36:1 Ook beeft hierover mijn hart, en springt op uit zijn plaats. 36:2 Hoort met aandacht de beweging Zijner stem, en het geluid, dat uit Zijn mond uitgaat! 36:3 Dat zendt Hij rechtuit onder den gansen hemel, en Zijn licht over de einden der aarde. 36:4 Daarna brult Hij met de stem; Hij dondert met de stem Zijner hoogheid, en vertrekt die dingen niet, als Zijn stem zal gehoord worden. 36:5 God dondert met Zijn stem zeer wonderlijk; Hij doet grote dingen, en wij begrijpen ze niet. 36:6 Want Hij zegt tot de sneeuw: Wees op de aarde; en tot den plasregens des regens; dan is er de plasregen Zijner sterke regenen. 36:7 Dan zegelt Hij de hand van ieder mens toe, opdat Hij kenne al de lieden Zijns werks. 36:8 En het gedierte gaat in de loerplaatsen, en blijft in zijn holen. 36:9 Uit de binnenkamer komt de wervelwind, en van de verstrooiende winden de koude. 36:10 Door zijn geblaas geeft God de vorst, zodat de brede wateren verstijfd worden. 36:11 Ook vermoeit Hij de dikke wolken door klaarheid; Hij verstrooit de wolk Zijns lichts. 36:12 Die keert zich dan naar Zijn wijzen raad door ommegangen, dat zij doen al wat Hij ze gebiedt, op het vlakke der wereld, op de aarde. 36:13 Hetzij dat Hij die tot een roede, of tot Zijn land, of tot weldadigheid beschikt. 36:14 Neem dit, o Job, ter ore; sta, en aanmerk de wonderen Gods. 36:15 Weet gij, wanneer God over dezelve orde stelt, en het licht Zijner wolk laat schijnen? 36:16 Hebt gij wetenschap van de opwegingen der dikke wolken; de wonderheden Desgenen, Die volmaakt is in wetenschappen? 36:17 Hoe uw klederen warm worden, als Hij de aarde stil maakt uit het zuiden? 36:18 Hebt gij met Hem de hemelen uitgespannen, die vast zijn, als een gegoten spiegel? 36:19 Onderricht ons, wat wij Hem zeggen zullen; want wij zullen niets ordentelijk voorstellen kunnen vanwege de duisternis. 36:20 Zal het Hem verteld worden, als ik zo zou spreken? Denkt iemand dat, gewisselijk, hij zal verslonden worden. 36:21 En nu ziet men het licht niet als het helder is in den hemel, als de wind doorgaat, en dien zuivert; 36:22 Als van het noorden het goud komt; maar bij God is een vreselijke majesteit! 36:23 Den Almachtige, Dien kunnen wij niet uitvinden; Hij is groot van kracht; doch door gericht en grote gerechtigheid verdrukt Hij niet. 36:24 Daarom vreze Hem de lieden; Hij ziet geen wijzen van harte aan. Job 38
36:2 Hoort met aandacht de beweging Zijner stem, en het geluid, dat uit Zijn mond uitgaat! 36:3 Dat zendt Hij rechtuit onder den gansen hemel, en Zijn licht over de einden der aarde. 36:4 Daarna brult Hij met de stem; Hij dondert met de stem Zijner hoogheid, en vertrekt die dingen niet, als Zijn stem zal gehoord worden. 36:5 God dondert met Zijn stem zeer wonderlijk; Hij doet grote dingen, en wij begrijpen ze niet. 36:6 Want Hij zegt tot de sneeuw: Wees op de aarde; en tot den plasregens des regens; dan is er de plasregen Zijner sterke regenen. 36:7 Dan zegelt Hij de hand van ieder mens toe, opdat Hij kenne al de lieden Zijns werks. 36:8 En het gedierte gaat in de loerplaatsen, en blijft in zijn holen. 36:9 Uit de binnenkamer komt de wervelwind, en van de verstrooiende winden de koude. 36:10 Door zijn geblaas geeft God de vorst, zodat de brede wateren verstijfd worden. 36:11 Ook vermoeit Hij de dikke wolken door klaarheid; Hij verstrooit de wolk Zijns lichts. 36:12 Die keert zich dan naar Zijn wijzen raad door ommegangen, dat zij doen al wat Hij ze gebiedt, op het vlakke der wereld, op de aarde. 36:13 Hetzij dat Hij die tot een roede, of tot Zijn land, of tot weldadigheid beschikt. 36:14 Neem dit, o Job, ter ore; sta, en aanmerk de wonderen Gods. 36:15 Weet gij, wanneer God over dezelve orde stelt, en het licht Zijner wolk laat schijnen? 36:16 Hebt gij wetenschap van de opwegingen der dikke wolken; de wonderheden Desgenen, Die volmaakt is in wetenschappen? 36:17 Hoe uw klederen warm worden, als Hij de aarde stil maakt uit het zuiden? 36:18 Hebt gij met Hem de hemelen uitgespannen, die vast zijn, als een gegoten spiegel? 36:19 Onderricht ons, wat wij Hem zeggen zullen; want wij zullen niets ordentelijk voorstellen kunnen vanwege de duisternis. 36:20 Zal het Hem verteld worden, als ik zo zou spreken? Denkt iemand dat, gewisselijk, hij zal verslonden worden. 36:21 En nu ziet men het licht niet als het helder is in den hemel, als de wind doorgaat, en dien zuivert; 36:22 Als van het noorden het goud komt; maar bij God is een vreselijke majesteit! 36:23 Den Almachtige, Dien kunnen wij niet uitvinden; Hij is groot van kracht; doch door gericht en grote gerechtigheid verdrukt Hij niet. 36:24 Daarom vreze Hem de lieden; Hij ziet geen wijzen van harte aan. Job 38
36:3 Dat zendt Hij rechtuit onder den gansen hemel, en Zijn licht over de einden der aarde. 36:4 Daarna brult Hij met de stem; Hij dondert met de stem Zijner hoogheid, en vertrekt die dingen niet, als Zijn stem zal gehoord worden. 36:5 God dondert met Zijn stem zeer wonderlijk; Hij doet grote dingen, en wij begrijpen ze niet. 36:6 Want Hij zegt tot de sneeuw: Wees op de aarde; en tot den plasregens des regens; dan is er de plasregen Zijner sterke regenen. 36:7 Dan zegelt Hij de hand van ieder mens toe, opdat Hij kenne al de lieden Zijns werks. 36:8 En het gedierte gaat in de loerplaatsen, en blijft in zijn holen. 36:9 Uit de binnenkamer komt de wervelwind, en van de verstrooiende winden de koude. 36:10 Door zijn geblaas geeft God de vorst, zodat de brede wateren verstijfd worden. 36:11 Ook vermoeit Hij de dikke wolken door klaarheid; Hij verstrooit de wolk Zijns lichts. 36:12 Die keert zich dan naar Zijn wijzen raad door ommegangen, dat zij doen al wat Hij ze gebiedt, op het vlakke der wereld, op de aarde. 36:13 Hetzij dat Hij die tot een roede, of tot Zijn land, of tot weldadigheid beschikt. 36:14 Neem dit, o Job, ter ore; sta, en aanmerk de wonderen Gods. 36:15 Weet gij, wanneer God over dezelve orde stelt, en het licht Zijner wolk laat schijnen? 36:16 Hebt gij wetenschap van de opwegingen der dikke wolken; de wonderheden Desgenen, Die volmaakt is in wetenschappen? 36:17 Hoe uw klederen warm worden, als Hij de aarde stil maakt uit het zuiden? 36:18 Hebt gij met Hem de hemelen uitgespannen, die vast zijn, als een gegoten spiegel? 36:19 Onderricht ons, wat wij Hem zeggen zullen; want wij zullen niets ordentelijk voorstellen kunnen vanwege de duisternis. 36:20 Zal het Hem verteld worden, als ik zo zou spreken? Denkt iemand dat, gewisselijk, hij zal verslonden worden. 36:21 En nu ziet men het licht niet als het helder is in den hemel, als de wind doorgaat, en dien zuivert; 36:22 Als van het noorden het goud komt; maar bij God is een vreselijke majesteit! 36:23 Den Almachtige, Dien kunnen wij niet uitvinden; Hij is groot van kracht; doch door gericht en grote gerechtigheid verdrukt Hij niet. 36:24 Daarom vreze Hem de lieden; Hij ziet geen wijzen van harte aan. Job 38
36:4 Daarna brult Hij met de stem; Hij dondert met de stem Zijner hoogheid, en vertrekt die dingen niet, als Zijn stem zal gehoord worden. 36:5 God dondert met Zijn stem zeer wonderlijk; Hij doet grote dingen, en wij begrijpen ze niet. 36:6 Want Hij zegt tot de sneeuw: Wees op de aarde; en tot den plasregens des regens; dan is er de plasregen Zijner sterke regenen. 36:7 Dan zegelt Hij de hand van ieder mens toe, opdat Hij kenne al de lieden Zijns werks. 36:8 En het gedierte gaat in de loerplaatsen, en blijft in zijn holen. 36:9 Uit de binnenkamer komt de wervelwind, en van de verstrooiende winden de koude. 36:10 Door zijn geblaas geeft God de vorst, zodat de brede wateren verstijfd worden. 36:11 Ook vermoeit Hij de dikke wolken door klaarheid; Hij verstrooit de wolk Zijns lichts. 36:12 Die keert zich dan naar Zijn wijzen raad door ommegangen, dat zij doen al wat Hij ze gebiedt, op het vlakke der wereld, op de aarde. 36:13 Hetzij dat Hij die tot een roede, of tot Zijn land, of tot weldadigheid beschikt. 36:14 Neem dit, o Job, ter ore; sta, en aanmerk de wonderen Gods. 36:15 Weet gij, wanneer God over dezelve orde stelt, en het licht Zijner wolk laat schijnen? 36:16 Hebt gij wetenschap van de opwegingen der dikke wolken; de wonderheden Desgenen, Die volmaakt is in wetenschappen? 36:17 Hoe uw klederen warm worden, als Hij de aarde stil maakt uit het zuiden? 36:18 Hebt gij met Hem de hemelen uitgespannen, die vast zijn, als een gegoten spiegel? 36:19 Onderricht ons, wat wij Hem zeggen zullen; want wij zullen niets ordentelijk voorstellen kunnen vanwege de duisternis. 36:20 Zal het Hem verteld worden, als ik zo zou spreken? Denkt iemand dat, gewisselijk, hij zal verslonden worden. 36:21 En nu ziet men het licht niet als het helder is in den hemel, als de wind doorgaat, en dien zuivert; 36:22 Als van het noorden het goud komt; maar bij God is een vreselijke majesteit! 36:23 Den Almachtige, Dien kunnen wij niet uitvinden; Hij is groot van kracht; doch door gericht en grote gerechtigheid verdrukt Hij niet. 36:24 Daarom vreze Hem de lieden; Hij ziet geen wijzen van harte aan. Job 38
36:5 God dondert met Zijn stem zeer wonderlijk; Hij doet grote dingen, en wij begrijpen ze niet. 36:6 Want Hij zegt tot de sneeuw: Wees op de aarde; en tot den plasregens des regens; dan is er de plasregen Zijner sterke regenen. 36:7 Dan zegelt Hij de hand van ieder mens toe, opdat Hij kenne al de lieden Zijns werks. 36:8 En het gedierte gaat in de loerplaatsen, en blijft in zijn holen. 36:9 Uit de binnenkamer komt de wervelwind, en van de verstrooiende winden de koude. 36:10 Door zijn geblaas geeft God de vorst, zodat de brede wateren verstijfd worden. 36:11 Ook vermoeit Hij de dikke wolken door klaarheid; Hij verstrooit de wolk Zijns lichts. 36:12 Die keert zich dan naar Zijn wijzen raad door ommegangen, dat zij doen al wat Hij ze gebiedt, op het vlakke der wereld, op de aarde. 36:13 Hetzij dat Hij die tot een roede, of tot Zijn land, of tot weldadigheid beschikt. 36:14 Neem dit, o Job, ter ore; sta, en aanmerk de wonderen Gods. 36:15 Weet gij, wanneer God over dezelve orde stelt, en het licht Zijner wolk laat schijnen? 36:16 Hebt gij wetenschap van de opwegingen der dikke wolken; de wonderheden Desgenen, Die volmaakt is in wetenschappen? 36:17 Hoe uw klederen warm worden, als Hij de aarde stil maakt uit het zuiden? 36:18 Hebt gij met Hem de hemelen uitgespannen, die vast zijn, als een gegoten spiegel? 36:19 Onderricht ons, wat wij Hem zeggen zullen; want wij zullen niets ordentelijk voorstellen kunnen vanwege de duisternis. 36:20 Zal het Hem verteld worden, als ik zo zou spreken? Denkt iemand dat, gewisselijk, hij zal verslonden worden. 36:21 En nu ziet men het licht niet als het helder is in den hemel, als de wind doorgaat, en dien zuivert; 36:22 Als van het noorden het goud komt; maar bij God is een vreselijke majesteit! 36:23 Den Almachtige, Dien kunnen wij niet uitvinden; Hij is groot van kracht; doch door gericht en grote gerechtigheid verdrukt Hij niet. 36:24 Daarom vreze Hem de lieden; Hij ziet geen wijzen van harte aan. Job 38
36:6 Want Hij zegt tot de sneeuw: Wees op de aarde; en tot den plasregens des regens; dan is er de plasregen Zijner sterke regenen. 36:7 Dan zegelt Hij de hand van ieder mens toe, opdat Hij kenne al de lieden Zijns werks. 36:8 En het gedierte gaat in de loerplaatsen, en blijft in zijn holen. 36:9 Uit de binnenkamer komt de wervelwind, en van de verstrooiende winden de koude. 36:10 Door zijn geblaas geeft God de vorst, zodat de brede wateren verstijfd worden. 36:11 Ook vermoeit Hij de dikke wolken door klaarheid; Hij verstrooit de wolk Zijns lichts. 36:12 Die keert zich dan naar Zijn wijzen raad door ommegangen, dat zij doen al wat Hij ze gebiedt, op het vlakke der wereld, op de aarde. 36:13 Hetzij dat Hij die tot een roede, of tot Zijn land, of tot weldadigheid beschikt. 36:14 Neem dit, o Job, ter ore; sta, en aanmerk de wonderen Gods. 36:15 Weet gij, wanneer God over dezelve orde stelt, en het licht Zijner wolk laat schijnen? 36:16 Hebt gij wetenschap van de opwegingen der dikke wolken; de wonderheden Desgenen, Die volmaakt is in wetenschappen? 36:17 Hoe uw klederen warm worden, als Hij de aarde stil maakt uit het zuiden? 36:18 Hebt gij met Hem de hemelen uitgespannen, die vast zijn, als een gegoten spiegel? 36:19 Onderricht ons, wat wij Hem zeggen zullen; want wij zullen niets ordentelijk voorstellen kunnen vanwege de duisternis. 36:20 Zal het Hem verteld worden, als ik zo zou spreken? Denkt iemand dat, gewisselijk, hij zal verslonden worden. 36:21 En nu ziet men het licht niet als het helder is in den hemel, als de wind doorgaat, en dien zuivert; 36:22 Als van het noorden het goud komt; maar bij God is een vreselijke majesteit! 36:23 Den Almachtige, Dien kunnen wij niet uitvinden; Hij is groot van kracht; doch door gericht en grote gerechtigheid verdrukt Hij niet. 36:24 Daarom vreze Hem de lieden; Hij ziet geen wijzen van harte aan. Job 38
36:7 Dan zegelt Hij de hand van ieder mens toe, opdat Hij kenne al de lieden Zijns werks. 36:8 En het gedierte gaat in de loerplaatsen, en blijft in zijn holen. 36:9 Uit de binnenkamer komt de wervelwind, en van de verstrooiende winden de koude. 36:10 Door zijn geblaas geeft God de vorst, zodat de brede wateren verstijfd worden. 36:11 Ook vermoeit Hij de dikke wolken door klaarheid; Hij verstrooit de wolk Zijns lichts. 36:12 Die keert zich dan naar Zijn wijzen raad door ommegangen, dat zij doen al wat Hij ze gebiedt, op het vlakke der wereld, op de aarde. 36:13 Hetzij dat Hij die tot een roede, of tot Zijn land, of tot weldadigheid beschikt. 36:14 Neem dit, o Job, ter ore; sta, en aanmerk de wonderen Gods. 36:15 Weet gij, wanneer God over dezelve orde stelt, en het licht Zijner wolk laat schijnen? 36:16 Hebt gij wetenschap van de opwegingen der dikke wolken; de wonderheden Desgenen, Die volmaakt is in wetenschappen? 36:17 Hoe uw klederen warm worden, als Hij de aarde stil maakt uit het zuiden? 36:18 Hebt gij met Hem de hemelen uitgespannen, die vast zijn, als een gegoten spiegel? 36:19 Onderricht ons, wat wij Hem zeggen zullen; want wij zullen niets ordentelijk voorstellen kunnen vanwege de duisternis. 36:20 Zal het Hem verteld worden, als ik zo zou spreken? Denkt iemand dat, gewisselijk, hij zal verslonden worden. 36:21 En nu ziet men het licht niet als het helder is in den hemel, als de wind doorgaat, en dien zuivert; 36:22 Als van het noorden het goud komt; maar bij God is een vreselijke majesteit! 36:23 Den Almachtige, Dien kunnen wij niet uitvinden; Hij is groot van kracht; doch door gericht en grote gerechtigheid verdrukt Hij niet. 36:24 Daarom vreze Hem de lieden; Hij ziet geen wijzen van harte aan. Job 38
36:8 En het gedierte gaat in de loerplaatsen, en blijft in zijn holen. 36:9 Uit de binnenkamer komt de wervelwind, en van de verstrooiende winden de koude. 36:10 Door zijn geblaas geeft God de vorst, zodat de brede wateren verstijfd worden. 36:11 Ook vermoeit Hij de dikke wolken door klaarheid; Hij verstrooit de wolk Zijns lichts. 36:12 Die keert zich dan naar Zijn wijzen raad door ommegangen, dat zij doen al wat Hij ze gebiedt, op het vlakke der wereld, op de aarde. 36:13 Hetzij dat Hij die tot een roede, of tot Zijn land, of tot weldadigheid beschikt. 36:14 Neem dit, o Job, ter ore; sta, en aanmerk de wonderen Gods. 36:15 Weet gij, wanneer God over dezelve orde stelt, en het licht Zijner wolk laat schijnen? 36:16 Hebt gij wetenschap van de opwegingen der dikke wolken; de wonderheden Desgenen, Die volmaakt is in wetenschappen? 36:17 Hoe uw klederen warm worden, als Hij de aarde stil maakt uit het zuiden? 36:18 Hebt gij met Hem de hemelen uitgespannen, die vast zijn, als een gegoten spiegel? 36:19 Onderricht ons, wat wij Hem zeggen zullen; want wij zullen niets ordentelijk voorstellen kunnen vanwege de duisternis. 36:20 Zal het Hem verteld worden, als ik zo zou spreken? Denkt iemand dat, gewisselijk, hij zal verslonden worden. 36:21 En nu ziet men het licht niet als het helder is in den hemel, als de wind doorgaat, en dien zuivert; 36:22 Als van het noorden het goud komt; maar bij God is een vreselijke majesteit! 36:23 Den Almachtige, Dien kunnen wij niet uitvinden; Hij is groot van kracht; doch door gericht en grote gerechtigheid verdrukt Hij niet. 36:24 Daarom vreze Hem de lieden; Hij ziet geen wijzen van harte aan. Job 38
36:9 Uit de binnenkamer komt de wervelwind, en van de verstrooiende winden de koude. 36:10 Door zijn geblaas geeft God de vorst, zodat de brede wateren verstijfd worden. 36:11 Ook vermoeit Hij de dikke wolken door klaarheid; Hij verstrooit de wolk Zijns lichts. 36:12 Die keert zich dan naar Zijn wijzen raad door ommegangen, dat zij doen al wat Hij ze gebiedt, op het vlakke der wereld, op de aarde. 36:13 Hetzij dat Hij die tot een roede, of tot Zijn land, of tot weldadigheid beschikt. 36:14 Neem dit, o Job, ter ore; sta, en aanmerk de wonderen Gods. 36:15 Weet gij, wanneer God over dezelve orde stelt, en het licht Zijner wolk laat schijnen? 36:16 Hebt gij wetenschap van de opwegingen der dikke wolken; de wonderheden Desgenen, Die volmaakt is in wetenschappen? 36:17 Hoe uw klederen warm worden, als Hij de aarde stil maakt uit het zuiden? 36:18 Hebt gij met Hem de hemelen uitgespannen, die vast zijn, als een gegoten spiegel? 36:19 Onderricht ons, wat wij Hem zeggen zullen; want wij zullen niets ordentelijk voorstellen kunnen vanwege de duisternis. 36:20 Zal het Hem verteld worden, als ik zo zou spreken? Denkt iemand dat, gewisselijk, hij zal verslonden worden. 36:21 En nu ziet men het licht niet als het helder is in den hemel, als de wind doorgaat, en dien zuivert; 36:22 Als van het noorden het goud komt; maar bij God is een vreselijke majesteit! 36:23 Den Almachtige, Dien kunnen wij niet uitvinden; Hij is groot van kracht; doch door gericht en grote gerechtigheid verdrukt Hij niet. 36:24 Daarom vreze Hem de lieden; Hij ziet geen wijzen van harte aan. Job 38
36:10 Door zijn geblaas geeft God de vorst, zodat de brede wateren verstijfd worden. 36:11 Ook vermoeit Hij de dikke wolken door klaarheid; Hij verstrooit de wolk Zijns lichts. 36:12 Die keert zich dan naar Zijn wijzen raad door ommegangen, dat zij doen al wat Hij ze gebiedt, op het vlakke der wereld, op de aarde. 36:13 Hetzij dat Hij die tot een roede, of tot Zijn land, of tot weldadigheid beschikt. 36:14 Neem dit, o Job, ter ore; sta, en aanmerk de wonderen Gods. 36:15 Weet gij, wanneer God over dezelve orde stelt, en het licht Zijner wolk laat schijnen? 36:16 Hebt gij wetenschap van de opwegingen der dikke wolken; de wonderheden Desgenen, Die volmaakt is in wetenschappen? 36:17 Hoe uw klederen warm worden, als Hij de aarde stil maakt uit het zuiden? 36:18 Hebt gij met Hem de hemelen uitgespannen, die vast zijn, als een gegoten spiegel? 36:19 Onderricht ons, wat wij Hem zeggen zullen; want wij zullen niets ordentelijk voorstellen kunnen vanwege de duisternis. 36:20 Zal het Hem verteld worden, als ik zo zou spreken? Denkt iemand dat, gewisselijk, hij zal verslonden worden. 36:21 En nu ziet men het licht niet als het helder is in den hemel, als de wind doorgaat, en dien zuivert; 36:22 Als van het noorden het goud komt; maar bij God is een vreselijke majesteit! 36:23 Den Almachtige, Dien kunnen wij niet uitvinden; Hij is groot van kracht; doch door gericht en grote gerechtigheid verdrukt Hij niet. 36:24 Daarom vreze Hem de lieden; Hij ziet geen wijzen van harte aan. Job 38
36:11 Ook vermoeit Hij de dikke wolken door klaarheid; Hij verstrooit de wolk Zijns lichts. 36:12 Die keert zich dan naar Zijn wijzen raad door ommegangen, dat zij doen al wat Hij ze gebiedt, op het vlakke der wereld, op de aarde. 36:13 Hetzij dat Hij die tot een roede, of tot Zijn land, of tot weldadigheid beschikt. 36:14 Neem dit, o Job, ter ore; sta, en aanmerk de wonderen Gods. 36:15 Weet gij, wanneer God over dezelve orde stelt, en het licht Zijner wolk laat schijnen? 36:16 Hebt gij wetenschap van de opwegingen der dikke wolken; de wonderheden Desgenen, Die volmaakt is in wetenschappen? 36:17 Hoe uw klederen warm worden, als Hij de aarde stil maakt uit het zuiden? 36:18 Hebt gij met Hem de hemelen uitgespannen, die vast zijn, als een gegoten spiegel? 36:19 Onderricht ons, wat wij Hem zeggen zullen; want wij zullen niets ordentelijk voorstellen kunnen vanwege de duisternis. 36:20 Zal het Hem verteld worden, als ik zo zou spreken? Denkt iemand dat, gewisselijk, hij zal verslonden worden. 36:21 En nu ziet men het licht niet als het helder is in den hemel, als de wind doorgaat, en dien zuivert; 36:22 Als van het noorden het goud komt; maar bij God is een vreselijke majesteit! 36:23 Den Almachtige, Dien kunnen wij niet uitvinden; Hij is groot van kracht; doch door gericht en grote gerechtigheid verdrukt Hij niet. 36:24 Daarom vreze Hem de lieden; Hij ziet geen wijzen van harte aan. Job 38
36:12 Die keert zich dan naar Zijn wijzen raad door ommegangen, dat zij doen al wat Hij ze gebiedt, op het vlakke der wereld, op de aarde. 36:13 Hetzij dat Hij die tot een roede, of tot Zijn land, of tot weldadigheid beschikt. 36:14 Neem dit, o Job, ter ore; sta, en aanmerk de wonderen Gods. 36:15 Weet gij, wanneer God over dezelve orde stelt, en het licht Zijner wolk laat schijnen? 36:16 Hebt gij wetenschap van de opwegingen der dikke wolken; de wonderheden Desgenen, Die volmaakt is in wetenschappen? 36:17 Hoe uw klederen warm worden, als Hij de aarde stil maakt uit het zuiden? 36:18 Hebt gij met Hem de hemelen uitgespannen, die vast zijn, als een gegoten spiegel? 36:19 Onderricht ons, wat wij Hem zeggen zullen; want wij zullen niets ordentelijk voorstellen kunnen vanwege de duisternis. 36:20 Zal het Hem verteld worden, als ik zo zou spreken? Denkt iemand dat, gewisselijk, hij zal verslonden worden. 36:21 En nu ziet men het licht niet als het helder is in den hemel, als de wind doorgaat, en dien zuivert; 36:22 Als van het noorden het goud komt; maar bij God is een vreselijke majesteit! 36:23 Den Almachtige, Dien kunnen wij niet uitvinden; Hij is groot van kracht; doch door gericht en grote gerechtigheid verdrukt Hij niet. 36:24 Daarom vreze Hem de lieden; Hij ziet geen wijzen van harte aan. Job 38
36:13 Hetzij dat Hij die tot een roede, of tot Zijn land, of tot weldadigheid beschikt. 36:14 Neem dit, o Job, ter ore; sta, en aanmerk de wonderen Gods. 36:15 Weet gij, wanneer God over dezelve orde stelt, en het licht Zijner wolk laat schijnen? 36:16 Hebt gij wetenschap van de opwegingen der dikke wolken; de wonderheden Desgenen, Die volmaakt is in wetenschappen? 36:17 Hoe uw klederen warm worden, als Hij de aarde stil maakt uit het zuiden? 36:18 Hebt gij met Hem de hemelen uitgespannen, die vast zijn, als een gegoten spiegel? 36:19 Onderricht ons, wat wij Hem zeggen zullen; want wij zullen niets ordentelijk voorstellen kunnen vanwege de duisternis. 36:20 Zal het Hem verteld worden, als ik zo zou spreken? Denkt iemand dat, gewisselijk, hij zal verslonden worden. 36:21 En nu ziet men het licht niet als het helder is in den hemel, als de wind doorgaat, en dien zuivert; 36:22 Als van het noorden het goud komt; maar bij God is een vreselijke majesteit! 36:23 Den Almachtige, Dien kunnen wij niet uitvinden; Hij is groot van kracht; doch door gericht en grote gerechtigheid verdrukt Hij niet. 36:24 Daarom vreze Hem de lieden; Hij ziet geen wijzen van harte aan. Job 38
36:14 Neem dit, o Job, ter ore; sta, en aanmerk de wonderen Gods. 36:15 Weet gij, wanneer God over dezelve orde stelt, en het licht Zijner wolk laat schijnen? 36:16 Hebt gij wetenschap van de opwegingen der dikke wolken; de wonderheden Desgenen, Die volmaakt is in wetenschappen? 36:17 Hoe uw klederen warm worden, als Hij de aarde stil maakt uit het zuiden? 36:18 Hebt gij met Hem de hemelen uitgespannen, die vast zijn, als een gegoten spiegel? 36:19 Onderricht ons, wat wij Hem zeggen zullen; want wij zullen niets ordentelijk voorstellen kunnen vanwege de duisternis. 36:20 Zal het Hem verteld worden, als ik zo zou spreken? Denkt iemand dat, gewisselijk, hij zal verslonden worden. 36:21 En nu ziet men het licht niet als het helder is in den hemel, als de wind doorgaat, en dien zuivert; 36:22 Als van het noorden het goud komt; maar bij God is een vreselijke majesteit! 36:23 Den Almachtige, Dien kunnen wij niet uitvinden; Hij is groot van kracht; doch door gericht en grote gerechtigheid verdrukt Hij niet. 36:24 Daarom vreze Hem de lieden; Hij ziet geen wijzen van harte aan. Job 38
36:15 Weet gij, wanneer God over dezelve orde stelt, en het licht Zijner wolk laat schijnen? 36:16 Hebt gij wetenschap van de opwegingen der dikke wolken; de wonderheden Desgenen, Die volmaakt is in wetenschappen? 36:17 Hoe uw klederen warm worden, als Hij de aarde stil maakt uit het zuiden? 36:18 Hebt gij met Hem de hemelen uitgespannen, die vast zijn, als een gegoten spiegel? 36:19 Onderricht ons, wat wij Hem zeggen zullen; want wij zullen niets ordentelijk voorstellen kunnen vanwege de duisternis. 36:20 Zal het Hem verteld worden, als ik zo zou spreken? Denkt iemand dat, gewisselijk, hij zal verslonden worden. 36:21 En nu ziet men het licht niet als het helder is in den hemel, als de wind doorgaat, en dien zuivert; 36:22 Als van het noorden het goud komt; maar bij God is een vreselijke majesteit! 36:23 Den Almachtige, Dien kunnen wij niet uitvinden; Hij is groot van kracht; doch door gericht en grote gerechtigheid verdrukt Hij niet. 36:24 Daarom vreze Hem de lieden; Hij ziet geen wijzen van harte aan. Job 38
36:16 Hebt gij wetenschap van de opwegingen der dikke wolken; de wonderheden Desgenen, Die volmaakt is in wetenschappen? 36:17 Hoe uw klederen warm worden, als Hij de aarde stil maakt uit het zuiden? 36:18 Hebt gij met Hem de hemelen uitgespannen, die vast zijn, als een gegoten spiegel? 36:19 Onderricht ons, wat wij Hem zeggen zullen; want wij zullen niets ordentelijk voorstellen kunnen vanwege de duisternis. 36:20 Zal het Hem verteld worden, als ik zo zou spreken? Denkt iemand dat, gewisselijk, hij zal verslonden worden. 36:21 En nu ziet men het licht niet als het helder is in den hemel, als de wind doorgaat, en dien zuivert; 36:22 Als van het noorden het goud komt; maar bij God is een vreselijke majesteit! 36:23 Den Almachtige, Dien kunnen wij niet uitvinden; Hij is groot van kracht; doch door gericht en grote gerechtigheid verdrukt Hij niet. 36:24 Daarom vreze Hem de lieden; Hij ziet geen wijzen van harte aan. Job 38
36:17 Hoe uw klederen warm worden, als Hij de aarde stil maakt uit het zuiden? 36:18 Hebt gij met Hem de hemelen uitgespannen, die vast zijn, als een gegoten spiegel? 36:19 Onderricht ons, wat wij Hem zeggen zullen; want wij zullen niets ordentelijk voorstellen kunnen vanwege de duisternis. 36:20 Zal het Hem verteld worden, als ik zo zou spreken? Denkt iemand dat, gewisselijk, hij zal verslonden worden. 36:21 En nu ziet men het licht niet als het helder is in den hemel, als de wind doorgaat, en dien zuivert; 36:22 Als van het noorden het goud komt; maar bij God is een vreselijke majesteit! 36:23 Den Almachtige, Dien kunnen wij niet uitvinden; Hij is groot van kracht; doch door gericht en grote gerechtigheid verdrukt Hij niet. 36:24 Daarom vreze Hem de lieden; Hij ziet geen wijzen van harte aan. Job 38
36:18 Hebt gij met Hem de hemelen uitgespannen, die vast zijn, als een gegoten spiegel? 36:19 Onderricht ons, wat wij Hem zeggen zullen; want wij zullen niets ordentelijk voorstellen kunnen vanwege de duisternis. 36:20 Zal het Hem verteld worden, als ik zo zou spreken? Denkt iemand dat, gewisselijk, hij zal verslonden worden. 36:21 En nu ziet men het licht niet als het helder is in den hemel, als de wind doorgaat, en dien zuivert; 36:22 Als van het noorden het goud komt; maar bij God is een vreselijke majesteit! 36:23 Den Almachtige, Dien kunnen wij niet uitvinden; Hij is groot van kracht; doch door gericht en grote gerechtigheid verdrukt Hij niet. 36:24 Daarom vreze Hem de lieden; Hij ziet geen wijzen van harte aan. Job 38
36:19 Onderricht ons, wat wij Hem zeggen zullen; want wij zullen niets ordentelijk voorstellen kunnen vanwege de duisternis. 36:20 Zal het Hem verteld worden, als ik zo zou spreken? Denkt iemand dat, gewisselijk, hij zal verslonden worden. 36:21 En nu ziet men het licht niet als het helder is in den hemel, als de wind doorgaat, en dien zuivert; 36:22 Als van het noorden het goud komt; maar bij God is een vreselijke majesteit! 36:23 Den Almachtige, Dien kunnen wij niet uitvinden; Hij is groot van kracht; doch door gericht en grote gerechtigheid verdrukt Hij niet. 36:24 Daarom vreze Hem de lieden; Hij ziet geen wijzen van harte aan. Job 38
36:20 Zal het Hem verteld worden, als ik zo zou spreken? Denkt iemand dat, gewisselijk, hij zal verslonden worden. 36:21 En nu ziet men het licht niet als het helder is in den hemel, als de wind doorgaat, en dien zuivert; 36:22 Als van het noorden het goud komt; maar bij God is een vreselijke majesteit! 36:23 Den Almachtige, Dien kunnen wij niet uitvinden; Hij is groot van kracht; doch door gericht en grote gerechtigheid verdrukt Hij niet. 36:24 Daarom vreze Hem de lieden; Hij ziet geen wijzen van harte aan. Job 38
36:21 En nu ziet men het licht niet als het helder is in den hemel, als de wind doorgaat, en dien zuivert; 36:22 Als van het noorden het goud komt; maar bij God is een vreselijke majesteit! 36:23 Den Almachtige, Dien kunnen wij niet uitvinden; Hij is groot van kracht; doch door gericht en grote gerechtigheid verdrukt Hij niet. 36:24 Daarom vreze Hem de lieden; Hij ziet geen wijzen van harte aan. Job 38
36:22 Als van het noorden het goud komt; maar bij God is een vreselijke majesteit! 36:23 Den Almachtige, Dien kunnen wij niet uitvinden; Hij is groot van kracht; doch door gericht en grote gerechtigheid verdrukt Hij niet. 36:24 Daarom vreze Hem de lieden; Hij ziet geen wijzen van harte aan. Job 38
36:23 Den Almachtige, Dien kunnen wij niet uitvinden; Hij is groot van kracht; doch door gericht en grote gerechtigheid verdrukt Hij niet. 36:24 Daarom vreze Hem de lieden; Hij ziet geen wijzen van harte aan. Job 38
36:24 Daarom vreze Hem de lieden; Hij ziet geen wijzen van harte aan. Job 38
GOTO NEXT CHAPTER - BIBLE INDEX & SEARCH