40:1 Niemand is zo koen, dat hij hem opwekken zou; wie is dan hij, die zich voor Mijn aangezicht stellen zou?
40:2 Wie heeft Mij voorgekomen, dat Ik hem zou vergelden? Wat onder den gansen hemel is, is het Mijne.
40:3 Ik zal zijn leden niet verzwijgen, noch het verhaal zijner sterkte, noch de bevalligheid zijner gestaltenis.
40:4 Wie zou het opperste zijns kleeds ontdekken? Wie zou met zijn dubbelen breidel hem aankomen?
40:5 Wie zou de deuren zijns aangezichts opendoen? Rondom zijn tanden is verschrikking.
40:6 Zeer uitnemend zijn zijn sterke schilden, elkeen gesloten als met een nauwdrukkend zegel.
40:7 Het een is zo na aan het andere, dat de wind daar niet kan tussen komen.
40:8 Zij kleven aan elkander, zij vatten zich samen, dat zij zich niet scheiden.
40:9 Elk een zijner niezingen doet een licht schijnen; en zijn ogen zijn als de oogleden des dageraads.
40:10 Uit zijn mond gaan fakkelen, vurige vonken raken er uit.
40:11 Uit zijn neusgaten komt rook voort, als uit een ziedende pot en ruimen ketel.
40:12 Zijn adem zou kolen doen vlammen, en een vlam komt uit zijn mond voort.
40:13 In zijn hals herbergt de sterkte; voor hem springt zelfs de droefheid van vreugde op.
40:14 De stukken van zijn vlees kleven samen; elkeen is vast in hem, het wordt niet bewogen.
40:15 Zijn hart is vast gelijk een steen; ja, vast gelijk een deel van den ondersten molensteen.
40:16 Van zijn verheffen schromen de sterken; om zijner doorbrekingen wille ontzondigen zij zich.
40:17 Raakt hem iemand met het zwaard, dat zal niet bestaan, spies, schicht noch pantsier.
40:18 Hij acht het ijzer voor stro, en het staal voor verrot hout.
40:19 De pijl zal hem niet doen vlieden, de slingerstenen worden hem in stoppelen veranderd.
40:20 De werpstenen worden van hem geacht als stoppelen, en hij belacht de drilling der lans.
40:21 Onder hem zijn scherpe scherven; hij spreidt zich op het puntachtige, als op slijk.
40:22 Hij doet de diepte zieden gelijk een pot; hij stelt de zee als een apothekerskokerij.
40:23 Achter zich verlicht hij het pad; men zou den afgrond voor grijzigheid houden.
40:24 Op de aarde is niets met hem te vergelijken, die gemaakt is om zonder schrik te wezen.