14 Ziet, Hij breekt af, en het zal niet herbouwd worden; Hij besluit iemand, en er zal niet opengedaan worden. 12:15 Ziet, Hij houdt de wateren op, en zij drogen uit; ook laat Hij ze uit, en zij keren de aarde om. 12:16 Bij Hem is kracht en wijsheid; Zijns is de dwalende, en die doet dwalen. 12:17 Hij voert de raadsheren beroofd weg, en de rechters maakt Hij uitzinnig, 12:18 Den band der koningen maakt Hij los, en Hij bindt den gordel aan hun lenden. 12:19 Hij voert de oversten beroofd weg, en de machtigen keert Hij om. 12:20 Hij beneemt den getrouwen de spraak, en der ouden oordeel neemt Hij weg. 12:21 Hij giet verachting over de prinsen uit, en Hij verslapt den riem der geweldigen. 12:22 Hij openbaart de diepten uit de duisternis, en des doods schaduwe brengt Hij voort in het licht. 12:23 Hij vermenigvuldigt de volken, en verderft ze; Hij breidt de volken uit, en leidt ze. 12:24 Hij neemt het hart van de hoofden des volks der aarde weg, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 12:25 Zij tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een dronkaard.
12:3 Ik heb ook een hart even als gijlieden, ik zwicht niet voor u; en bij wien zijn niet dergelijke dingen? 12:4 Ik ben het, die zijn vriend een spot is, maar roepende tot God, Die hem verhoort; de rechtvaardige en oprechte is een spot. 12:5 Hij is een verachte fakkel, naar de mening desgenen, die gerust is; hij is gereed met den voet te struikelen. 12:6 De tenten der verwoesters hebben rust, en die Gode tergen, hebben verzekerdheden, om hetgene God met Zijn hand toebrengt. 12:7 En waarlijk, vraag toch de beesten, en elkeen van die zal het u leren; en het gevogelte des hemels, dat zal het u te kennen geven. 12:8 Of spreek tot de aarde, en zij zal het u leren; ook zullen het u de vissen der zee vertellen. 12:9 Wie weet niet uit alle deze, dat de hand des HEEREN dit doet? 12:10 In Wiens hand de ziel is van al wat leeft, en de geest van alle vlees des mensen. 12:11 Zal niet het oor de woorden proeven, gelijk het gehemelte voor zich de spijze smaakt? 12:12 In de stokouden is de wijsheid, en in de langheid der dagen het verstand. 12:13 Bij Hem is wijsheid en macht; Hij heeft raad en verstand. 12:14 Ziet, Hij breekt af, en het zal niet herbouwd worden; Hij besluit iemand, en er zal niet opengedaan worden. 12:15 Ziet, Hij houdt de wateren op, en zij drogen uit; ook laat Hij ze uit, en zij keren de aarde om. 12:16 Bij Hem is kracht en wijsheid; Zijns is de dwalende, en die doet dwalen. 12:17 Hij voert de raadsheren beroofd weg, en de rechters maakt Hij uitzinnig, 12:18 Den band der koningen maakt Hij los, en Hij bindt den gordel aan hun lenden. 12:19 Hij voert de oversten beroofd weg, en de machtigen keert Hij om. 12:20 Hij beneemt den getrouwen de spraak, en der ouden oordeel neemt Hij weg. 12:21 Hij giet verachting over de prinsen uit, en Hij verslapt den riem der geweldigen. 12:22 Hij openbaart de diepten uit de duisternis, en des doods schaduwe brengt Hij voort in het licht. 12:23 Hij vermenigvuldigt de volken, en verderft ze; Hij breidt de volken uit, en leidt ze. 12:24 Hij neemt het hart van de hoofden des volks der aarde weg, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 12:25 Zij tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een dronkaard.
12:4 Ik ben het, die zijn vriend een spot is, maar roepende tot God, Die hem verhoort; de rechtvaardige en oprechte is een spot. 12:5 Hij is een verachte fakkel, naar de mening desgenen, die gerust is; hij is gereed met den voet te struikelen. 12:6 De tenten der verwoesters hebben rust, en die Gode tergen, hebben verzekerdheden, om hetgene God met Zijn hand toebrengt. 12:7 En waarlijk, vraag toch de beesten, en elkeen van die zal het u leren; en het gevogelte des hemels, dat zal het u te kennen geven. 12:8 Of spreek tot de aarde, en zij zal het u leren; ook zullen het u de vissen der zee vertellen. 12:9 Wie weet niet uit alle deze, dat de hand des HEEREN dit doet? 12:10 In Wiens hand de ziel is van al wat leeft, en de geest van alle vlees des mensen. 12:11 Zal niet het oor de woorden proeven, gelijk het gehemelte voor zich de spijze smaakt? 12:12 In de stokouden is de wijsheid, en in de langheid der dagen het verstand. 12:13 Bij Hem is wijsheid en macht; Hij heeft raad en verstand. 12:14 Ziet, Hij breekt af, en het zal niet herbouwd worden; Hij besluit iemand, en er zal niet opengedaan worden. 12:15 Ziet, Hij houdt de wateren op, en zij drogen uit; ook laat Hij ze uit, en zij keren de aarde om. 12:16 Bij Hem is kracht en wijsheid; Zijns is de dwalende, en die doet dwalen. 12:17 Hij voert de raadsheren beroofd weg, en de rechters maakt Hij uitzinnig, 12:18 Den band der koningen maakt Hij los, en Hij bindt den gordel aan hun lenden. 12:19 Hij voert de oversten beroofd weg, en de machtigen keert Hij om. 12:20 Hij beneemt den getrouwen de spraak, en der ouden oordeel neemt Hij weg. 12:21 Hij giet verachting over de prinsen uit, en Hij verslapt den riem der geweldigen. 12:22 Hij openbaart de diepten uit de duisternis, en des doods schaduwe brengt Hij voort in het licht. 12:23 Hij vermenigvuldigt de volken, en verderft ze; Hij breidt de volken uit, en leidt ze. 12:24 Hij neemt het hart van de hoofden des volks der aarde weg, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 12:25 Zij tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een dronkaard.
12:5 Hij is een verachte fakkel, naar de mening desgenen, die gerust is; hij is gereed met den voet te struikelen. 12:6 De tenten der verwoesters hebben rust, en die Gode tergen, hebben verzekerdheden, om hetgene God met Zijn hand toebrengt. 12:7 En waarlijk, vraag toch de beesten, en elkeen van die zal het u leren; en het gevogelte des hemels, dat zal het u te kennen geven. 12:8 Of spreek tot de aarde, en zij zal het u leren; ook zullen het u de vissen der zee vertellen. 12:9 Wie weet niet uit alle deze, dat de hand des HEEREN dit doet? 12:10 In Wiens hand de ziel is van al wat leeft, en de geest van alle vlees des mensen. 12:11 Zal niet het oor de woorden proeven, gelijk het gehemelte voor zich de spijze smaakt? 12:12 In de stokouden is de wijsheid, en in de langheid der dagen het verstand. 12:13 Bij Hem is wijsheid en macht; Hij heeft raad en verstand. 12:14 Ziet, Hij breekt af, en het zal niet herbouwd worden; Hij besluit iemand, en er zal niet opengedaan worden. 12:15 Ziet, Hij houdt de wateren op, en zij drogen uit; ook laat Hij ze uit, en zij keren de aarde om. 12:16 Bij Hem is kracht en wijsheid; Zijns is de dwalende, en die doet dwalen. 12:17 Hij voert de raadsheren beroofd weg, en de rechters maakt Hij uitzinnig, 12:18 Den band der koningen maakt Hij los, en Hij bindt den gordel aan hun lenden. 12:19 Hij voert de oversten beroofd weg, en de machtigen keert Hij om. 12:20 Hij beneemt den getrouwen de spraak, en der ouden oordeel neemt Hij weg. 12:21 Hij giet verachting over de prinsen uit, en Hij verslapt den riem der geweldigen. 12:22 Hij openbaart de diepten uit de duisternis, en des doods schaduwe brengt Hij voort in het licht. 12:23 Hij vermenigvuldigt de volken, en verderft ze; Hij breidt de volken uit, en leidt ze. 12:24 Hij neemt het hart van de hoofden des volks der aarde weg, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 12:25 Zij tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een dronkaard.
12:6 De tenten der verwoesters hebben rust, en die Gode tergen, hebben verzekerdheden, om hetgene God met Zijn hand toebrengt. 12:7 En waarlijk, vraag toch de beesten, en elkeen van die zal het u leren; en het gevogelte des hemels, dat zal het u te kennen geven. 12:8 Of spreek tot de aarde, en zij zal het u leren; ook zullen het u de vissen der zee vertellen. 12:9 Wie weet niet uit alle deze, dat de hand des HEEREN dit doet? 12:10 In Wiens hand de ziel is van al wat leeft, en de geest van alle vlees des mensen. 12:11 Zal niet het oor de woorden proeven, gelijk het gehemelte voor zich de spijze smaakt? 12:12 In de stokouden is de wijsheid, en in de langheid der dagen het verstand. 12:13 Bij Hem is wijsheid en macht; Hij heeft raad en verstand. 12:14 Ziet, Hij breekt af, en het zal niet herbouwd worden; Hij besluit iemand, en er zal niet opengedaan worden. 12:15 Ziet, Hij houdt de wateren op, en zij drogen uit; ook laat Hij ze uit, en zij keren de aarde om. 12:16 Bij Hem is kracht en wijsheid; Zijns is de dwalende, en die doet dwalen. 12:17 Hij voert de raadsheren beroofd weg, en de rechters maakt Hij uitzinnig, 12:18 Den band der koningen maakt Hij los, en Hij bindt den gordel aan hun lenden. 12:19 Hij voert de oversten beroofd weg, en de machtigen keert Hij om. 12:20 Hij beneemt den getrouwen de spraak, en der ouden oordeel neemt Hij weg. 12:21 Hij giet verachting over de prinsen uit, en Hij verslapt den riem der geweldigen. 12:22 Hij openbaart de diepten uit de duisternis, en des doods schaduwe brengt Hij voort in het licht. 12:23 Hij vermenigvuldigt de volken, en verderft ze; Hij breidt de volken uit, en leidt ze. 12:24 Hij neemt het hart van de hoofden des volks der aarde weg, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 12:25 Zij tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een dronkaard.
12:7 En waarlijk, vraag toch de beesten, en elkeen van die zal het u leren; en het gevogelte des hemels, dat zal het u te kennen geven. 12:8 Of spreek tot de aarde, en zij zal het u leren; ook zullen het u de vissen der zee vertellen. 12:9 Wie weet niet uit alle deze, dat de hand des HEEREN dit doet? 12:10 In Wiens hand de ziel is van al wat leeft, en de geest van alle vlees des mensen. 12:11 Zal niet het oor de woorden proeven, gelijk het gehemelte voor zich de spijze smaakt? 12:12 In de stokouden is de wijsheid, en in de langheid der dagen het verstand. 12:13 Bij Hem is wijsheid en macht; Hij heeft raad en verstand. 12:14 Ziet, Hij breekt af, en het zal niet herbouwd worden; Hij besluit iemand, en er zal niet opengedaan worden. 12:15 Ziet, Hij houdt de wateren op, en zij drogen uit; ook laat Hij ze uit, en zij keren de aarde om. 12:16 Bij Hem is kracht en wijsheid; Zijns is de dwalende, en die doet dwalen. 12:17 Hij voert de raadsheren beroofd weg, en de rechters maakt Hij uitzinnig, 12:18 Den band der koningen maakt Hij los, en Hij bindt den gordel aan hun lenden. 12:19 Hij voert de oversten beroofd weg, en de machtigen keert Hij om. 12:20 Hij beneemt den getrouwen de spraak, en der ouden oordeel neemt Hij weg. 12:21 Hij giet verachting over de prinsen uit, en Hij verslapt den riem der geweldigen. 12:22 Hij openbaart de diepten uit de duisternis, en des doods schaduwe brengt Hij voort in het licht. 12:23 Hij vermenigvuldigt de volken, en verderft ze; Hij breidt de volken uit, en leidt ze. 12:24 Hij neemt het hart van de hoofden des volks der aarde weg, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 12:25 Zij tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een dronkaard.
12:8 Of spreek tot de aarde, en zij zal het u leren; ook zullen het u de vissen der zee vertellen. 12:9 Wie weet niet uit alle deze, dat de hand des HEEREN dit doet? 12:10 In Wiens hand de ziel is van al wat leeft, en de geest van alle vlees des mensen. 12:11 Zal niet het oor de woorden proeven, gelijk het gehemelte voor zich de spijze smaakt? 12:12 In de stokouden is de wijsheid, en in de langheid der dagen het verstand. 12:13 Bij Hem is wijsheid en macht; Hij heeft raad en verstand. 12:14 Ziet, Hij breekt af, en het zal niet herbouwd worden; Hij besluit iemand, en er zal niet opengedaan worden. 12:15 Ziet, Hij houdt de wateren op, en zij drogen uit; ook laat Hij ze uit, en zij keren de aarde om. 12:16 Bij Hem is kracht en wijsheid; Zijns is de dwalende, en die doet dwalen. 12:17 Hij voert de raadsheren beroofd weg, en de rechters maakt Hij uitzinnig, 12:18 Den band der koningen maakt Hij los, en Hij bindt den gordel aan hun lenden. 12:19 Hij voert de oversten beroofd weg, en de machtigen keert Hij om. 12:20 Hij beneemt den getrouwen de spraak, en der ouden oordeel neemt Hij weg. 12:21 Hij giet verachting over de prinsen uit, en Hij verslapt den riem der geweldigen. 12:22 Hij openbaart de diepten uit de duisternis, en des doods schaduwe brengt Hij voort in het licht. 12:23 Hij vermenigvuldigt de volken, en verderft ze; Hij breidt de volken uit, en leidt ze. 12:24 Hij neemt het hart van de hoofden des volks der aarde weg, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 12:25 Zij tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een dronkaard.
12:9 Wie weet niet uit alle deze, dat de hand des HEEREN dit doet? 12:10 In Wiens hand de ziel is van al wat leeft, en de geest van alle vlees des mensen. 12:11 Zal niet het oor de woorden proeven, gelijk het gehemelte voor zich de spijze smaakt? 12:12 In de stokouden is de wijsheid, en in de langheid der dagen het verstand. 12:13 Bij Hem is wijsheid en macht; Hij heeft raad en verstand. 12:14 Ziet, Hij breekt af, en het zal niet herbouwd worden; Hij besluit iemand, en er zal niet opengedaan worden. 12:15 Ziet, Hij houdt de wateren op, en zij drogen uit; ook laat Hij ze uit, en zij keren de aarde om. 12:16 Bij Hem is kracht en wijsheid; Zijns is de dwalende, en die doet dwalen. 12:17 Hij voert de raadsheren beroofd weg, en de rechters maakt Hij uitzinnig, 12:18 Den band der koningen maakt Hij los, en Hij bindt den gordel aan hun lenden. 12:19 Hij voert de oversten beroofd weg, en de machtigen keert Hij om. 12:20 Hij beneemt den getrouwen de spraak, en der ouden oordeel neemt Hij weg. 12:21 Hij giet verachting over de prinsen uit, en Hij verslapt den riem der geweldigen. 12:22 Hij openbaart de diepten uit de duisternis, en des doods schaduwe brengt Hij voort in het licht. 12:23 Hij vermenigvuldigt de volken, en verderft ze; Hij breidt de volken uit, en leidt ze. 12:24 Hij neemt het hart van de hoofden des volks der aarde weg, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 12:25 Zij tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een dronkaard.
12:10 In Wiens hand de ziel is van al wat leeft, en de geest van alle vlees des mensen. 12:11 Zal niet het oor de woorden proeven, gelijk het gehemelte voor zich de spijze smaakt? 12:12 In de stokouden is de wijsheid, en in de langheid der dagen het verstand. 12:13 Bij Hem is wijsheid en macht; Hij heeft raad en verstand. 12:14 Ziet, Hij breekt af, en het zal niet herbouwd worden; Hij besluit iemand, en er zal niet opengedaan worden. 12:15 Ziet, Hij houdt de wateren op, en zij drogen uit; ook laat Hij ze uit, en zij keren de aarde om. 12:16 Bij Hem is kracht en wijsheid; Zijns is de dwalende, en die doet dwalen. 12:17 Hij voert de raadsheren beroofd weg, en de rechters maakt Hij uitzinnig, 12:18 Den band der koningen maakt Hij los, en Hij bindt den gordel aan hun lenden. 12:19 Hij voert de oversten beroofd weg, en de machtigen keert Hij om. 12:20 Hij beneemt den getrouwen de spraak, en der ouden oordeel neemt Hij weg. 12:21 Hij giet verachting over de prinsen uit, en Hij verslapt den riem der geweldigen. 12:22 Hij openbaart de diepten uit de duisternis, en des doods schaduwe brengt Hij voort in het licht. 12:23 Hij vermenigvuldigt de volken, en verderft ze; Hij breidt de volken uit, en leidt ze. 12:24 Hij neemt het hart van de hoofden des volks der aarde weg, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 12:25 Zij tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een dronkaard.
12:11 Zal niet het oor de woorden proeven, gelijk het gehemelte voor zich de spijze smaakt? 12:12 In de stokouden is de wijsheid, en in de langheid der dagen het verstand. 12:13 Bij Hem is wijsheid en macht; Hij heeft raad en verstand. 12:14 Ziet, Hij breekt af, en het zal niet herbouwd worden; Hij besluit iemand, en er zal niet opengedaan worden. 12:15 Ziet, Hij houdt de wateren op, en zij drogen uit; ook laat Hij ze uit, en zij keren de aarde om. 12:16 Bij Hem is kracht en wijsheid; Zijns is de dwalende, en die doet dwalen. 12:17 Hij voert de raadsheren beroofd weg, en de rechters maakt Hij uitzinnig, 12:18 Den band der koningen maakt Hij los, en Hij bindt den gordel aan hun lenden. 12:19 Hij voert de oversten beroofd weg, en de machtigen keert Hij om. 12:20 Hij beneemt den getrouwen de spraak, en der ouden oordeel neemt Hij weg. 12:21 Hij giet verachting over de prinsen uit, en Hij verslapt den riem der geweldigen. 12:22 Hij openbaart de diepten uit de duisternis, en des doods schaduwe brengt Hij voort in het licht. 12:23 Hij vermenigvuldigt de volken, en verderft ze; Hij breidt de volken uit, en leidt ze. 12:24 Hij neemt het hart van de hoofden des volks der aarde weg, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 12:25 Zij tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een dronkaard.
12:12 In de stokouden is de wijsheid, en in de langheid der dagen het verstand. 12:13 Bij Hem is wijsheid en macht; Hij heeft raad en verstand. 12:14 Ziet, Hij breekt af, en het zal niet herbouwd worden; Hij besluit iemand, en er zal niet opengedaan worden. 12:15 Ziet, Hij houdt de wateren op, en zij drogen uit; ook laat Hij ze uit, en zij keren de aarde om. 12:16 Bij Hem is kracht en wijsheid; Zijns is de dwalende, en die doet dwalen. 12:17 Hij voert de raadsheren beroofd weg, en de rechters maakt Hij uitzinnig, 12:18 Den band der koningen maakt Hij los, en Hij bindt den gordel aan hun lenden. 12:19 Hij voert de oversten beroofd weg, en de machtigen keert Hij om. 12:20 Hij beneemt den getrouwen de spraak, en der ouden oordeel neemt Hij weg. 12:21 Hij giet verachting over de prinsen uit, en Hij verslapt den riem der geweldigen. 12:22 Hij openbaart de diepten uit de duisternis, en des doods schaduwe brengt Hij voort in het licht. 12:23 Hij vermenigvuldigt de volken, en verderft ze; Hij breidt de volken uit, en leidt ze. 12:24 Hij neemt het hart van de hoofden des volks der aarde weg, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 12:25 Zij tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een dronkaard.
12:13 Bij Hem is wijsheid en macht; Hij heeft raad en verstand. 12:14 Ziet, Hij breekt af, en het zal niet herbouwd worden; Hij besluit iemand, en er zal niet opengedaan worden. 12:15 Ziet, Hij houdt de wateren op, en zij drogen uit; ook laat Hij ze uit, en zij keren de aarde om. 12:16 Bij Hem is kracht en wijsheid; Zijns is de dwalende, en die doet dwalen. 12:17 Hij voert de raadsheren beroofd weg, en de rechters maakt Hij uitzinnig, 12:18 Den band der koningen maakt Hij los, en Hij bindt den gordel aan hun lenden. 12:19 Hij voert de oversten beroofd weg, en de machtigen keert Hij om. 12:20 Hij beneemt den getrouwen de spraak, en der ouden oordeel neemt Hij weg. 12:21 Hij giet verachting over de prinsen uit, en Hij verslapt den riem der geweldigen. 12:22 Hij openbaart de diepten uit de duisternis, en des doods schaduwe brengt Hij voort in het licht. 12:23 Hij vermenigvuldigt de volken, en verderft ze; Hij breidt de volken uit, en leidt ze. 12:24 Hij neemt het hart van de hoofden des volks der aarde weg, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 12:25 Zij tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een dronkaard.
12:14 Ziet, Hij breekt af, en het zal niet herbouwd worden; Hij besluit iemand, en er zal niet opengedaan worden. 12:15 Ziet, Hij houdt de wateren op, en zij drogen uit; ook laat Hij ze uit, en zij keren de aarde om. 12:16 Bij Hem is kracht en wijsheid; Zijns is de dwalende, en die doet dwalen. 12:17 Hij voert de raadsheren beroofd weg, en de rechters maakt Hij uitzinnig, 12:18 Den band der koningen maakt Hij los, en Hij bindt den gordel aan hun lenden. 12:19 Hij voert de oversten beroofd weg, en de machtigen keert Hij om. 12:20 Hij beneemt den getrouwen de spraak, en der ouden oordeel neemt Hij weg. 12:21 Hij giet verachting over de prinsen uit, en Hij verslapt den riem der geweldigen. 12:22 Hij openbaart de diepten uit de duisternis, en des doods schaduwe brengt Hij voort in het licht. 12:23 Hij vermenigvuldigt de volken, en verderft ze; Hij breidt de volken uit, en leidt ze. 12:24 Hij neemt het hart van de hoofden des volks der aarde weg, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 12:25 Zij tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een dronkaard.
12:15 Ziet, Hij houdt de wateren op, en zij drogen uit; ook laat Hij ze uit, en zij keren de aarde om. 12:16 Bij Hem is kracht en wijsheid; Zijns is de dwalende, en die doet dwalen. 12:17 Hij voert de raadsheren beroofd weg, en de rechters maakt Hij uitzinnig, 12:18 Den band der koningen maakt Hij los, en Hij bindt den gordel aan hun lenden. 12:19 Hij voert de oversten beroofd weg, en de machtigen keert Hij om. 12:20 Hij beneemt den getrouwen de spraak, en der ouden oordeel neemt Hij weg. 12:21 Hij giet verachting over de prinsen uit, en Hij verslapt den riem der geweldigen. 12:22 Hij openbaart de diepten uit de duisternis, en des doods schaduwe brengt Hij voort in het licht. 12:23 Hij vermenigvuldigt de volken, en verderft ze; Hij breidt de volken uit, en leidt ze. 12:24 Hij neemt het hart van de hoofden des volks der aarde weg, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 12:25 Zij tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een dronkaard.
12:16 Bij Hem is kracht en wijsheid; Zijns is de dwalende, en die doet dwalen. 12:17 Hij voert de raadsheren beroofd weg, en de rechters maakt Hij uitzinnig, 12:18 Den band der koningen maakt Hij los, en Hij bindt den gordel aan hun lenden. 12:19 Hij voert de oversten beroofd weg, en de machtigen keert Hij om. 12:20 Hij beneemt den getrouwen de spraak, en der ouden oordeel neemt Hij weg. 12:21 Hij giet verachting over de prinsen uit, en Hij verslapt den riem der geweldigen. 12:22 Hij openbaart de diepten uit de duisternis, en des doods schaduwe brengt Hij voort in het licht. 12:23 Hij vermenigvuldigt de volken, en verderft ze; Hij breidt de volken uit, en leidt ze. 12:24 Hij neemt het hart van de hoofden des volks der aarde weg, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 12:25 Zij tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een dronkaard.
12:17 Hij voert de raadsheren beroofd weg, en de rechters maakt Hij uitzinnig, 12:18 Den band der koningen maakt Hij los, en Hij bindt den gordel aan hun lenden. 12:19 Hij voert de oversten beroofd weg, en de machtigen keert Hij om. 12:20 Hij beneemt den getrouwen de spraak, en der ouden oordeel neemt Hij weg. 12:21 Hij giet verachting over de prinsen uit, en Hij verslapt den riem der geweldigen. 12:22 Hij openbaart de diepten uit de duisternis, en des doods schaduwe brengt Hij voort in het licht. 12:23 Hij vermenigvuldigt de volken, en verderft ze; Hij breidt de volken uit, en leidt ze. 12:24 Hij neemt het hart van de hoofden des volks der aarde weg, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 12:25 Zij tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een dronkaard.
12:18 Den band der koningen maakt Hij los, en Hij bindt den gordel aan hun lenden. 12:19 Hij voert de oversten beroofd weg, en de machtigen keert Hij om. 12:20 Hij beneemt den getrouwen de spraak, en der ouden oordeel neemt Hij weg. 12:21 Hij giet verachting over de prinsen uit, en Hij verslapt den riem der geweldigen. 12:22 Hij openbaart de diepten uit de duisternis, en des doods schaduwe brengt Hij voort in het licht. 12:23 Hij vermenigvuldigt de volken, en verderft ze; Hij breidt de volken uit, en leidt ze. 12:24 Hij neemt het hart van de hoofden des volks der aarde weg, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 12:25 Zij tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een dronkaard.
12:19 Hij voert de oversten beroofd weg, en de machtigen keert Hij om. 12:20 Hij beneemt den getrouwen de spraak, en der ouden oordeel neemt Hij weg. 12:21 Hij giet verachting over de prinsen uit, en Hij verslapt den riem der geweldigen. 12:22 Hij openbaart de diepten uit de duisternis, en des doods schaduwe brengt Hij voort in het licht. 12:23 Hij vermenigvuldigt de volken, en verderft ze; Hij breidt de volken uit, en leidt ze. 12:24 Hij neemt het hart van de hoofden des volks der aarde weg, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 12:25 Zij tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een dronkaard.
12:20 Hij beneemt den getrouwen de spraak, en der ouden oordeel neemt Hij weg. 12:21 Hij giet verachting over de prinsen uit, en Hij verslapt den riem der geweldigen. 12:22 Hij openbaart de diepten uit de duisternis, en des doods schaduwe brengt Hij voort in het licht. 12:23 Hij vermenigvuldigt de volken, en verderft ze; Hij breidt de volken uit, en leidt ze. 12:24 Hij neemt het hart van de hoofden des volks der aarde weg, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 12:25 Zij tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een dronkaard.
12:21 Hij giet verachting over de prinsen uit, en Hij verslapt den riem der geweldigen. 12:22 Hij openbaart de diepten uit de duisternis, en des doods schaduwe brengt Hij voort in het licht. 12:23 Hij vermenigvuldigt de volken, en verderft ze; Hij breidt de volken uit, en leidt ze. 12:24 Hij neemt het hart van de hoofden des volks der aarde weg, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 12:25 Zij tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een dronkaard.
12:22 Hij openbaart de diepten uit de duisternis, en des doods schaduwe brengt Hij voort in het licht. 12:23 Hij vermenigvuldigt de volken, en verderft ze; Hij breidt de volken uit, en leidt ze. 12:24 Hij neemt het hart van de hoofden des volks der aarde weg, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 12:25 Zij tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een dronkaard.
12:23 Hij vermenigvuldigt de volken, en verderft ze; Hij breidt de volken uit, en leidt ze. 12:24 Hij neemt het hart van de hoofden des volks der aarde weg, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 12:25 Zij tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een dronkaard.
12:24 Hij neemt het hart van de hoofden des volks der aarde weg, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. 12:25 Zij tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een dronkaard.
12:25 Zij tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een dronkaard.
GOTO NEXT CHAPTER - BIBLE INDEX & SEARCH