22:1 Toen antwoordde Elifaz, de Themaniet, en zeide: 22:2 Zal ook een man Gode voordelig zijn? Maar voor zichzelven zal de verstandige voordelig zijn. 22:3 Is het voor den Almachtige nuttigheid, dat gij rechtvaardig zijt; of gewin, dat gij uw wegen volmaakt? 22:4 Is het om uw vreze, dat Hij u bestraft, dat Hij met u in het gericht komt? 22:5 Is niet uw boosheid groot, en uwer ongerechtigheden geen einde? 22:6 Want gij hebt uw broederen zonder oorzaak pand afgenomen, en de klederen der naakten hebt gij uitgetogen. 22:7 Den moede hebt gij geen water te drinken gegeven, en van den hongerige hebt gij het brood onthouden. 22:8 Maar was er een man van geweld, voor dien was het land, en een aanzienlijk persoon woonde daarin. 22:9 De weduwen hebt gij ledig weggezonden, en de armen der wezen zijn verbrijzeld. 22:10 Daarom zijn strikken rondom u, en vervaardheid heeft u haastelijk beroerd. 22:11 Of gij ziet de duisternis niet, en des water overvloed bedekt u. 22:12 Is niet God in de hoogte der hemelen? Zie toch het opperste der sterren aan, dat zij verheven zijn. 22:13 Daarom zegt gij: Wat weet er God van? Zal Hij door de donkerheid oordelen? 22:14 De wolken zijn Hem een verberging, dat Hij niet ziet; en Hij bewandelt den omgang der hemelen. 22:15 Hebt gij het pad der eeuw waargenomen, dat de ongerechtige lieden betreden hebben? 22:16 Die rimpelachtig gemaakt zijn, als het de tijd niet was; een vloed is over hun grond uitgestort; 22:17 Die zeiden tot God: Wijk van ons! En wat had de Almachtige hun gedaan? 22:18 Hij had immers hun huizen met goed gevuld; daarom is de raad der goddelozen verre van mij. 22:19 De rechtvaardigen zagen het, en waren blijde, en de onschuldige bespotte hen; 22:20 Dewijl onze stand niet verdelgd is, maar het vuur hun overblijfsel verteerd heeft. 22:21 Gewen u toch aan Hem, en heb vrede; daardoor zal u het goede overkomen. 22:22 Ontvang toch de wet uit Zijn mond, en leg Zijn redenen in uw hart. 22:23 Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre van uw tenten. 22:24 Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het goud van Ofir bij den rotssteen der beken; 22:25 Ja, de Almachtige zal uw overvloedig goud zijn, en uw krachtig zilver zijn; 22:26 Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen, en gij zult tot God uw aangezicht opheffen. 22:27 Gij zult tot Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult uw geloften betalen. 22:28 Als gij een zaak besluit, zo zal zij u bestendig zijn; en op uw wegen zal het licht schijnen. 22:29 Als men iemand vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal God den nederige van ogen behouden. 22:30 Ja, Hij zal dien bevrijden, die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de zuiverheid uwer handen.
22:2 Zal ook een man Gode voordelig zijn? Maar voor zichzelven zal de verstandige voordelig zijn. 22:3 Is het voor den Almachtige nuttigheid, dat gij rechtvaardig zijt; of gewin, dat gij uw wegen volmaakt? 22:4 Is het om uw vreze, dat Hij u bestraft, dat Hij met u in het gericht komt? 22:5 Is niet uw boosheid groot, en uwer ongerechtigheden geen einde? 22:6 Want gij hebt uw broederen zonder oorzaak pand afgenomen, en de klederen der naakten hebt gij uitgetogen. 22:7 Den moede hebt gij geen water te drinken gegeven, en van den hongerige hebt gij het brood onthouden. 22:8 Maar was er een man van geweld, voor dien was het land, en een aanzienlijk persoon woonde daarin. 22:9 De weduwen hebt gij ledig weggezonden, en de armen der wezen zijn verbrijzeld. 22:10 Daarom zijn strikken rondom u, en vervaardheid heeft u haastelijk beroerd. 22:11 Of gij ziet de duisternis niet, en des water overvloed bedekt u. 22:12 Is niet God in de hoogte der hemelen? Zie toch het opperste der sterren aan, dat zij verheven zijn. 22:13 Daarom zegt gij: Wat weet er God van? Zal Hij door de donkerheid oordelen? 22:14 De wolken zijn Hem een verberging, dat Hij niet ziet; en Hij bewandelt den omgang der hemelen. 22:15 Hebt gij het pad der eeuw waargenomen, dat de ongerechtige lieden betreden hebben? 22:16 Die rimpelachtig gemaakt zijn, als het de tijd niet was; een vloed is over hun grond uitgestort; 22:17 Die zeiden tot God: Wijk van ons! En wat had de Almachtige hun gedaan? 22:18 Hij had immers hun huizen met goed gevuld; daarom is de raad der goddelozen verre van mij. 22:19 De rechtvaardigen zagen het, en waren blijde, en de onschuldige bespotte hen; 22:20 Dewijl onze stand niet verdelgd is, maar het vuur hun overblijfsel verteerd heeft. 22:21 Gewen u toch aan Hem, en heb vrede; daardoor zal u het goede overkomen. 22:22 Ontvang toch de wet uit Zijn mond, en leg Zijn redenen in uw hart. 22:23 Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre van uw tenten. 22:24 Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het goud van Ofir bij den rotssteen der beken; 22:25 Ja, de Almachtige zal uw overvloedig goud zijn, en uw krachtig zilver zijn; 22:26 Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen, en gij zult tot God uw aangezicht opheffen. 22:27 Gij zult tot Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult uw geloften betalen. 22:28 Als gij een zaak besluit, zo zal zij u bestendig zijn; en op uw wegen zal het licht schijnen. 22:29 Als men iemand vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal God den nederige van ogen behouden. 22:30 Ja, Hij zal dien bevrijden, die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de zuiverheid uwer handen.
22:3 Is het voor den Almachtige nuttigheid, dat gij rechtvaardig zijt; of gewin, dat gij uw wegen volmaakt? 22:4 Is het om uw vreze, dat Hij u bestraft, dat Hij met u in het gericht komt? 22:5 Is niet uw boosheid groot, en uwer ongerechtigheden geen einde? 22:6 Want gij hebt uw broederen zonder oorzaak pand afgenomen, en de klederen der naakten hebt gij uitgetogen. 22:7 Den moede hebt gij geen water te drinken gegeven, en van den hongerige hebt gij het brood onthouden. 22:8 Maar was er een man van geweld, voor dien was het land, en een aanzienlijk persoon woonde daarin. 22:9 De weduwen hebt gij ledig weggezonden, en de armen der wezen zijn verbrijzeld. 22:10 Daarom zijn strikken rondom u, en vervaardheid heeft u haastelijk beroerd. 22:11 Of gij ziet de duisternis niet, en des water overvloed bedekt u. 22:12 Is niet God in de hoogte der hemelen? Zie toch het opperste der sterren aan, dat zij verheven zijn. 22:13 Daarom zegt gij: Wat weet er God van? Zal Hij door de donkerheid oordelen? 22:14 De wolken zijn Hem een verberging, dat Hij niet ziet; en Hij bewandelt den omgang der hemelen. 22:15 Hebt gij het pad der eeuw waargenomen, dat de ongerechtige lieden betreden hebben? 22:16 Die rimpelachtig gemaakt zijn, als het de tijd niet was; een vloed is over hun grond uitgestort; 22:17 Die zeiden tot God: Wijk van ons! En wat had de Almachtige hun gedaan? 22:18 Hij had immers hun huizen met goed gevuld; daarom is de raad der goddelozen verre van mij. 22:19 De rechtvaardigen zagen het, en waren blijde, en de onschuldige bespotte hen; 22:20 Dewijl onze stand niet verdelgd is, maar het vuur hun overblijfsel verteerd heeft. 22:21 Gewen u toch aan Hem, en heb vrede; daardoor zal u het goede overkomen. 22:22 Ontvang toch de wet uit Zijn mond, en leg Zijn redenen in uw hart. 22:23 Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre van uw tenten. 22:24 Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het goud van Ofir bij den rotssteen der beken; 22:25 Ja, de Almachtige zal uw overvloedig goud zijn, en uw krachtig zilver zijn; 22:26 Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen, en gij zult tot God uw aangezicht opheffen. 22:27 Gij zult tot Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult uw geloften betalen. 22:28 Als gij een zaak besluit, zo zal zij u bestendig zijn; en op uw wegen zal het licht schijnen. 22:29 Als men iemand vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal God den nederige van ogen behouden. 22:30 Ja, Hij zal dien bevrijden, die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de zuiverheid uwer handen.
22:4 Is het om uw vreze, dat Hij u bestraft, dat Hij met u in het gericht komt? 22:5 Is niet uw boosheid groot, en uwer ongerechtigheden geen einde? 22:6 Want gij hebt uw broederen zonder oorzaak pand afgenomen, en de klederen der naakten hebt gij uitgetogen. 22:7 Den moede hebt gij geen water te drinken gegeven, en van den hongerige hebt gij het brood onthouden. 22:8 Maar was er een man van geweld, voor dien was het land, en een aanzienlijk persoon woonde daarin. 22:9 De weduwen hebt gij ledig weggezonden, en de armen der wezen zijn verbrijzeld. 22:10 Daarom zijn strikken rondom u, en vervaardheid heeft u haastelijk beroerd. 22:11 Of gij ziet de duisternis niet, en des water overvloed bedekt u. 22:12 Is niet God in de hoogte der hemelen? Zie toch het opperste der sterren aan, dat zij verheven zijn. 22:13 Daarom zegt gij: Wat weet er God van? Zal Hij door de donkerheid oordelen? 22:14 De wolken zijn Hem een verberging, dat Hij niet ziet; en Hij bewandelt den omgang der hemelen. 22:15 Hebt gij het pad der eeuw waargenomen, dat de ongerechtige lieden betreden hebben? 22:16 Die rimpelachtig gemaakt zijn, als het de tijd niet was; een vloed is over hun grond uitgestort; 22:17 Die zeiden tot God: Wijk van ons! En wat had de Almachtige hun gedaan? 22:18 Hij had immers hun huizen met goed gevuld; daarom is de raad der goddelozen verre van mij. 22:19 De rechtvaardigen zagen het, en waren blijde, en de onschuldige bespotte hen; 22:20 Dewijl onze stand niet verdelgd is, maar het vuur hun overblijfsel verteerd heeft. 22:21 Gewen u toch aan Hem, en heb vrede; daardoor zal u het goede overkomen. 22:22 Ontvang toch de wet uit Zijn mond, en leg Zijn redenen in uw hart. 22:23 Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre van uw tenten. 22:24 Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het goud van Ofir bij den rotssteen der beken; 22:25 Ja, de Almachtige zal uw overvloedig goud zijn, en uw krachtig zilver zijn; 22:26 Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen, en gij zult tot God uw aangezicht opheffen. 22:27 Gij zult tot Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult uw geloften betalen. 22:28 Als gij een zaak besluit, zo zal zij u bestendig zijn; en op uw wegen zal het licht schijnen. 22:29 Als men iemand vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal God den nederige van ogen behouden. 22:30 Ja, Hij zal dien bevrijden, die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de zuiverheid uwer handen.
22:5 Is niet uw boosheid groot, en uwer ongerechtigheden geen einde? 22:6 Want gij hebt uw broederen zonder oorzaak pand afgenomen, en de klederen der naakten hebt gij uitgetogen. 22:7 Den moede hebt gij geen water te drinken gegeven, en van den hongerige hebt gij het brood onthouden. 22:8 Maar was er een man van geweld, voor dien was het land, en een aanzienlijk persoon woonde daarin. 22:9 De weduwen hebt gij ledig weggezonden, en de armen der wezen zijn verbrijzeld. 22:10 Daarom zijn strikken rondom u, en vervaardheid heeft u haastelijk beroerd. 22:11 Of gij ziet de duisternis niet, en des water overvloed bedekt u. 22:12 Is niet God in de hoogte der hemelen? Zie toch het opperste der sterren aan, dat zij verheven zijn. 22:13 Daarom zegt gij: Wat weet er God van? Zal Hij door de donkerheid oordelen? 22:14 De wolken zijn Hem een verberging, dat Hij niet ziet; en Hij bewandelt den omgang der hemelen. 22:15 Hebt gij het pad der eeuw waargenomen, dat de ongerechtige lieden betreden hebben? 22:16 Die rimpelachtig gemaakt zijn, als het de tijd niet was; een vloed is over hun grond uitgestort; 22:17 Die zeiden tot God: Wijk van ons! En wat had de Almachtige hun gedaan? 22:18 Hij had immers hun huizen met goed gevuld; daarom is de raad der goddelozen verre van mij. 22:19 De rechtvaardigen zagen het, en waren blijde, en de onschuldige bespotte hen; 22:20 Dewijl onze stand niet verdelgd is, maar het vuur hun overblijfsel verteerd heeft. 22:21 Gewen u toch aan Hem, en heb vrede; daardoor zal u het goede overkomen. 22:22 Ontvang toch de wet uit Zijn mond, en leg Zijn redenen in uw hart. 22:23 Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre van uw tenten. 22:24 Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het goud van Ofir bij den rotssteen der beken; 22:25 Ja, de Almachtige zal uw overvloedig goud zijn, en uw krachtig zilver zijn; 22:26 Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen, en gij zult tot God uw aangezicht opheffen. 22:27 Gij zult tot Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult uw geloften betalen. 22:28 Als gij een zaak besluit, zo zal zij u bestendig zijn; en op uw wegen zal het licht schijnen. 22:29 Als men iemand vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal God den nederige van ogen behouden. 22:30 Ja, Hij zal dien bevrijden, die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de zuiverheid uwer handen.
22:6 Want gij hebt uw broederen zonder oorzaak pand afgenomen, en de klederen der naakten hebt gij uitgetogen. 22:7 Den moede hebt gij geen water te drinken gegeven, en van den hongerige hebt gij het brood onthouden. 22:8 Maar was er een man van geweld, voor dien was het land, en een aanzienlijk persoon woonde daarin. 22:9 De weduwen hebt gij ledig weggezonden, en de armen der wezen zijn verbrijzeld. 22:10 Daarom zijn strikken rondom u, en vervaardheid heeft u haastelijk beroerd. 22:11 Of gij ziet de duisternis niet, en des water overvloed bedekt u. 22:12 Is niet God in de hoogte der hemelen? Zie toch het opperste der sterren aan, dat zij verheven zijn. 22:13 Daarom zegt gij: Wat weet er God van? Zal Hij door de donkerheid oordelen? 22:14 De wolken zijn Hem een verberging, dat Hij niet ziet; en Hij bewandelt den omgang der hemelen. 22:15 Hebt gij het pad der eeuw waargenomen, dat de ongerechtige lieden betreden hebben? 22:16 Die rimpelachtig gemaakt zijn, als het de tijd niet was; een vloed is over hun grond uitgestort; 22:17 Die zeiden tot God: Wijk van ons! En wat had de Almachtige hun gedaan? 22:18 Hij had immers hun huizen met goed gevuld; daarom is de raad der goddelozen verre van mij. 22:19 De rechtvaardigen zagen het, en waren blijde, en de onschuldige bespotte hen; 22:20 Dewijl onze stand niet verdelgd is, maar het vuur hun overblijfsel verteerd heeft. 22:21 Gewen u toch aan Hem, en heb vrede; daardoor zal u het goede overkomen. 22:22 Ontvang toch de wet uit Zijn mond, en leg Zijn redenen in uw hart. 22:23 Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre van uw tenten. 22:24 Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het goud van Ofir bij den rotssteen der beken; 22:25 Ja, de Almachtige zal uw overvloedig goud zijn, en uw krachtig zilver zijn; 22:26 Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen, en gij zult tot God uw aangezicht opheffen. 22:27 Gij zult tot Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult uw geloften betalen. 22:28 Als gij een zaak besluit, zo zal zij u bestendig zijn; en op uw wegen zal het licht schijnen. 22:29 Als men iemand vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal God den nederige van ogen behouden. 22:30 Ja, Hij zal dien bevrijden, die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de zuiverheid uwer handen.
22:7 Den moede hebt gij geen water te drinken gegeven, en van den hongerige hebt gij het brood onthouden. 22:8 Maar was er een man van geweld, voor dien was het land, en een aanzienlijk persoon woonde daarin. 22:9 De weduwen hebt gij ledig weggezonden, en de armen der wezen zijn verbrijzeld. 22:10 Daarom zijn strikken rondom u, en vervaardheid heeft u haastelijk beroerd. 22:11 Of gij ziet de duisternis niet, en des water overvloed bedekt u. 22:12 Is niet God in de hoogte der hemelen? Zie toch het opperste der sterren aan, dat zij verheven zijn. 22:13 Daarom zegt gij: Wat weet er God van? Zal Hij door de donkerheid oordelen? 22:14 De wolken zijn Hem een verberging, dat Hij niet ziet; en Hij bewandelt den omgang der hemelen. 22:15 Hebt gij het pad der eeuw waargenomen, dat de ongerechtige lieden betreden hebben? 22:16 Die rimpelachtig gemaakt zijn, als het de tijd niet was; een vloed is over hun grond uitgestort; 22:17 Die zeiden tot God: Wijk van ons! En wat had de Almachtige hun gedaan? 22:18 Hij had immers hun huizen met goed gevuld; daarom is de raad der goddelozen verre van mij. 22:19 De rechtvaardigen zagen het, en waren blijde, en de onschuldige bespotte hen; 22:20 Dewijl onze stand niet verdelgd is, maar het vuur hun overblijfsel verteerd heeft. 22:21 Gewen u toch aan Hem, en heb vrede; daardoor zal u het goede overkomen. 22:22 Ontvang toch de wet uit Zijn mond, en leg Zijn redenen in uw hart. 22:23 Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre van uw tenten. 22:24 Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het goud van Ofir bij den rotssteen der beken; 22:25 Ja, de Almachtige zal uw overvloedig goud zijn, en uw krachtig zilver zijn; 22:26 Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen, en gij zult tot God uw aangezicht opheffen. 22:27 Gij zult tot Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult uw geloften betalen. 22:28 Als gij een zaak besluit, zo zal zij u bestendig zijn; en op uw wegen zal het licht schijnen. 22:29 Als men iemand vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal God den nederige van ogen behouden. 22:30 Ja, Hij zal dien bevrijden, die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de zuiverheid uwer handen.
22:8 Maar was er een man van geweld, voor dien was het land, en een aanzienlijk persoon woonde daarin. 22:9 De weduwen hebt gij ledig weggezonden, en de armen der wezen zijn verbrijzeld. 22:10 Daarom zijn strikken rondom u, en vervaardheid heeft u haastelijk beroerd. 22:11 Of gij ziet de duisternis niet, en des water overvloed bedekt u. 22:12 Is niet God in de hoogte der hemelen? Zie toch het opperste der sterren aan, dat zij verheven zijn. 22:13 Daarom zegt gij: Wat weet er God van? Zal Hij door de donkerheid oordelen? 22:14 De wolken zijn Hem een verberging, dat Hij niet ziet; en Hij bewandelt den omgang der hemelen. 22:15 Hebt gij het pad der eeuw waargenomen, dat de ongerechtige lieden betreden hebben? 22:16 Die rimpelachtig gemaakt zijn, als het de tijd niet was; een vloed is over hun grond uitgestort; 22:17 Die zeiden tot God: Wijk van ons! En wat had de Almachtige hun gedaan? 22:18 Hij had immers hun huizen met goed gevuld; daarom is de raad der goddelozen verre van mij. 22:19 De rechtvaardigen zagen het, en waren blijde, en de onschuldige bespotte hen; 22:20 Dewijl onze stand niet verdelgd is, maar het vuur hun overblijfsel verteerd heeft. 22:21 Gewen u toch aan Hem, en heb vrede; daardoor zal u het goede overkomen. 22:22 Ontvang toch de wet uit Zijn mond, en leg Zijn redenen in uw hart. 22:23 Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre van uw tenten. 22:24 Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het goud van Ofir bij den rotssteen der beken; 22:25 Ja, de Almachtige zal uw overvloedig goud zijn, en uw krachtig zilver zijn; 22:26 Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen, en gij zult tot God uw aangezicht opheffen. 22:27 Gij zult tot Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult uw geloften betalen. 22:28 Als gij een zaak besluit, zo zal zij u bestendig zijn; en op uw wegen zal het licht schijnen. 22:29 Als men iemand vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal God den nederige van ogen behouden. 22:30 Ja, Hij zal dien bevrijden, die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de zuiverheid uwer handen.
22:9 De weduwen hebt gij ledig weggezonden, en de armen der wezen zijn verbrijzeld. 22:10 Daarom zijn strikken rondom u, en vervaardheid heeft u haastelijk beroerd. 22:11 Of gij ziet de duisternis niet, en des water overvloed bedekt u. 22:12 Is niet God in de hoogte der hemelen? Zie toch het opperste der sterren aan, dat zij verheven zijn. 22:13 Daarom zegt gij: Wat weet er God van? Zal Hij door de donkerheid oordelen? 22:14 De wolken zijn Hem een verberging, dat Hij niet ziet; en Hij bewandelt den omgang der hemelen. 22:15 Hebt gij het pad der eeuw waargenomen, dat de ongerechtige lieden betreden hebben? 22:16 Die rimpelachtig gemaakt zijn, als het de tijd niet was; een vloed is over hun grond uitgestort; 22:17 Die zeiden tot God: Wijk van ons! En wat had de Almachtige hun gedaan? 22:18 Hij had immers hun huizen met goed gevuld; daarom is de raad der goddelozen verre van mij. 22:19 De rechtvaardigen zagen het, en waren blijde, en de onschuldige bespotte hen; 22:20 Dewijl onze stand niet verdelgd is, maar het vuur hun overblijfsel verteerd heeft. 22:21 Gewen u toch aan Hem, en heb vrede; daardoor zal u het goede overkomen. 22:22 Ontvang toch de wet uit Zijn mond, en leg Zijn redenen in uw hart. 22:23 Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre van uw tenten. 22:24 Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het goud van Ofir bij den rotssteen der beken; 22:25 Ja, de Almachtige zal uw overvloedig goud zijn, en uw krachtig zilver zijn; 22:26 Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen, en gij zult tot God uw aangezicht opheffen. 22:27 Gij zult tot Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult uw geloften betalen. 22:28 Als gij een zaak besluit, zo zal zij u bestendig zijn; en op uw wegen zal het licht schijnen. 22:29 Als men iemand vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal God den nederige van ogen behouden. 22:30 Ja, Hij zal dien bevrijden, die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de zuiverheid uwer handen.
22:10 Daarom zijn strikken rondom u, en vervaardheid heeft u haastelijk beroerd. 22:11 Of gij ziet de duisternis niet, en des water overvloed bedekt u. 22:12 Is niet God in de hoogte der hemelen? Zie toch het opperste der sterren aan, dat zij verheven zijn. 22:13 Daarom zegt gij: Wat weet er God van? Zal Hij door de donkerheid oordelen? 22:14 De wolken zijn Hem een verberging, dat Hij niet ziet; en Hij bewandelt den omgang der hemelen. 22:15 Hebt gij het pad der eeuw waargenomen, dat de ongerechtige lieden betreden hebben? 22:16 Die rimpelachtig gemaakt zijn, als het de tijd niet was; een vloed is over hun grond uitgestort; 22:17 Die zeiden tot God: Wijk van ons! En wat had de Almachtige hun gedaan? 22:18 Hij had immers hun huizen met goed gevuld; daarom is de raad der goddelozen verre van mij. 22:19 De rechtvaardigen zagen het, en waren blijde, en de onschuldige bespotte hen; 22:20 Dewijl onze stand niet verdelgd is, maar het vuur hun overblijfsel verteerd heeft. 22:21 Gewen u toch aan Hem, en heb vrede; daardoor zal u het goede overkomen. 22:22 Ontvang toch de wet uit Zijn mond, en leg Zijn redenen in uw hart. 22:23 Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre van uw tenten. 22:24 Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het goud van Ofir bij den rotssteen der beken; 22:25 Ja, de Almachtige zal uw overvloedig goud zijn, en uw krachtig zilver zijn; 22:26 Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen, en gij zult tot God uw aangezicht opheffen. 22:27 Gij zult tot Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult uw geloften betalen. 22:28 Als gij een zaak besluit, zo zal zij u bestendig zijn; en op uw wegen zal het licht schijnen. 22:29 Als men iemand vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal God den nederige van ogen behouden. 22:30 Ja, Hij zal dien bevrijden, die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de zuiverheid uwer handen.
22:11 Of gij ziet de duisternis niet, en des water overvloed bedekt u. 22:12 Is niet God in de hoogte der hemelen? Zie toch het opperste der sterren aan, dat zij verheven zijn. 22:13 Daarom zegt gij: Wat weet er God van? Zal Hij door de donkerheid oordelen? 22:14 De wolken zijn Hem een verberging, dat Hij niet ziet; en Hij bewandelt den omgang der hemelen. 22:15 Hebt gij het pad der eeuw waargenomen, dat de ongerechtige lieden betreden hebben? 22:16 Die rimpelachtig gemaakt zijn, als het de tijd niet was; een vloed is over hun grond uitgestort; 22:17 Die zeiden tot God: Wijk van ons! En wat had de Almachtige hun gedaan? 22:18 Hij had immers hun huizen met goed gevuld; daarom is de raad der goddelozen verre van mij. 22:19 De rechtvaardigen zagen het, en waren blijde, en de onschuldige bespotte hen; 22:20 Dewijl onze stand niet verdelgd is, maar het vuur hun overblijfsel verteerd heeft. 22:21 Gewen u toch aan Hem, en heb vrede; daardoor zal u het goede overkomen. 22:22 Ontvang toch de wet uit Zijn mond, en leg Zijn redenen in uw hart. 22:23 Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre van uw tenten. 22:24 Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het goud van Ofir bij den rotssteen der beken; 22:25 Ja, de Almachtige zal uw overvloedig goud zijn, en uw krachtig zilver zijn; 22:26 Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen, en gij zult tot God uw aangezicht opheffen. 22:27 Gij zult tot Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult uw geloften betalen. 22:28 Als gij een zaak besluit, zo zal zij u bestendig zijn; en op uw wegen zal het licht schijnen. 22:29 Als men iemand vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal God den nederige van ogen behouden. 22:30 Ja, Hij zal dien bevrijden, die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de zuiverheid uwer handen.
22:12 Is niet God in de hoogte der hemelen? Zie toch het opperste der sterren aan, dat zij verheven zijn. 22:13 Daarom zegt gij: Wat weet er God van? Zal Hij door de donkerheid oordelen? 22:14 De wolken zijn Hem een verberging, dat Hij niet ziet; en Hij bewandelt den omgang der hemelen. 22:15 Hebt gij het pad der eeuw waargenomen, dat de ongerechtige lieden betreden hebben? 22:16 Die rimpelachtig gemaakt zijn, als het de tijd niet was; een vloed is over hun grond uitgestort; 22:17 Die zeiden tot God: Wijk van ons! En wat had de Almachtige hun gedaan? 22:18 Hij had immers hun huizen met goed gevuld; daarom is de raad der goddelozen verre van mij. 22:19 De rechtvaardigen zagen het, en waren blijde, en de onschuldige bespotte hen; 22:20 Dewijl onze stand niet verdelgd is, maar het vuur hun overblijfsel verteerd heeft. 22:21 Gewen u toch aan Hem, en heb vrede; daardoor zal u het goede overkomen. 22:22 Ontvang toch de wet uit Zijn mond, en leg Zijn redenen in uw hart. 22:23 Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre van uw tenten. 22:24 Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het goud van Ofir bij den rotssteen der beken; 22:25 Ja, de Almachtige zal uw overvloedig goud zijn, en uw krachtig zilver zijn; 22:26 Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen, en gij zult tot God uw aangezicht opheffen. 22:27 Gij zult tot Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult uw geloften betalen. 22:28 Als gij een zaak besluit, zo zal zij u bestendig zijn; en op uw wegen zal het licht schijnen. 22:29 Als men iemand vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal God den nederige van ogen behouden. 22:30 Ja, Hij zal dien bevrijden, die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de zuiverheid uwer handen.
22:13 Daarom zegt gij: Wat weet er God van? Zal Hij door de donkerheid oordelen? 22:14 De wolken zijn Hem een verberging, dat Hij niet ziet; en Hij bewandelt den omgang der hemelen. 22:15 Hebt gij het pad der eeuw waargenomen, dat de ongerechtige lieden betreden hebben? 22:16 Die rimpelachtig gemaakt zijn, als het de tijd niet was; een vloed is over hun grond uitgestort; 22:17 Die zeiden tot God: Wijk van ons! En wat had de Almachtige hun gedaan? 22:18 Hij had immers hun huizen met goed gevuld; daarom is de raad der goddelozen verre van mij. 22:19 De rechtvaardigen zagen het, en waren blijde, en de onschuldige bespotte hen; 22:20 Dewijl onze stand niet verdelgd is, maar het vuur hun overblijfsel verteerd heeft. 22:21 Gewen u toch aan Hem, en heb vrede; daardoor zal u het goede overkomen. 22:22 Ontvang toch de wet uit Zijn mond, en leg Zijn redenen in uw hart. 22:23 Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre van uw tenten. 22:24 Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het goud van Ofir bij den rotssteen der beken; 22:25 Ja, de Almachtige zal uw overvloedig goud zijn, en uw krachtig zilver zijn; 22:26 Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen, en gij zult tot God uw aangezicht opheffen. 22:27 Gij zult tot Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult uw geloften betalen. 22:28 Als gij een zaak besluit, zo zal zij u bestendig zijn; en op uw wegen zal het licht schijnen. 22:29 Als men iemand vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal God den nederige van ogen behouden. 22:30 Ja, Hij zal dien bevrijden, die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de zuiverheid uwer handen.
22:14 De wolken zijn Hem een verberging, dat Hij niet ziet; en Hij bewandelt den omgang der hemelen. 22:15 Hebt gij het pad der eeuw waargenomen, dat de ongerechtige lieden betreden hebben? 22:16 Die rimpelachtig gemaakt zijn, als het de tijd niet was; een vloed is over hun grond uitgestort; 22:17 Die zeiden tot God: Wijk van ons! En wat had de Almachtige hun gedaan? 22:18 Hij had immers hun huizen met goed gevuld; daarom is de raad der goddelozen verre van mij. 22:19 De rechtvaardigen zagen het, en waren blijde, en de onschuldige bespotte hen; 22:20 Dewijl onze stand niet verdelgd is, maar het vuur hun overblijfsel verteerd heeft. 22:21 Gewen u toch aan Hem, en heb vrede; daardoor zal u het goede overkomen. 22:22 Ontvang toch de wet uit Zijn mond, en leg Zijn redenen in uw hart. 22:23 Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre van uw tenten. 22:24 Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het goud van Ofir bij den rotssteen der beken; 22:25 Ja, de Almachtige zal uw overvloedig goud zijn, en uw krachtig zilver zijn; 22:26 Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen, en gij zult tot God uw aangezicht opheffen. 22:27 Gij zult tot Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult uw geloften betalen. 22:28 Als gij een zaak besluit, zo zal zij u bestendig zijn; en op uw wegen zal het licht schijnen. 22:29 Als men iemand vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal God den nederige van ogen behouden. 22:30 Ja, Hij zal dien bevrijden, die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de zuiverheid uwer handen.
22:15 Hebt gij het pad der eeuw waargenomen, dat de ongerechtige lieden betreden hebben? 22:16 Die rimpelachtig gemaakt zijn, als het de tijd niet was; een vloed is over hun grond uitgestort; 22:17 Die zeiden tot God: Wijk van ons! En wat had de Almachtige hun gedaan? 22:18 Hij had immers hun huizen met goed gevuld; daarom is de raad der goddelozen verre van mij. 22:19 De rechtvaardigen zagen het, en waren blijde, en de onschuldige bespotte hen; 22:20 Dewijl onze stand niet verdelgd is, maar het vuur hun overblijfsel verteerd heeft. 22:21 Gewen u toch aan Hem, en heb vrede; daardoor zal u het goede overkomen. 22:22 Ontvang toch de wet uit Zijn mond, en leg Zijn redenen in uw hart. 22:23 Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre van uw tenten. 22:24 Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het goud van Ofir bij den rotssteen der beken; 22:25 Ja, de Almachtige zal uw overvloedig goud zijn, en uw krachtig zilver zijn; 22:26 Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen, en gij zult tot God uw aangezicht opheffen. 22:27 Gij zult tot Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult uw geloften betalen. 22:28 Als gij een zaak besluit, zo zal zij u bestendig zijn; en op uw wegen zal het licht schijnen. 22:29 Als men iemand vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal God den nederige van ogen behouden. 22:30 Ja, Hij zal dien bevrijden, die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de zuiverheid uwer handen.
22:16 Die rimpelachtig gemaakt zijn, als het de tijd niet was; een vloed is over hun grond uitgestort; 22:17 Die zeiden tot God: Wijk van ons! En wat had de Almachtige hun gedaan? 22:18 Hij had immers hun huizen met goed gevuld; daarom is de raad der goddelozen verre van mij. 22:19 De rechtvaardigen zagen het, en waren blijde, en de onschuldige bespotte hen; 22:20 Dewijl onze stand niet verdelgd is, maar het vuur hun overblijfsel verteerd heeft. 22:21 Gewen u toch aan Hem, en heb vrede; daardoor zal u het goede overkomen. 22:22 Ontvang toch de wet uit Zijn mond, en leg Zijn redenen in uw hart. 22:23 Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre van uw tenten. 22:24 Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het goud van Ofir bij den rotssteen der beken; 22:25 Ja, de Almachtige zal uw overvloedig goud zijn, en uw krachtig zilver zijn; 22:26 Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen, en gij zult tot God uw aangezicht opheffen. 22:27 Gij zult tot Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult uw geloften betalen. 22:28 Als gij een zaak besluit, zo zal zij u bestendig zijn; en op uw wegen zal het licht schijnen. 22:29 Als men iemand vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal God den nederige van ogen behouden. 22:30 Ja, Hij zal dien bevrijden, die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de zuiverheid uwer handen.
22:17 Die zeiden tot God: Wijk van ons! En wat had de Almachtige hun gedaan? 22:18 Hij had immers hun huizen met goed gevuld; daarom is de raad der goddelozen verre van mij. 22:19 De rechtvaardigen zagen het, en waren blijde, en de onschuldige bespotte hen; 22:20 Dewijl onze stand niet verdelgd is, maar het vuur hun overblijfsel verteerd heeft. 22:21 Gewen u toch aan Hem, en heb vrede; daardoor zal u het goede overkomen. 22:22 Ontvang toch de wet uit Zijn mond, en leg Zijn redenen in uw hart. 22:23 Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre van uw tenten. 22:24 Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het goud van Ofir bij den rotssteen der beken; 22:25 Ja, de Almachtige zal uw overvloedig goud zijn, en uw krachtig zilver zijn; 22:26 Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen, en gij zult tot God uw aangezicht opheffen. 22:27 Gij zult tot Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult uw geloften betalen. 22:28 Als gij een zaak besluit, zo zal zij u bestendig zijn; en op uw wegen zal het licht schijnen. 22:29 Als men iemand vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal God den nederige van ogen behouden. 22:30 Ja, Hij zal dien bevrijden, die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de zuiverheid uwer handen.
22:18 Hij had immers hun huizen met goed gevuld; daarom is de raad der goddelozen verre van mij. 22:19 De rechtvaardigen zagen het, en waren blijde, en de onschuldige bespotte hen; 22:20 Dewijl onze stand niet verdelgd is, maar het vuur hun overblijfsel verteerd heeft. 22:21 Gewen u toch aan Hem, en heb vrede; daardoor zal u het goede overkomen. 22:22 Ontvang toch de wet uit Zijn mond, en leg Zijn redenen in uw hart. 22:23 Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre van uw tenten. 22:24 Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het goud van Ofir bij den rotssteen der beken; 22:25 Ja, de Almachtige zal uw overvloedig goud zijn, en uw krachtig zilver zijn; 22:26 Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen, en gij zult tot God uw aangezicht opheffen. 22:27 Gij zult tot Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult uw geloften betalen. 22:28 Als gij een zaak besluit, zo zal zij u bestendig zijn; en op uw wegen zal het licht schijnen. 22:29 Als men iemand vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal God den nederige van ogen behouden. 22:30 Ja, Hij zal dien bevrijden, die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de zuiverheid uwer handen.
22:19 De rechtvaardigen zagen het, en waren blijde, en de onschuldige bespotte hen; 22:20 Dewijl onze stand niet verdelgd is, maar het vuur hun overblijfsel verteerd heeft. 22:21 Gewen u toch aan Hem, en heb vrede; daardoor zal u het goede overkomen. 22:22 Ontvang toch de wet uit Zijn mond, en leg Zijn redenen in uw hart. 22:23 Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre van uw tenten. 22:24 Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het goud van Ofir bij den rotssteen der beken; 22:25 Ja, de Almachtige zal uw overvloedig goud zijn, en uw krachtig zilver zijn; 22:26 Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen, en gij zult tot God uw aangezicht opheffen. 22:27 Gij zult tot Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult uw geloften betalen. 22:28 Als gij een zaak besluit, zo zal zij u bestendig zijn; en op uw wegen zal het licht schijnen. 22:29 Als men iemand vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal God den nederige van ogen behouden. 22:30 Ja, Hij zal dien bevrijden, die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de zuiverheid uwer handen.
22:20 Dewijl onze stand niet verdelgd is, maar het vuur hun overblijfsel verteerd heeft. 22:21 Gewen u toch aan Hem, en heb vrede; daardoor zal u het goede overkomen. 22:22 Ontvang toch de wet uit Zijn mond, en leg Zijn redenen in uw hart. 22:23 Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre van uw tenten. 22:24 Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het goud van Ofir bij den rotssteen der beken; 22:25 Ja, de Almachtige zal uw overvloedig goud zijn, en uw krachtig zilver zijn; 22:26 Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen, en gij zult tot God uw aangezicht opheffen. 22:27 Gij zult tot Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult uw geloften betalen. 22:28 Als gij een zaak besluit, zo zal zij u bestendig zijn; en op uw wegen zal het licht schijnen. 22:29 Als men iemand vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal God den nederige van ogen behouden. 22:30 Ja, Hij zal dien bevrijden, die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de zuiverheid uwer handen.
22:21 Gewen u toch aan Hem, en heb vrede; daardoor zal u het goede overkomen. 22:22 Ontvang toch de wet uit Zijn mond, en leg Zijn redenen in uw hart. 22:23 Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre van uw tenten. 22:24 Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het goud van Ofir bij den rotssteen der beken; 22:25 Ja, de Almachtige zal uw overvloedig goud zijn, en uw krachtig zilver zijn; 22:26 Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen, en gij zult tot God uw aangezicht opheffen. 22:27 Gij zult tot Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult uw geloften betalen. 22:28 Als gij een zaak besluit, zo zal zij u bestendig zijn; en op uw wegen zal het licht schijnen. 22:29 Als men iemand vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal God den nederige van ogen behouden. 22:30 Ja, Hij zal dien bevrijden, die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de zuiverheid uwer handen.
22:22 Ontvang toch de wet uit Zijn mond, en leg Zijn redenen in uw hart. 22:23 Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre van uw tenten. 22:24 Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het goud van Ofir bij den rotssteen der beken; 22:25 Ja, de Almachtige zal uw overvloedig goud zijn, en uw krachtig zilver zijn; 22:26 Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen, en gij zult tot God uw aangezicht opheffen. 22:27 Gij zult tot Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult uw geloften betalen. 22:28 Als gij een zaak besluit, zo zal zij u bestendig zijn; en op uw wegen zal het licht schijnen. 22:29 Als men iemand vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal God den nederige van ogen behouden. 22:30 Ja, Hij zal dien bevrijden, die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de zuiverheid uwer handen.
22:23 Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre van uw tenten. 22:24 Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het goud van Ofir bij den rotssteen der beken; 22:25 Ja, de Almachtige zal uw overvloedig goud zijn, en uw krachtig zilver zijn; 22:26 Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen, en gij zult tot God uw aangezicht opheffen. 22:27 Gij zult tot Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult uw geloften betalen. 22:28 Als gij een zaak besluit, zo zal zij u bestendig zijn; en op uw wegen zal het licht schijnen. 22:29 Als men iemand vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal God den nederige van ogen behouden. 22:30 Ja, Hij zal dien bevrijden, die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de zuiverheid uwer handen.
22:24 Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het goud van Ofir bij den rotssteen der beken; 22:25 Ja, de Almachtige zal uw overvloedig goud zijn, en uw krachtig zilver zijn; 22:26 Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen, en gij zult tot God uw aangezicht opheffen. 22:27 Gij zult tot Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult uw geloften betalen. 22:28 Als gij een zaak besluit, zo zal zij u bestendig zijn; en op uw wegen zal het licht schijnen. 22:29 Als men iemand vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal God den nederige van ogen behouden. 22:30 Ja, Hij zal dien bevrijden, die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de zuiverheid uwer handen.
22:25 Ja, de Almachtige zal uw overvloedig goud zijn, en uw krachtig zilver zijn; 22:26 Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen, en gij zult tot God uw aangezicht opheffen. 22:27 Gij zult tot Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult uw geloften betalen. 22:28 Als gij een zaak besluit, zo zal zij u bestendig zijn; en op uw wegen zal het licht schijnen. 22:29 Als men iemand vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal God den nederige van ogen behouden. 22:30 Ja, Hij zal dien bevrijden, die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de zuiverheid uwer handen.
22:26 Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen, en gij zult tot God uw aangezicht opheffen. 22:27 Gij zult tot Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult uw geloften betalen. 22:28 Als gij een zaak besluit, zo zal zij u bestendig zijn; en op uw wegen zal het licht schijnen. 22:29 Als men iemand vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal God den nederige van ogen behouden. 22:30 Ja, Hij zal dien bevrijden, die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de zuiverheid uwer handen.
22:27 Gij zult tot Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult uw geloften betalen. 22:28 Als gij een zaak besluit, zo zal zij u bestendig zijn; en op uw wegen zal het licht schijnen. 22:29 Als men iemand vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal God den nederige van ogen behouden. 22:30 Ja, Hij zal dien bevrijden, die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de zuiverheid uwer handen.
22:28 Als gij een zaak besluit, zo zal zij u bestendig zijn; en op uw wegen zal het licht schijnen. 22:29 Als men iemand vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal God den nederige van ogen behouden. 22:30 Ja, Hij zal dien bevrijden, die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de zuiverheid uwer handen.
22:29 Als men iemand vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal God den nederige van ogen behouden. 22:30 Ja, Hij zal dien bevrijden, die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de zuiverheid uwer handen.
22:30 Ja, Hij zal dien bevrijden, die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de zuiverheid uwer handen.
GOTO NEXT CHAPTER - BIBLE INDEX & SEARCH