27:1 En Job ging voort zijn spreuk op te heffen, en zeide: 27:2 Zo waarachtig als God leeft, Die mijn recht weggenomen heeft, en de Almachtige, Die mijner ziel bitterheid heeft aangedaan! 27:3 Zo lang als mijn adem in mij zal zijn, en het geblaas Gods in mijn neus; 27:4 Indien mijn lippen onrecht zullen spreken, en indien mijn tong bedrog zal uitspreken! 27:5 Het zij verre van mij, dat ik ulieden rechtvaardigen zou; totdat ik den geest zal gegeven hebben, zal ik mijn oprechtigheid van mij niet wegdoen. 27:6 Aan mijn gerechtigheid zal ik vasthouden, en zal ze niet laten varen; mijn hart zal die niet versmaden van mijn dagen. 27:7 Mijn vijand zij als de goddeloze, en die zich tegen mij opmaakt, als de verkeerde. 27:8 Want wat is de verwachting des huichelaars, als hij zal gierig geweest zijn, wanneer God zijn ziel zal uittrekken? 27:9 Zal God zijn geroep horen, als benauwdheid over hem komt? 27:10 Zal hij zich verlustigen in den Almachtige? Zal hij God aanroepen te aller tijd? 27:11 Ik zal ulieden leren van de hand Gods; wat bij den Almachtige is, zal ik niet verhelen. 27:12 Ziet, gij zelve allen hebt het gezien; en waarom wordt gij dus door ijdelheid verijdeld? 27:13 Dit is het deel des goddelozen mensen bij God, en de erve der tirannen, die zij van den Almachtige ontvangen zullen. 27:14 Indien zijn kinderen vermenigvuldigen, het is ten zwaarde; en zijn spruiten zullen van brood niet verzadigd worden. 27:15 Zijn overgeblevenen zullen in den dood begraven worden, en zijn weduwen zullen niet wenen. 27:16 Zo hij zilver opgehoopt zal hebben als stof, en kleding bereid als leem; 27:17 Hij zal ze bereiden, maar de rechtvaardige zal ze aantrekken, en de onschuldige zal het zilver delen. 27:18 Hij bouwt zijn huis als een motte, en als een hoeder de hutte maakt. 27:19 Rijk ligt hij neder, en wordt niet weggenomen; doet hij zijn ogen open, zo is hij er niet. 27:20 Verschrikkingen zullen hem als wateren aangrijpen; des nachts zal hem een wervelwind wegstelen. 27:21 De oostenwind zal hem wegvoeren, dat hij henengaat, en zal hem wegstormen uit zijn plaats. 27:22 En God zal dit over hem werpen, en niet sparen; van Zijn hand zal hij snellijk vlieden. 27:23 Een ieder zal over hem met zijn handen klappen, en over hem fluiten uit zijn plaats. Job 28
27:2 Zo waarachtig als God leeft, Die mijn recht weggenomen heeft, en de Almachtige, Die mijner ziel bitterheid heeft aangedaan! 27:3 Zo lang als mijn adem in mij zal zijn, en het geblaas Gods in mijn neus; 27:4 Indien mijn lippen onrecht zullen spreken, en indien mijn tong bedrog zal uitspreken! 27:5 Het zij verre van mij, dat ik ulieden rechtvaardigen zou; totdat ik den geest zal gegeven hebben, zal ik mijn oprechtigheid van mij niet wegdoen. 27:6 Aan mijn gerechtigheid zal ik vasthouden, en zal ze niet laten varen; mijn hart zal die niet versmaden van mijn dagen. 27:7 Mijn vijand zij als de goddeloze, en die zich tegen mij opmaakt, als de verkeerde. 27:8 Want wat is de verwachting des huichelaars, als hij zal gierig geweest zijn, wanneer God zijn ziel zal uittrekken? 27:9 Zal God zijn geroep horen, als benauwdheid over hem komt? 27:10 Zal hij zich verlustigen in den Almachtige? Zal hij God aanroepen te aller tijd? 27:11 Ik zal ulieden leren van de hand Gods; wat bij den Almachtige is, zal ik niet verhelen. 27:12 Ziet, gij zelve allen hebt het gezien; en waarom wordt gij dus door ijdelheid verijdeld? 27:13 Dit is het deel des goddelozen mensen bij God, en de erve der tirannen, die zij van den Almachtige ontvangen zullen. 27:14 Indien zijn kinderen vermenigvuldigen, het is ten zwaarde; en zijn spruiten zullen van brood niet verzadigd worden. 27:15 Zijn overgeblevenen zullen in den dood begraven worden, en zijn weduwen zullen niet wenen. 27:16 Zo hij zilver opgehoopt zal hebben als stof, en kleding bereid als leem; 27:17 Hij zal ze bereiden, maar de rechtvaardige zal ze aantrekken, en de onschuldige zal het zilver delen. 27:18 Hij bouwt zijn huis als een motte, en als een hoeder de hutte maakt. 27:19 Rijk ligt hij neder, en wordt niet weggenomen; doet hij zijn ogen open, zo is hij er niet. 27:20 Verschrikkingen zullen hem als wateren aangrijpen; des nachts zal hem een wervelwind wegstelen. 27:21 De oostenwind zal hem wegvoeren, dat hij henengaat, en zal hem wegstormen uit zijn plaats. 27:22 En God zal dit over hem werpen, en niet sparen; van Zijn hand zal hij snellijk vlieden. 27:23 Een ieder zal over hem met zijn handen klappen, en over hem fluiten uit zijn plaats. Job 28
27:3 Zo lang als mijn adem in mij zal zijn, en het geblaas Gods in mijn neus; 27:4 Indien mijn lippen onrecht zullen spreken, en indien mijn tong bedrog zal uitspreken! 27:5 Het zij verre van mij, dat ik ulieden rechtvaardigen zou; totdat ik den geest zal gegeven hebben, zal ik mijn oprechtigheid van mij niet wegdoen. 27:6 Aan mijn gerechtigheid zal ik vasthouden, en zal ze niet laten varen; mijn hart zal die niet versmaden van mijn dagen. 27:7 Mijn vijand zij als de goddeloze, en die zich tegen mij opmaakt, als de verkeerde. 27:8 Want wat is de verwachting des huichelaars, als hij zal gierig geweest zijn, wanneer God zijn ziel zal uittrekken? 27:9 Zal God zijn geroep horen, als benauwdheid over hem komt? 27:10 Zal hij zich verlustigen in den Almachtige? Zal hij God aanroepen te aller tijd? 27:11 Ik zal ulieden leren van de hand Gods; wat bij den Almachtige is, zal ik niet verhelen. 27:12 Ziet, gij zelve allen hebt het gezien; en waarom wordt gij dus door ijdelheid verijdeld? 27:13 Dit is het deel des goddelozen mensen bij God, en de erve der tirannen, die zij van den Almachtige ontvangen zullen. 27:14 Indien zijn kinderen vermenigvuldigen, het is ten zwaarde; en zijn spruiten zullen van brood niet verzadigd worden. 27:15 Zijn overgeblevenen zullen in den dood begraven worden, en zijn weduwen zullen niet wenen. 27:16 Zo hij zilver opgehoopt zal hebben als stof, en kleding bereid als leem; 27:17 Hij zal ze bereiden, maar de rechtvaardige zal ze aantrekken, en de onschuldige zal het zilver delen. 27:18 Hij bouwt zijn huis als een motte, en als een hoeder de hutte maakt. 27:19 Rijk ligt hij neder, en wordt niet weggenomen; doet hij zijn ogen open, zo is hij er niet. 27:20 Verschrikkingen zullen hem als wateren aangrijpen; des nachts zal hem een wervelwind wegstelen. 27:21 De oostenwind zal hem wegvoeren, dat hij henengaat, en zal hem wegstormen uit zijn plaats. 27:22 En God zal dit over hem werpen, en niet sparen; van Zijn hand zal hij snellijk vlieden. 27:23 Een ieder zal over hem met zijn handen klappen, en over hem fluiten uit zijn plaats. Job 28
27:4 Indien mijn lippen onrecht zullen spreken, en indien mijn tong bedrog zal uitspreken! 27:5 Het zij verre van mij, dat ik ulieden rechtvaardigen zou; totdat ik den geest zal gegeven hebben, zal ik mijn oprechtigheid van mij niet wegdoen. 27:6 Aan mijn gerechtigheid zal ik vasthouden, en zal ze niet laten varen; mijn hart zal die niet versmaden van mijn dagen. 27:7 Mijn vijand zij als de goddeloze, en die zich tegen mij opmaakt, als de verkeerde. 27:8 Want wat is de verwachting des huichelaars, als hij zal gierig geweest zijn, wanneer God zijn ziel zal uittrekken? 27:9 Zal God zijn geroep horen, als benauwdheid over hem komt? 27:10 Zal hij zich verlustigen in den Almachtige? Zal hij God aanroepen te aller tijd? 27:11 Ik zal ulieden leren van de hand Gods; wat bij den Almachtige is, zal ik niet verhelen. 27:12 Ziet, gij zelve allen hebt het gezien; en waarom wordt gij dus door ijdelheid verijdeld? 27:13 Dit is het deel des goddelozen mensen bij God, en de erve der tirannen, die zij van den Almachtige ontvangen zullen. 27:14 Indien zijn kinderen vermenigvuldigen, het is ten zwaarde; en zijn spruiten zullen van brood niet verzadigd worden. 27:15 Zijn overgeblevenen zullen in den dood begraven worden, en zijn weduwen zullen niet wenen. 27:16 Zo hij zilver opgehoopt zal hebben als stof, en kleding bereid als leem; 27:17 Hij zal ze bereiden, maar de rechtvaardige zal ze aantrekken, en de onschuldige zal het zilver delen. 27:18 Hij bouwt zijn huis als een motte, en als een hoeder de hutte maakt. 27:19 Rijk ligt hij neder, en wordt niet weggenomen; doet hij zijn ogen open, zo is hij er niet. 27:20 Verschrikkingen zullen hem als wateren aangrijpen; des nachts zal hem een wervelwind wegstelen. 27:21 De oostenwind zal hem wegvoeren, dat hij henengaat, en zal hem wegstormen uit zijn plaats. 27:22 En God zal dit over hem werpen, en niet sparen; van Zijn hand zal hij snellijk vlieden. 27:23 Een ieder zal over hem met zijn handen klappen, en over hem fluiten uit zijn plaats. Job 28
27:5 Het zij verre van mij, dat ik ulieden rechtvaardigen zou; totdat ik den geest zal gegeven hebben, zal ik mijn oprechtigheid van mij niet wegdoen. 27:6 Aan mijn gerechtigheid zal ik vasthouden, en zal ze niet laten varen; mijn hart zal die niet versmaden van mijn dagen. 27:7 Mijn vijand zij als de goddeloze, en die zich tegen mij opmaakt, als de verkeerde. 27:8 Want wat is de verwachting des huichelaars, als hij zal gierig geweest zijn, wanneer God zijn ziel zal uittrekken? 27:9 Zal God zijn geroep horen, als benauwdheid over hem komt? 27:10 Zal hij zich verlustigen in den Almachtige? Zal hij God aanroepen te aller tijd? 27:11 Ik zal ulieden leren van de hand Gods; wat bij den Almachtige is, zal ik niet verhelen. 27:12 Ziet, gij zelve allen hebt het gezien; en waarom wordt gij dus door ijdelheid verijdeld? 27:13 Dit is het deel des goddelozen mensen bij God, en de erve der tirannen, die zij van den Almachtige ontvangen zullen. 27:14 Indien zijn kinderen vermenigvuldigen, het is ten zwaarde; en zijn spruiten zullen van brood niet verzadigd worden. 27:15 Zijn overgeblevenen zullen in den dood begraven worden, en zijn weduwen zullen niet wenen. 27:16 Zo hij zilver opgehoopt zal hebben als stof, en kleding bereid als leem; 27:17 Hij zal ze bereiden, maar de rechtvaardige zal ze aantrekken, en de onschuldige zal het zilver delen. 27:18 Hij bouwt zijn huis als een motte, en als een hoeder de hutte maakt. 27:19 Rijk ligt hij neder, en wordt niet weggenomen; doet hij zijn ogen open, zo is hij er niet. 27:20 Verschrikkingen zullen hem als wateren aangrijpen; des nachts zal hem een wervelwind wegstelen. 27:21 De oostenwind zal hem wegvoeren, dat hij henengaat, en zal hem wegstormen uit zijn plaats. 27:22 En God zal dit over hem werpen, en niet sparen; van Zijn hand zal hij snellijk vlieden. 27:23 Een ieder zal over hem met zijn handen klappen, en over hem fluiten uit zijn plaats. Job 28
27:6 Aan mijn gerechtigheid zal ik vasthouden, en zal ze niet laten varen; mijn hart zal die niet versmaden van mijn dagen. 27:7 Mijn vijand zij als de goddeloze, en die zich tegen mij opmaakt, als de verkeerde. 27:8 Want wat is de verwachting des huichelaars, als hij zal gierig geweest zijn, wanneer God zijn ziel zal uittrekken? 27:9 Zal God zijn geroep horen, als benauwdheid over hem komt? 27:10 Zal hij zich verlustigen in den Almachtige? Zal hij God aanroepen te aller tijd? 27:11 Ik zal ulieden leren van de hand Gods; wat bij den Almachtige is, zal ik niet verhelen. 27:12 Ziet, gij zelve allen hebt het gezien; en waarom wordt gij dus door ijdelheid verijdeld? 27:13 Dit is het deel des goddelozen mensen bij God, en de erve der tirannen, die zij van den Almachtige ontvangen zullen. 27:14 Indien zijn kinderen vermenigvuldigen, het is ten zwaarde; en zijn spruiten zullen van brood niet verzadigd worden. 27:15 Zijn overgeblevenen zullen in den dood begraven worden, en zijn weduwen zullen niet wenen. 27:16 Zo hij zilver opgehoopt zal hebben als stof, en kleding bereid als leem; 27:17 Hij zal ze bereiden, maar de rechtvaardige zal ze aantrekken, en de onschuldige zal het zilver delen. 27:18 Hij bouwt zijn huis als een motte, en als een hoeder de hutte maakt. 27:19 Rijk ligt hij neder, en wordt niet weggenomen; doet hij zijn ogen open, zo is hij er niet. 27:20 Verschrikkingen zullen hem als wateren aangrijpen; des nachts zal hem een wervelwind wegstelen. 27:21 De oostenwind zal hem wegvoeren, dat hij henengaat, en zal hem wegstormen uit zijn plaats. 27:22 En God zal dit over hem werpen, en niet sparen; van Zijn hand zal hij snellijk vlieden. 27:23 Een ieder zal over hem met zijn handen klappen, en over hem fluiten uit zijn plaats. Job 28
27:7 Mijn vijand zij als de goddeloze, en die zich tegen mij opmaakt, als de verkeerde. 27:8 Want wat is de verwachting des huichelaars, als hij zal gierig geweest zijn, wanneer God zijn ziel zal uittrekken? 27:9 Zal God zijn geroep horen, als benauwdheid over hem komt? 27:10 Zal hij zich verlustigen in den Almachtige? Zal hij God aanroepen te aller tijd? 27:11 Ik zal ulieden leren van de hand Gods; wat bij den Almachtige is, zal ik niet verhelen. 27:12 Ziet, gij zelve allen hebt het gezien; en waarom wordt gij dus door ijdelheid verijdeld? 27:13 Dit is het deel des goddelozen mensen bij God, en de erve der tirannen, die zij van den Almachtige ontvangen zullen. 27:14 Indien zijn kinderen vermenigvuldigen, het is ten zwaarde; en zijn spruiten zullen van brood niet verzadigd worden. 27:15 Zijn overgeblevenen zullen in den dood begraven worden, en zijn weduwen zullen niet wenen. 27:16 Zo hij zilver opgehoopt zal hebben als stof, en kleding bereid als leem; 27:17 Hij zal ze bereiden, maar de rechtvaardige zal ze aantrekken, en de onschuldige zal het zilver delen. 27:18 Hij bouwt zijn huis als een motte, en als een hoeder de hutte maakt. 27:19 Rijk ligt hij neder, en wordt niet weggenomen; doet hij zijn ogen open, zo is hij er niet. 27:20 Verschrikkingen zullen hem als wateren aangrijpen; des nachts zal hem een wervelwind wegstelen. 27:21 De oostenwind zal hem wegvoeren, dat hij henengaat, en zal hem wegstormen uit zijn plaats. 27:22 En God zal dit over hem werpen, en niet sparen; van Zijn hand zal hij snellijk vlieden. 27:23 Een ieder zal over hem met zijn handen klappen, en over hem fluiten uit zijn plaats. Job 28
27:8 Want wat is de verwachting des huichelaars, als hij zal gierig geweest zijn, wanneer God zijn ziel zal uittrekken? 27:9 Zal God zijn geroep horen, als benauwdheid over hem komt? 27:10 Zal hij zich verlustigen in den Almachtige? Zal hij God aanroepen te aller tijd? 27:11 Ik zal ulieden leren van de hand Gods; wat bij den Almachtige is, zal ik niet verhelen. 27:12 Ziet, gij zelve allen hebt het gezien; en waarom wordt gij dus door ijdelheid verijdeld? 27:13 Dit is het deel des goddelozen mensen bij God, en de erve der tirannen, die zij van den Almachtige ontvangen zullen. 27:14 Indien zijn kinderen vermenigvuldigen, het is ten zwaarde; en zijn spruiten zullen van brood niet verzadigd worden. 27:15 Zijn overgeblevenen zullen in den dood begraven worden, en zijn weduwen zullen niet wenen. 27:16 Zo hij zilver opgehoopt zal hebben als stof, en kleding bereid als leem; 27:17 Hij zal ze bereiden, maar de rechtvaardige zal ze aantrekken, en de onschuldige zal het zilver delen. 27:18 Hij bouwt zijn huis als een motte, en als een hoeder de hutte maakt. 27:19 Rijk ligt hij neder, en wordt niet weggenomen; doet hij zijn ogen open, zo is hij er niet. 27:20 Verschrikkingen zullen hem als wateren aangrijpen; des nachts zal hem een wervelwind wegstelen. 27:21 De oostenwind zal hem wegvoeren, dat hij henengaat, en zal hem wegstormen uit zijn plaats. 27:22 En God zal dit over hem werpen, en niet sparen; van Zijn hand zal hij snellijk vlieden. 27:23 Een ieder zal over hem met zijn handen klappen, en over hem fluiten uit zijn plaats. Job 28
27:9 Zal God zijn geroep horen, als benauwdheid over hem komt? 27:10 Zal hij zich verlustigen in den Almachtige? Zal hij God aanroepen te aller tijd? 27:11 Ik zal ulieden leren van de hand Gods; wat bij den Almachtige is, zal ik niet verhelen. 27:12 Ziet, gij zelve allen hebt het gezien; en waarom wordt gij dus door ijdelheid verijdeld? 27:13 Dit is het deel des goddelozen mensen bij God, en de erve der tirannen, die zij van den Almachtige ontvangen zullen. 27:14 Indien zijn kinderen vermenigvuldigen, het is ten zwaarde; en zijn spruiten zullen van brood niet verzadigd worden. 27:15 Zijn overgeblevenen zullen in den dood begraven worden, en zijn weduwen zullen niet wenen. 27:16 Zo hij zilver opgehoopt zal hebben als stof, en kleding bereid als leem; 27:17 Hij zal ze bereiden, maar de rechtvaardige zal ze aantrekken, en de onschuldige zal het zilver delen. 27:18 Hij bouwt zijn huis als een motte, en als een hoeder de hutte maakt. 27:19 Rijk ligt hij neder, en wordt niet weggenomen; doet hij zijn ogen open, zo is hij er niet. 27:20 Verschrikkingen zullen hem als wateren aangrijpen; des nachts zal hem een wervelwind wegstelen. 27:21 De oostenwind zal hem wegvoeren, dat hij henengaat, en zal hem wegstormen uit zijn plaats. 27:22 En God zal dit over hem werpen, en niet sparen; van Zijn hand zal hij snellijk vlieden. 27:23 Een ieder zal over hem met zijn handen klappen, en over hem fluiten uit zijn plaats. Job 28
27:10 Zal hij zich verlustigen in den Almachtige? Zal hij God aanroepen te aller tijd? 27:11 Ik zal ulieden leren van de hand Gods; wat bij den Almachtige is, zal ik niet verhelen. 27:12 Ziet, gij zelve allen hebt het gezien; en waarom wordt gij dus door ijdelheid verijdeld? 27:13 Dit is het deel des goddelozen mensen bij God, en de erve der tirannen, die zij van den Almachtige ontvangen zullen. 27:14 Indien zijn kinderen vermenigvuldigen, het is ten zwaarde; en zijn spruiten zullen van brood niet verzadigd worden. 27:15 Zijn overgeblevenen zullen in den dood begraven worden, en zijn weduwen zullen niet wenen. 27:16 Zo hij zilver opgehoopt zal hebben als stof, en kleding bereid als leem; 27:17 Hij zal ze bereiden, maar de rechtvaardige zal ze aantrekken, en de onschuldige zal het zilver delen. 27:18 Hij bouwt zijn huis als een motte, en als een hoeder de hutte maakt. 27:19 Rijk ligt hij neder, en wordt niet weggenomen; doet hij zijn ogen open, zo is hij er niet. 27:20 Verschrikkingen zullen hem als wateren aangrijpen; des nachts zal hem een wervelwind wegstelen. 27:21 De oostenwind zal hem wegvoeren, dat hij henengaat, en zal hem wegstormen uit zijn plaats. 27:22 En God zal dit over hem werpen, en niet sparen; van Zijn hand zal hij snellijk vlieden. 27:23 Een ieder zal over hem met zijn handen klappen, en over hem fluiten uit zijn plaats. Job 28
27:11 Ik zal ulieden leren van de hand Gods; wat bij den Almachtige is, zal ik niet verhelen. 27:12 Ziet, gij zelve allen hebt het gezien; en waarom wordt gij dus door ijdelheid verijdeld? 27:13 Dit is het deel des goddelozen mensen bij God, en de erve der tirannen, die zij van den Almachtige ontvangen zullen. 27:14 Indien zijn kinderen vermenigvuldigen, het is ten zwaarde; en zijn spruiten zullen van brood niet verzadigd worden. 27:15 Zijn overgeblevenen zullen in den dood begraven worden, en zijn weduwen zullen niet wenen. 27:16 Zo hij zilver opgehoopt zal hebben als stof, en kleding bereid als leem; 27:17 Hij zal ze bereiden, maar de rechtvaardige zal ze aantrekken, en de onschuldige zal het zilver delen. 27:18 Hij bouwt zijn huis als een motte, en als een hoeder de hutte maakt. 27:19 Rijk ligt hij neder, en wordt niet weggenomen; doet hij zijn ogen open, zo is hij er niet. 27:20 Verschrikkingen zullen hem als wateren aangrijpen; des nachts zal hem een wervelwind wegstelen. 27:21 De oostenwind zal hem wegvoeren, dat hij henengaat, en zal hem wegstormen uit zijn plaats. 27:22 En God zal dit over hem werpen, en niet sparen; van Zijn hand zal hij snellijk vlieden. 27:23 Een ieder zal over hem met zijn handen klappen, en over hem fluiten uit zijn plaats. Job 28
27:12 Ziet, gij zelve allen hebt het gezien; en waarom wordt gij dus door ijdelheid verijdeld? 27:13 Dit is het deel des goddelozen mensen bij God, en de erve der tirannen, die zij van den Almachtige ontvangen zullen. 27:14 Indien zijn kinderen vermenigvuldigen, het is ten zwaarde; en zijn spruiten zullen van brood niet verzadigd worden. 27:15 Zijn overgeblevenen zullen in den dood begraven worden, en zijn weduwen zullen niet wenen. 27:16 Zo hij zilver opgehoopt zal hebben als stof, en kleding bereid als leem; 27:17 Hij zal ze bereiden, maar de rechtvaardige zal ze aantrekken, en de onschuldige zal het zilver delen. 27:18 Hij bouwt zijn huis als een motte, en als een hoeder de hutte maakt. 27:19 Rijk ligt hij neder, en wordt niet weggenomen; doet hij zijn ogen open, zo is hij er niet. 27:20 Verschrikkingen zullen hem als wateren aangrijpen; des nachts zal hem een wervelwind wegstelen. 27:21 De oostenwind zal hem wegvoeren, dat hij henengaat, en zal hem wegstormen uit zijn plaats. 27:22 En God zal dit over hem werpen, en niet sparen; van Zijn hand zal hij snellijk vlieden. 27:23 Een ieder zal over hem met zijn handen klappen, en over hem fluiten uit zijn plaats. Job 28
27:13 Dit is het deel des goddelozen mensen bij God, en de erve der tirannen, die zij van den Almachtige ontvangen zullen. 27:14 Indien zijn kinderen vermenigvuldigen, het is ten zwaarde; en zijn spruiten zullen van brood niet verzadigd worden. 27:15 Zijn overgeblevenen zullen in den dood begraven worden, en zijn weduwen zullen niet wenen. 27:16 Zo hij zilver opgehoopt zal hebben als stof, en kleding bereid als leem; 27:17 Hij zal ze bereiden, maar de rechtvaardige zal ze aantrekken, en de onschuldige zal het zilver delen. 27:18 Hij bouwt zijn huis als een motte, en als een hoeder de hutte maakt. 27:19 Rijk ligt hij neder, en wordt niet weggenomen; doet hij zijn ogen open, zo is hij er niet. 27:20 Verschrikkingen zullen hem als wateren aangrijpen; des nachts zal hem een wervelwind wegstelen. 27:21 De oostenwind zal hem wegvoeren, dat hij henengaat, en zal hem wegstormen uit zijn plaats. 27:22 En God zal dit over hem werpen, en niet sparen; van Zijn hand zal hij snellijk vlieden. 27:23 Een ieder zal over hem met zijn handen klappen, en over hem fluiten uit zijn plaats. Job 28
27:14 Indien zijn kinderen vermenigvuldigen, het is ten zwaarde; en zijn spruiten zullen van brood niet verzadigd worden. 27:15 Zijn overgeblevenen zullen in den dood begraven worden, en zijn weduwen zullen niet wenen. 27:16 Zo hij zilver opgehoopt zal hebben als stof, en kleding bereid als leem; 27:17 Hij zal ze bereiden, maar de rechtvaardige zal ze aantrekken, en de onschuldige zal het zilver delen. 27:18 Hij bouwt zijn huis als een motte, en als een hoeder de hutte maakt. 27:19 Rijk ligt hij neder, en wordt niet weggenomen; doet hij zijn ogen open, zo is hij er niet. 27:20 Verschrikkingen zullen hem als wateren aangrijpen; des nachts zal hem een wervelwind wegstelen. 27:21 De oostenwind zal hem wegvoeren, dat hij henengaat, en zal hem wegstormen uit zijn plaats. 27:22 En God zal dit over hem werpen, en niet sparen; van Zijn hand zal hij snellijk vlieden. 27:23 Een ieder zal over hem met zijn handen klappen, en over hem fluiten uit zijn plaats. Job 28
27:15 Zijn overgeblevenen zullen in den dood begraven worden, en zijn weduwen zullen niet wenen. 27:16 Zo hij zilver opgehoopt zal hebben als stof, en kleding bereid als leem; 27:17 Hij zal ze bereiden, maar de rechtvaardige zal ze aantrekken, en de onschuldige zal het zilver delen. 27:18 Hij bouwt zijn huis als een motte, en als een hoeder de hutte maakt. 27:19 Rijk ligt hij neder, en wordt niet weggenomen; doet hij zijn ogen open, zo is hij er niet. 27:20 Verschrikkingen zullen hem als wateren aangrijpen; des nachts zal hem een wervelwind wegstelen. 27:21 De oostenwind zal hem wegvoeren, dat hij henengaat, en zal hem wegstormen uit zijn plaats. 27:22 En God zal dit over hem werpen, en niet sparen; van Zijn hand zal hij snellijk vlieden. 27:23 Een ieder zal over hem met zijn handen klappen, en over hem fluiten uit zijn plaats. Job 28
27:16 Zo hij zilver opgehoopt zal hebben als stof, en kleding bereid als leem; 27:17 Hij zal ze bereiden, maar de rechtvaardige zal ze aantrekken, en de onschuldige zal het zilver delen. 27:18 Hij bouwt zijn huis als een motte, en als een hoeder de hutte maakt. 27:19 Rijk ligt hij neder, en wordt niet weggenomen; doet hij zijn ogen open, zo is hij er niet. 27:20 Verschrikkingen zullen hem als wateren aangrijpen; des nachts zal hem een wervelwind wegstelen. 27:21 De oostenwind zal hem wegvoeren, dat hij henengaat, en zal hem wegstormen uit zijn plaats. 27:22 En God zal dit over hem werpen, en niet sparen; van Zijn hand zal hij snellijk vlieden. 27:23 Een ieder zal over hem met zijn handen klappen, en over hem fluiten uit zijn plaats. Job 28
27:17 Hij zal ze bereiden, maar de rechtvaardige zal ze aantrekken, en de onschuldige zal het zilver delen. 27:18 Hij bouwt zijn huis als een motte, en als een hoeder de hutte maakt. 27:19 Rijk ligt hij neder, en wordt niet weggenomen; doet hij zijn ogen open, zo is hij er niet. 27:20 Verschrikkingen zullen hem als wateren aangrijpen; des nachts zal hem een wervelwind wegstelen. 27:21 De oostenwind zal hem wegvoeren, dat hij henengaat, en zal hem wegstormen uit zijn plaats. 27:22 En God zal dit over hem werpen, en niet sparen; van Zijn hand zal hij snellijk vlieden. 27:23 Een ieder zal over hem met zijn handen klappen, en over hem fluiten uit zijn plaats. Job 28
27:18 Hij bouwt zijn huis als een motte, en als een hoeder de hutte maakt. 27:19 Rijk ligt hij neder, en wordt niet weggenomen; doet hij zijn ogen open, zo is hij er niet. 27:20 Verschrikkingen zullen hem als wateren aangrijpen; des nachts zal hem een wervelwind wegstelen. 27:21 De oostenwind zal hem wegvoeren, dat hij henengaat, en zal hem wegstormen uit zijn plaats. 27:22 En God zal dit over hem werpen, en niet sparen; van Zijn hand zal hij snellijk vlieden. 27:23 Een ieder zal over hem met zijn handen klappen, en over hem fluiten uit zijn plaats. Job 28
27:19 Rijk ligt hij neder, en wordt niet weggenomen; doet hij zijn ogen open, zo is hij er niet. 27:20 Verschrikkingen zullen hem als wateren aangrijpen; des nachts zal hem een wervelwind wegstelen. 27:21 De oostenwind zal hem wegvoeren, dat hij henengaat, en zal hem wegstormen uit zijn plaats. 27:22 En God zal dit over hem werpen, en niet sparen; van Zijn hand zal hij snellijk vlieden. 27:23 Een ieder zal over hem met zijn handen klappen, en over hem fluiten uit zijn plaats. Job 28
27:20 Verschrikkingen zullen hem als wateren aangrijpen; des nachts zal hem een wervelwind wegstelen. 27:21 De oostenwind zal hem wegvoeren, dat hij henengaat, en zal hem wegstormen uit zijn plaats. 27:22 En God zal dit over hem werpen, en niet sparen; van Zijn hand zal hij snellijk vlieden. 27:23 Een ieder zal over hem met zijn handen klappen, en over hem fluiten uit zijn plaats. Job 28
27:21 De oostenwind zal hem wegvoeren, dat hij henengaat, en zal hem wegstormen uit zijn plaats. 27:22 En God zal dit over hem werpen, en niet sparen; van Zijn hand zal hij snellijk vlieden. 27:23 Een ieder zal over hem met zijn handen klappen, en over hem fluiten uit zijn plaats. Job 28
27:22 En God zal dit over hem werpen, en niet sparen; van Zijn hand zal hij snellijk vlieden. 27:23 Een ieder zal over hem met zijn handen klappen, en over hem fluiten uit zijn plaats. Job 28
27:23 Een ieder zal over hem met zijn handen klappen, en over hem fluiten uit zijn plaats. Job 28
GOTO NEXT CHAPTER - BIBLE INDEX & SEARCH