14:1 Elke wijze vrouw bouwt haar huis; maar die zeer dwaas is, breekt het af met haar handen. 14:2 Die in zijn oprechtheid wandelt, vreest den HEERE; maar die afwijkt in zijn wegen, veracht Hem. 14:3 In den mond des dwazen is een roede des hoogmoeds; maar de lippen der wijzen bewaren hen. 14:4 Als er geen ossen zijn, zo is de krib rein; maar door de kracht van den os is der inkomsten veel. 14:5 Een waarachtig getuige zal niet liegen; maar een vals getuige blaast leugens. 14:6 De spotter zoekt wijsheid, en er is gene; maar de wetenschap is voor den verstandige licht. 14:7 Ga weg van de tegenwoordigheid eens zotten mans; want gij zoudt bij hem geen lippen der wetenschap merken. 14:8 De wijsheid des kloekzinnigen is zijn weg te verstaan; maar dwaasheid der zotten is bedriegerij. 14:9 Elke dwaas zal de schuld verbloemen; maar onder de oprechten is goedwilligheid. 14:10 Het hart kent zijn eigen bittere droefheid; en een vreemde zal zich met deszelfs blijdschap niet vermengen. 14:11 Het huis der goddelozen zal verdelgd worden; maar de tent der oprechten zal bloeien. 14:12 Er is een weg, die iemand recht schijnt; maar het laatste van dien zijn wegen des doods. 14:13 Het hart zal ook in het lachen smart hebben; en het laatste van die blijdschap is droefheid. 14:14 Die afkerig van hart is, zal van zijn wegen verzadigd worden; maar een goed man van zichzelven. 14:15 De slechte gelooft alle woord; maar de kloekzinnige merkt op zijn gang. 14:16 De wijze vreest, en wijkt van het kwade; maar de zot is oplopende toornig, en zorgeloos. 14:17 Die haastig is tot toorn, zal dwaasheid doen; en een man van schandelijke verdichtselen zal gehaat worden. 14:18 De slechten erven dwaasheid; maar de kloekzinnigen zullen zich met wetenschap kronen. 14:19 De kwaden buigen voor het aangezicht der goeden neder, en de goddelozen voor de poorten des rechtvaardigen. 14:20 De arme wordt zelfs van zijn vriend gehaat; maar de liefhebbers des rijken zijn vele. 14:21 Die zijn naaste veracht, zondigt; maar die zich der nederigen ontfermt, die is welgelukzalig. 14:22 Dwalen zij niet, die kwaad stichten? Maar weldadigheid en trouw is voor degenen, die goed stichten. 14:23 In allen smartelijke arbeid is overschot; maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek. 14:24 Der wijzen kroon is hun rijkdom; de dwaasheid der zotten is dwaasheid. 14:25 Een waarachtig getuige redt de zielen; maar die leugens blaast, is een bedrieger. 14:26 In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen. 14:27 De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. 14:28 In de menigte des volks is des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring. 14:29 De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid. 14:30 Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen. 14:31 Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem. 14:32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. 14:33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. 14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. 14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
14:2 Die in zijn oprechtheid wandelt, vreest den HEERE; maar die afwijkt in zijn wegen, veracht Hem. 14:3 In den mond des dwazen is een roede des hoogmoeds; maar de lippen der wijzen bewaren hen. 14:4 Als er geen ossen zijn, zo is de krib rein; maar door de kracht van den os is der inkomsten veel. 14:5 Een waarachtig getuige zal niet liegen; maar een vals getuige blaast leugens. 14:6 De spotter zoekt wijsheid, en er is gene; maar de wetenschap is voor den verstandige licht. 14:7 Ga weg van de tegenwoordigheid eens zotten mans; want gij zoudt bij hem geen lippen der wetenschap merken. 14:8 De wijsheid des kloekzinnigen is zijn weg te verstaan; maar dwaasheid der zotten is bedriegerij. 14:9 Elke dwaas zal de schuld verbloemen; maar onder de oprechten is goedwilligheid. 14:10 Het hart kent zijn eigen bittere droefheid; en een vreemde zal zich met deszelfs blijdschap niet vermengen. 14:11 Het huis der goddelozen zal verdelgd worden; maar de tent der oprechten zal bloeien. 14:12 Er is een weg, die iemand recht schijnt; maar het laatste van dien zijn wegen des doods. 14:13 Het hart zal ook in het lachen smart hebben; en het laatste van die blijdschap is droefheid. 14:14 Die afkerig van hart is, zal van zijn wegen verzadigd worden; maar een goed man van zichzelven. 14:15 De slechte gelooft alle woord; maar de kloekzinnige merkt op zijn gang. 14:16 De wijze vreest, en wijkt van het kwade; maar de zot is oplopende toornig, en zorgeloos. 14:17 Die haastig is tot toorn, zal dwaasheid doen; en een man van schandelijke verdichtselen zal gehaat worden. 14:18 De slechten erven dwaasheid; maar de kloekzinnigen zullen zich met wetenschap kronen. 14:19 De kwaden buigen voor het aangezicht der goeden neder, en de goddelozen voor de poorten des rechtvaardigen. 14:20 De arme wordt zelfs van zijn vriend gehaat; maar de liefhebbers des rijken zijn vele. 14:21 Die zijn naaste veracht, zondigt; maar die zich der nederigen ontfermt, die is welgelukzalig. 14:22 Dwalen zij niet, die kwaad stichten? Maar weldadigheid en trouw is voor degenen, die goed stichten. 14:23 In allen smartelijke arbeid is overschot; maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek. 14:24 Der wijzen kroon is hun rijkdom; de dwaasheid der zotten is dwaasheid. 14:25 Een waarachtig getuige redt de zielen; maar die leugens blaast, is een bedrieger. 14:26 In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen. 14:27 De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. 14:28 In de menigte des volks is des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring. 14:29 De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid. 14:30 Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen. 14:31 Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem. 14:32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. 14:33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. 14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. 14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
14:3 In den mond des dwazen is een roede des hoogmoeds; maar de lippen der wijzen bewaren hen. 14:4 Als er geen ossen zijn, zo is de krib rein; maar door de kracht van den os is der inkomsten veel. 14:5 Een waarachtig getuige zal niet liegen; maar een vals getuige blaast leugens. 14:6 De spotter zoekt wijsheid, en er is gene; maar de wetenschap is voor den verstandige licht. 14:7 Ga weg van de tegenwoordigheid eens zotten mans; want gij zoudt bij hem geen lippen der wetenschap merken. 14:8 De wijsheid des kloekzinnigen is zijn weg te verstaan; maar dwaasheid der zotten is bedriegerij. 14:9 Elke dwaas zal de schuld verbloemen; maar onder de oprechten is goedwilligheid. 14:10 Het hart kent zijn eigen bittere droefheid; en een vreemde zal zich met deszelfs blijdschap niet vermengen. 14:11 Het huis der goddelozen zal verdelgd worden; maar de tent der oprechten zal bloeien. 14:12 Er is een weg, die iemand recht schijnt; maar het laatste van dien zijn wegen des doods. 14:13 Het hart zal ook in het lachen smart hebben; en het laatste van die blijdschap is droefheid. 14:14 Die afkerig van hart is, zal van zijn wegen verzadigd worden; maar een goed man van zichzelven. 14:15 De slechte gelooft alle woord; maar de kloekzinnige merkt op zijn gang. 14:16 De wijze vreest, en wijkt van het kwade; maar de zot is oplopende toornig, en zorgeloos. 14:17 Die haastig is tot toorn, zal dwaasheid doen; en een man van schandelijke verdichtselen zal gehaat worden. 14:18 De slechten erven dwaasheid; maar de kloekzinnigen zullen zich met wetenschap kronen. 14:19 De kwaden buigen voor het aangezicht der goeden neder, en de goddelozen voor de poorten des rechtvaardigen. 14:20 De arme wordt zelfs van zijn vriend gehaat; maar de liefhebbers des rijken zijn vele. 14:21 Die zijn naaste veracht, zondigt; maar die zich der nederigen ontfermt, die is welgelukzalig. 14:22 Dwalen zij niet, die kwaad stichten? Maar weldadigheid en trouw is voor degenen, die goed stichten. 14:23 In allen smartelijke arbeid is overschot; maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek. 14:24 Der wijzen kroon is hun rijkdom; de dwaasheid der zotten is dwaasheid. 14:25 Een waarachtig getuige redt de zielen; maar die leugens blaast, is een bedrieger. 14:26 In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen. 14:27 De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. 14:28 In de menigte des volks is des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring. 14:29 De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid. 14:30 Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen. 14:31 Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem. 14:32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. 14:33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. 14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. 14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
14:4 Als er geen ossen zijn, zo is de krib rein; maar door de kracht van den os is der inkomsten veel. 14:5 Een waarachtig getuige zal niet liegen; maar een vals getuige blaast leugens. 14:6 De spotter zoekt wijsheid, en er is gene; maar de wetenschap is voor den verstandige licht. 14:7 Ga weg van de tegenwoordigheid eens zotten mans; want gij zoudt bij hem geen lippen der wetenschap merken. 14:8 De wijsheid des kloekzinnigen is zijn weg te verstaan; maar dwaasheid der zotten is bedriegerij. 14:9 Elke dwaas zal de schuld verbloemen; maar onder de oprechten is goedwilligheid. 14:10 Het hart kent zijn eigen bittere droefheid; en een vreemde zal zich met deszelfs blijdschap niet vermengen. 14:11 Het huis der goddelozen zal verdelgd worden; maar de tent der oprechten zal bloeien. 14:12 Er is een weg, die iemand recht schijnt; maar het laatste van dien zijn wegen des doods. 14:13 Het hart zal ook in het lachen smart hebben; en het laatste van die blijdschap is droefheid. 14:14 Die afkerig van hart is, zal van zijn wegen verzadigd worden; maar een goed man van zichzelven. 14:15 De slechte gelooft alle woord; maar de kloekzinnige merkt op zijn gang. 14:16 De wijze vreest, en wijkt van het kwade; maar de zot is oplopende toornig, en zorgeloos. 14:17 Die haastig is tot toorn, zal dwaasheid doen; en een man van schandelijke verdichtselen zal gehaat worden. 14:18 De slechten erven dwaasheid; maar de kloekzinnigen zullen zich met wetenschap kronen. 14:19 De kwaden buigen voor het aangezicht der goeden neder, en de goddelozen voor de poorten des rechtvaardigen. 14:20 De arme wordt zelfs van zijn vriend gehaat; maar de liefhebbers des rijken zijn vele. 14:21 Die zijn naaste veracht, zondigt; maar die zich der nederigen ontfermt, die is welgelukzalig. 14:22 Dwalen zij niet, die kwaad stichten? Maar weldadigheid en trouw is voor degenen, die goed stichten. 14:23 In allen smartelijke arbeid is overschot; maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek. 14:24 Der wijzen kroon is hun rijkdom; de dwaasheid der zotten is dwaasheid. 14:25 Een waarachtig getuige redt de zielen; maar die leugens blaast, is een bedrieger. 14:26 In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen. 14:27 De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. 14:28 In de menigte des volks is des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring. 14:29 De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid. 14:30 Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen. 14:31 Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem. 14:32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. 14:33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. 14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. 14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
14:5 Een waarachtig getuige zal niet liegen; maar een vals getuige blaast leugens. 14:6 De spotter zoekt wijsheid, en er is gene; maar de wetenschap is voor den verstandige licht. 14:7 Ga weg van de tegenwoordigheid eens zotten mans; want gij zoudt bij hem geen lippen der wetenschap merken. 14:8 De wijsheid des kloekzinnigen is zijn weg te verstaan; maar dwaasheid der zotten is bedriegerij. 14:9 Elke dwaas zal de schuld verbloemen; maar onder de oprechten is goedwilligheid. 14:10 Het hart kent zijn eigen bittere droefheid; en een vreemde zal zich met deszelfs blijdschap niet vermengen. 14:11 Het huis der goddelozen zal verdelgd worden; maar de tent der oprechten zal bloeien. 14:12 Er is een weg, die iemand recht schijnt; maar het laatste van dien zijn wegen des doods. 14:13 Het hart zal ook in het lachen smart hebben; en het laatste van die blijdschap is droefheid. 14:14 Die afkerig van hart is, zal van zijn wegen verzadigd worden; maar een goed man van zichzelven. 14:15 De slechte gelooft alle woord; maar de kloekzinnige merkt op zijn gang. 14:16 De wijze vreest, en wijkt van het kwade; maar de zot is oplopende toornig, en zorgeloos. 14:17 Die haastig is tot toorn, zal dwaasheid doen; en een man van schandelijke verdichtselen zal gehaat worden. 14:18 De slechten erven dwaasheid; maar de kloekzinnigen zullen zich met wetenschap kronen. 14:19 De kwaden buigen voor het aangezicht der goeden neder, en de goddelozen voor de poorten des rechtvaardigen. 14:20 De arme wordt zelfs van zijn vriend gehaat; maar de liefhebbers des rijken zijn vele. 14:21 Die zijn naaste veracht, zondigt; maar die zich der nederigen ontfermt, die is welgelukzalig. 14:22 Dwalen zij niet, die kwaad stichten? Maar weldadigheid en trouw is voor degenen, die goed stichten. 14:23 In allen smartelijke arbeid is overschot; maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek. 14:24 Der wijzen kroon is hun rijkdom; de dwaasheid der zotten is dwaasheid. 14:25 Een waarachtig getuige redt de zielen; maar die leugens blaast, is een bedrieger. 14:26 In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen. 14:27 De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. 14:28 In de menigte des volks is des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring. 14:29 De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid. 14:30 Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen. 14:31 Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem. 14:32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. 14:33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. 14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. 14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
14:6 De spotter zoekt wijsheid, en er is gene; maar de wetenschap is voor den verstandige licht. 14:7 Ga weg van de tegenwoordigheid eens zotten mans; want gij zoudt bij hem geen lippen der wetenschap merken. 14:8 De wijsheid des kloekzinnigen is zijn weg te verstaan; maar dwaasheid der zotten is bedriegerij. 14:9 Elke dwaas zal de schuld verbloemen; maar onder de oprechten is goedwilligheid. 14:10 Het hart kent zijn eigen bittere droefheid; en een vreemde zal zich met deszelfs blijdschap niet vermengen. 14:11 Het huis der goddelozen zal verdelgd worden; maar de tent der oprechten zal bloeien. 14:12 Er is een weg, die iemand recht schijnt; maar het laatste van dien zijn wegen des doods. 14:13 Het hart zal ook in het lachen smart hebben; en het laatste van die blijdschap is droefheid. 14:14 Die afkerig van hart is, zal van zijn wegen verzadigd worden; maar een goed man van zichzelven. 14:15 De slechte gelooft alle woord; maar de kloekzinnige merkt op zijn gang. 14:16 De wijze vreest, en wijkt van het kwade; maar de zot is oplopende toornig, en zorgeloos. 14:17 Die haastig is tot toorn, zal dwaasheid doen; en een man van schandelijke verdichtselen zal gehaat worden. 14:18 De slechten erven dwaasheid; maar de kloekzinnigen zullen zich met wetenschap kronen. 14:19 De kwaden buigen voor het aangezicht der goeden neder, en de goddelozen voor de poorten des rechtvaardigen. 14:20 De arme wordt zelfs van zijn vriend gehaat; maar de liefhebbers des rijken zijn vele. 14:21 Die zijn naaste veracht, zondigt; maar die zich der nederigen ontfermt, die is welgelukzalig. 14:22 Dwalen zij niet, die kwaad stichten? Maar weldadigheid en trouw is voor degenen, die goed stichten. 14:23 In allen smartelijke arbeid is overschot; maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek. 14:24 Der wijzen kroon is hun rijkdom; de dwaasheid der zotten is dwaasheid. 14:25 Een waarachtig getuige redt de zielen; maar die leugens blaast, is een bedrieger. 14:26 In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen. 14:27 De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. 14:28 In de menigte des volks is des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring. 14:29 De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid. 14:30 Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen. 14:31 Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem. 14:32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. 14:33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. 14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. 14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
14:7 Ga weg van de tegenwoordigheid eens zotten mans; want gij zoudt bij hem geen lippen der wetenschap merken. 14:8 De wijsheid des kloekzinnigen is zijn weg te verstaan; maar dwaasheid der zotten is bedriegerij. 14:9 Elke dwaas zal de schuld verbloemen; maar onder de oprechten is goedwilligheid. 14:10 Het hart kent zijn eigen bittere droefheid; en een vreemde zal zich met deszelfs blijdschap niet vermengen. 14:11 Het huis der goddelozen zal verdelgd worden; maar de tent der oprechten zal bloeien. 14:12 Er is een weg, die iemand recht schijnt; maar het laatste van dien zijn wegen des doods. 14:13 Het hart zal ook in het lachen smart hebben; en het laatste van die blijdschap is droefheid. 14:14 Die afkerig van hart is, zal van zijn wegen verzadigd worden; maar een goed man van zichzelven. 14:15 De slechte gelooft alle woord; maar de kloekzinnige merkt op zijn gang. 14:16 De wijze vreest, en wijkt van het kwade; maar de zot is oplopende toornig, en zorgeloos. 14:17 Die haastig is tot toorn, zal dwaasheid doen; en een man van schandelijke verdichtselen zal gehaat worden. 14:18 De slechten erven dwaasheid; maar de kloekzinnigen zullen zich met wetenschap kronen. 14:19 De kwaden buigen voor het aangezicht der goeden neder, en de goddelozen voor de poorten des rechtvaardigen. 14:20 De arme wordt zelfs van zijn vriend gehaat; maar de liefhebbers des rijken zijn vele. 14:21 Die zijn naaste veracht, zondigt; maar die zich der nederigen ontfermt, die is welgelukzalig. 14:22 Dwalen zij niet, die kwaad stichten? Maar weldadigheid en trouw is voor degenen, die goed stichten. 14:23 In allen smartelijke arbeid is overschot; maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek. 14:24 Der wijzen kroon is hun rijkdom; de dwaasheid der zotten is dwaasheid. 14:25 Een waarachtig getuige redt de zielen; maar die leugens blaast, is een bedrieger. 14:26 In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen. 14:27 De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. 14:28 In de menigte des volks is des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring. 14:29 De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid. 14:30 Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen. 14:31 Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem. 14:32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. 14:33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. 14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. 14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
14:8 De wijsheid des kloekzinnigen is zijn weg te verstaan; maar dwaasheid der zotten is bedriegerij. 14:9 Elke dwaas zal de schuld verbloemen; maar onder de oprechten is goedwilligheid. 14:10 Het hart kent zijn eigen bittere droefheid; en een vreemde zal zich met deszelfs blijdschap niet vermengen. 14:11 Het huis der goddelozen zal verdelgd worden; maar de tent der oprechten zal bloeien. 14:12 Er is een weg, die iemand recht schijnt; maar het laatste van dien zijn wegen des doods. 14:13 Het hart zal ook in het lachen smart hebben; en het laatste van die blijdschap is droefheid. 14:14 Die afkerig van hart is, zal van zijn wegen verzadigd worden; maar een goed man van zichzelven. 14:15 De slechte gelooft alle woord; maar de kloekzinnige merkt op zijn gang. 14:16 De wijze vreest, en wijkt van het kwade; maar de zot is oplopende toornig, en zorgeloos. 14:17 Die haastig is tot toorn, zal dwaasheid doen; en een man van schandelijke verdichtselen zal gehaat worden. 14:18 De slechten erven dwaasheid; maar de kloekzinnigen zullen zich met wetenschap kronen. 14:19 De kwaden buigen voor het aangezicht der goeden neder, en de goddelozen voor de poorten des rechtvaardigen. 14:20 De arme wordt zelfs van zijn vriend gehaat; maar de liefhebbers des rijken zijn vele. 14:21 Die zijn naaste veracht, zondigt; maar die zich der nederigen ontfermt, die is welgelukzalig. 14:22 Dwalen zij niet, die kwaad stichten? Maar weldadigheid en trouw is voor degenen, die goed stichten. 14:23 In allen smartelijke arbeid is overschot; maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek. 14:24 Der wijzen kroon is hun rijkdom; de dwaasheid der zotten is dwaasheid. 14:25 Een waarachtig getuige redt de zielen; maar die leugens blaast, is een bedrieger. 14:26 In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen. 14:27 De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. 14:28 In de menigte des volks is des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring. 14:29 De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid. 14:30 Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen. 14:31 Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem. 14:32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. 14:33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. 14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. 14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
14:9 Elke dwaas zal de schuld verbloemen; maar onder de oprechten is goedwilligheid. 14:10 Het hart kent zijn eigen bittere droefheid; en een vreemde zal zich met deszelfs blijdschap niet vermengen. 14:11 Het huis der goddelozen zal verdelgd worden; maar de tent der oprechten zal bloeien. 14:12 Er is een weg, die iemand recht schijnt; maar het laatste van dien zijn wegen des doods. 14:13 Het hart zal ook in het lachen smart hebben; en het laatste van die blijdschap is droefheid. 14:14 Die afkerig van hart is, zal van zijn wegen verzadigd worden; maar een goed man van zichzelven. 14:15 De slechte gelooft alle woord; maar de kloekzinnige merkt op zijn gang. 14:16 De wijze vreest, en wijkt van het kwade; maar de zot is oplopende toornig, en zorgeloos. 14:17 Die haastig is tot toorn, zal dwaasheid doen; en een man van schandelijke verdichtselen zal gehaat worden. 14:18 De slechten erven dwaasheid; maar de kloekzinnigen zullen zich met wetenschap kronen. 14:19 De kwaden buigen voor het aangezicht der goeden neder, en de goddelozen voor de poorten des rechtvaardigen. 14:20 De arme wordt zelfs van zijn vriend gehaat; maar de liefhebbers des rijken zijn vele. 14:21 Die zijn naaste veracht, zondigt; maar die zich der nederigen ontfermt, die is welgelukzalig. 14:22 Dwalen zij niet, die kwaad stichten? Maar weldadigheid en trouw is voor degenen, die goed stichten. 14:23 In allen smartelijke arbeid is overschot; maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek. 14:24 Der wijzen kroon is hun rijkdom; de dwaasheid der zotten is dwaasheid. 14:25 Een waarachtig getuige redt de zielen; maar die leugens blaast, is een bedrieger. 14:26 In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen. 14:27 De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. 14:28 In de menigte des volks is des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring. 14:29 De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid. 14:30 Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen. 14:31 Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem. 14:32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. 14:33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. 14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. 14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
14:10 Het hart kent zijn eigen bittere droefheid; en een vreemde zal zich met deszelfs blijdschap niet vermengen. 14:11 Het huis der goddelozen zal verdelgd worden; maar de tent der oprechten zal bloeien. 14:12 Er is een weg, die iemand recht schijnt; maar het laatste van dien zijn wegen des doods. 14:13 Het hart zal ook in het lachen smart hebben; en het laatste van die blijdschap is droefheid. 14:14 Die afkerig van hart is, zal van zijn wegen verzadigd worden; maar een goed man van zichzelven. 14:15 De slechte gelooft alle woord; maar de kloekzinnige merkt op zijn gang. 14:16 De wijze vreest, en wijkt van het kwade; maar de zot is oplopende toornig, en zorgeloos. 14:17 Die haastig is tot toorn, zal dwaasheid doen; en een man van schandelijke verdichtselen zal gehaat worden. 14:18 De slechten erven dwaasheid; maar de kloekzinnigen zullen zich met wetenschap kronen. 14:19 De kwaden buigen voor het aangezicht der goeden neder, en de goddelozen voor de poorten des rechtvaardigen. 14:20 De arme wordt zelfs van zijn vriend gehaat; maar de liefhebbers des rijken zijn vele. 14:21 Die zijn naaste veracht, zondigt; maar die zich der nederigen ontfermt, die is welgelukzalig. 14:22 Dwalen zij niet, die kwaad stichten? Maar weldadigheid en trouw is voor degenen, die goed stichten. 14:23 In allen smartelijke arbeid is overschot; maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek. 14:24 Der wijzen kroon is hun rijkdom; de dwaasheid der zotten is dwaasheid. 14:25 Een waarachtig getuige redt de zielen; maar die leugens blaast, is een bedrieger. 14:26 In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen. 14:27 De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. 14:28 In de menigte des volks is des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring. 14:29 De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid. 14:30 Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen. 14:31 Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem. 14:32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. 14:33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. 14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. 14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
14:11 Het huis der goddelozen zal verdelgd worden; maar de tent der oprechten zal bloeien. 14:12 Er is een weg, die iemand recht schijnt; maar het laatste van dien zijn wegen des doods. 14:13 Het hart zal ook in het lachen smart hebben; en het laatste van die blijdschap is droefheid. 14:14 Die afkerig van hart is, zal van zijn wegen verzadigd worden; maar een goed man van zichzelven. 14:15 De slechte gelooft alle woord; maar de kloekzinnige merkt op zijn gang. 14:16 De wijze vreest, en wijkt van het kwade; maar de zot is oplopende toornig, en zorgeloos. 14:17 Die haastig is tot toorn, zal dwaasheid doen; en een man van schandelijke verdichtselen zal gehaat worden. 14:18 De slechten erven dwaasheid; maar de kloekzinnigen zullen zich met wetenschap kronen. 14:19 De kwaden buigen voor het aangezicht der goeden neder, en de goddelozen voor de poorten des rechtvaardigen. 14:20 De arme wordt zelfs van zijn vriend gehaat; maar de liefhebbers des rijken zijn vele. 14:21 Die zijn naaste veracht, zondigt; maar die zich der nederigen ontfermt, die is welgelukzalig. 14:22 Dwalen zij niet, die kwaad stichten? Maar weldadigheid en trouw is voor degenen, die goed stichten. 14:23 In allen smartelijke arbeid is overschot; maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek. 14:24 Der wijzen kroon is hun rijkdom; de dwaasheid der zotten is dwaasheid. 14:25 Een waarachtig getuige redt de zielen; maar die leugens blaast, is een bedrieger. 14:26 In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen. 14:27 De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. 14:28 In de menigte des volks is des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring. 14:29 De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid. 14:30 Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen. 14:31 Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem. 14:32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. 14:33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. 14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. 14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
14:12 Er is een weg, die iemand recht schijnt; maar het laatste van dien zijn wegen des doods. 14:13 Het hart zal ook in het lachen smart hebben; en het laatste van die blijdschap is droefheid. 14:14 Die afkerig van hart is, zal van zijn wegen verzadigd worden; maar een goed man van zichzelven. 14:15 De slechte gelooft alle woord; maar de kloekzinnige merkt op zijn gang. 14:16 De wijze vreest, en wijkt van het kwade; maar de zot is oplopende toornig, en zorgeloos. 14:17 Die haastig is tot toorn, zal dwaasheid doen; en een man van schandelijke verdichtselen zal gehaat worden. 14:18 De slechten erven dwaasheid; maar de kloekzinnigen zullen zich met wetenschap kronen. 14:19 De kwaden buigen voor het aangezicht der goeden neder, en de goddelozen voor de poorten des rechtvaardigen. 14:20 De arme wordt zelfs van zijn vriend gehaat; maar de liefhebbers des rijken zijn vele. 14:21 Die zijn naaste veracht, zondigt; maar die zich der nederigen ontfermt, die is welgelukzalig. 14:22 Dwalen zij niet, die kwaad stichten? Maar weldadigheid en trouw is voor degenen, die goed stichten. 14:23 In allen smartelijke arbeid is overschot; maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek. 14:24 Der wijzen kroon is hun rijkdom; de dwaasheid der zotten is dwaasheid. 14:25 Een waarachtig getuige redt de zielen; maar die leugens blaast, is een bedrieger. 14:26 In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen. 14:27 De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. 14:28 In de menigte des volks is des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring. 14:29 De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid. 14:30 Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen. 14:31 Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem. 14:32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. 14:33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. 14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. 14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
14:13 Het hart zal ook in het lachen smart hebben; en het laatste van die blijdschap is droefheid. 14:14 Die afkerig van hart is, zal van zijn wegen verzadigd worden; maar een goed man van zichzelven. 14:15 De slechte gelooft alle woord; maar de kloekzinnige merkt op zijn gang. 14:16 De wijze vreest, en wijkt van het kwade; maar de zot is oplopende toornig, en zorgeloos. 14:17 Die haastig is tot toorn, zal dwaasheid doen; en een man van schandelijke verdichtselen zal gehaat worden. 14:18 De slechten erven dwaasheid; maar de kloekzinnigen zullen zich met wetenschap kronen. 14:19 De kwaden buigen voor het aangezicht der goeden neder, en de goddelozen voor de poorten des rechtvaardigen. 14:20 De arme wordt zelfs van zijn vriend gehaat; maar de liefhebbers des rijken zijn vele. 14:21 Die zijn naaste veracht, zondigt; maar die zich der nederigen ontfermt, die is welgelukzalig. 14:22 Dwalen zij niet, die kwaad stichten? Maar weldadigheid en trouw is voor degenen, die goed stichten. 14:23 In allen smartelijke arbeid is overschot; maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek. 14:24 Der wijzen kroon is hun rijkdom; de dwaasheid der zotten is dwaasheid. 14:25 Een waarachtig getuige redt de zielen; maar die leugens blaast, is een bedrieger. 14:26 In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen. 14:27 De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. 14:28 In de menigte des volks is des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring. 14:29 De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid. 14:30 Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen. 14:31 Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem. 14:32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. 14:33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. 14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. 14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
14:14 Die afkerig van hart is, zal van zijn wegen verzadigd worden; maar een goed man van zichzelven. 14:15 De slechte gelooft alle woord; maar de kloekzinnige merkt op zijn gang. 14:16 De wijze vreest, en wijkt van het kwade; maar de zot is oplopende toornig, en zorgeloos. 14:17 Die haastig is tot toorn, zal dwaasheid doen; en een man van schandelijke verdichtselen zal gehaat worden. 14:18 De slechten erven dwaasheid; maar de kloekzinnigen zullen zich met wetenschap kronen. 14:19 De kwaden buigen voor het aangezicht der goeden neder, en de goddelozen voor de poorten des rechtvaardigen. 14:20 De arme wordt zelfs van zijn vriend gehaat; maar de liefhebbers des rijken zijn vele. 14:21 Die zijn naaste veracht, zondigt; maar die zich der nederigen ontfermt, die is welgelukzalig. 14:22 Dwalen zij niet, die kwaad stichten? Maar weldadigheid en trouw is voor degenen, die goed stichten. 14:23 In allen smartelijke arbeid is overschot; maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek. 14:24 Der wijzen kroon is hun rijkdom; de dwaasheid der zotten is dwaasheid. 14:25 Een waarachtig getuige redt de zielen; maar die leugens blaast, is een bedrieger. 14:26 In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen. 14:27 De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. 14:28 In de menigte des volks is des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring. 14:29 De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid. 14:30 Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen. 14:31 Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem. 14:32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. 14:33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. 14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. 14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
14:15 De slechte gelooft alle woord; maar de kloekzinnige merkt op zijn gang. 14:16 De wijze vreest, en wijkt van het kwade; maar de zot is oplopende toornig, en zorgeloos. 14:17 Die haastig is tot toorn, zal dwaasheid doen; en een man van schandelijke verdichtselen zal gehaat worden. 14:18 De slechten erven dwaasheid; maar de kloekzinnigen zullen zich met wetenschap kronen. 14:19 De kwaden buigen voor het aangezicht der goeden neder, en de goddelozen voor de poorten des rechtvaardigen. 14:20 De arme wordt zelfs van zijn vriend gehaat; maar de liefhebbers des rijken zijn vele. 14:21 Die zijn naaste veracht, zondigt; maar die zich der nederigen ontfermt, die is welgelukzalig. 14:22 Dwalen zij niet, die kwaad stichten? Maar weldadigheid en trouw is voor degenen, die goed stichten. 14:23 In allen smartelijke arbeid is overschot; maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek. 14:24 Der wijzen kroon is hun rijkdom; de dwaasheid der zotten is dwaasheid. 14:25 Een waarachtig getuige redt de zielen; maar die leugens blaast, is een bedrieger. 14:26 In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen. 14:27 De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. 14:28 In de menigte des volks is des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring. 14:29 De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid. 14:30 Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen. 14:31 Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem. 14:32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. 14:33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. 14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. 14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
14:16 De wijze vreest, en wijkt van het kwade; maar de zot is oplopende toornig, en zorgeloos. 14:17 Die haastig is tot toorn, zal dwaasheid doen; en een man van schandelijke verdichtselen zal gehaat worden. 14:18 De slechten erven dwaasheid; maar de kloekzinnigen zullen zich met wetenschap kronen. 14:19 De kwaden buigen voor het aangezicht der goeden neder, en de goddelozen voor de poorten des rechtvaardigen. 14:20 De arme wordt zelfs van zijn vriend gehaat; maar de liefhebbers des rijken zijn vele. 14:21 Die zijn naaste veracht, zondigt; maar die zich der nederigen ontfermt, die is welgelukzalig. 14:22 Dwalen zij niet, die kwaad stichten? Maar weldadigheid en trouw is voor degenen, die goed stichten. 14:23 In allen smartelijke arbeid is overschot; maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek. 14:24 Der wijzen kroon is hun rijkdom; de dwaasheid der zotten is dwaasheid. 14:25 Een waarachtig getuige redt de zielen; maar die leugens blaast, is een bedrieger. 14:26 In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen. 14:27 De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. 14:28 In de menigte des volks is des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring. 14:29 De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid. 14:30 Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen. 14:31 Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem. 14:32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. 14:33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. 14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. 14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
14:17 Die haastig is tot toorn, zal dwaasheid doen; en een man van schandelijke verdichtselen zal gehaat worden. 14:18 De slechten erven dwaasheid; maar de kloekzinnigen zullen zich met wetenschap kronen. 14:19 De kwaden buigen voor het aangezicht der goeden neder, en de goddelozen voor de poorten des rechtvaardigen. 14:20 De arme wordt zelfs van zijn vriend gehaat; maar de liefhebbers des rijken zijn vele. 14:21 Die zijn naaste veracht, zondigt; maar die zich der nederigen ontfermt, die is welgelukzalig. 14:22 Dwalen zij niet, die kwaad stichten? Maar weldadigheid en trouw is voor degenen, die goed stichten. 14:23 In allen smartelijke arbeid is overschot; maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek. 14:24 Der wijzen kroon is hun rijkdom; de dwaasheid der zotten is dwaasheid. 14:25 Een waarachtig getuige redt de zielen; maar die leugens blaast, is een bedrieger. 14:26 In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen. 14:27 De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. 14:28 In de menigte des volks is des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring. 14:29 De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid. 14:30 Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen. 14:31 Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem. 14:32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. 14:33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. 14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. 14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
14:18 De slechten erven dwaasheid; maar de kloekzinnigen zullen zich met wetenschap kronen. 14:19 De kwaden buigen voor het aangezicht der goeden neder, en de goddelozen voor de poorten des rechtvaardigen. 14:20 De arme wordt zelfs van zijn vriend gehaat; maar de liefhebbers des rijken zijn vele. 14:21 Die zijn naaste veracht, zondigt; maar die zich der nederigen ontfermt, die is welgelukzalig. 14:22 Dwalen zij niet, die kwaad stichten? Maar weldadigheid en trouw is voor degenen, die goed stichten. 14:23 In allen smartelijke arbeid is overschot; maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek. 14:24 Der wijzen kroon is hun rijkdom; de dwaasheid der zotten is dwaasheid. 14:25 Een waarachtig getuige redt de zielen; maar die leugens blaast, is een bedrieger. 14:26 In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen. 14:27 De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. 14:28 In de menigte des volks is des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring. 14:29 De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid. 14:30 Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen. 14:31 Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem. 14:32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. 14:33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. 14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. 14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
14:19 De kwaden buigen voor het aangezicht der goeden neder, en de goddelozen voor de poorten des rechtvaardigen. 14:20 De arme wordt zelfs van zijn vriend gehaat; maar de liefhebbers des rijken zijn vele. 14:21 Die zijn naaste veracht, zondigt; maar die zich der nederigen ontfermt, die is welgelukzalig. 14:22 Dwalen zij niet, die kwaad stichten? Maar weldadigheid en trouw is voor degenen, die goed stichten. 14:23 In allen smartelijke arbeid is overschot; maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek. 14:24 Der wijzen kroon is hun rijkdom; de dwaasheid der zotten is dwaasheid. 14:25 Een waarachtig getuige redt de zielen; maar die leugens blaast, is een bedrieger. 14:26 In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen. 14:27 De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. 14:28 In de menigte des volks is des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring. 14:29 De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid. 14:30 Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen. 14:31 Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem. 14:32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. 14:33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. 14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. 14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
14:20 De arme wordt zelfs van zijn vriend gehaat; maar de liefhebbers des rijken zijn vele. 14:21 Die zijn naaste veracht, zondigt; maar die zich der nederigen ontfermt, die is welgelukzalig. 14:22 Dwalen zij niet, die kwaad stichten? Maar weldadigheid en trouw is voor degenen, die goed stichten. 14:23 In allen smartelijke arbeid is overschot; maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek. 14:24 Der wijzen kroon is hun rijkdom; de dwaasheid der zotten is dwaasheid. 14:25 Een waarachtig getuige redt de zielen; maar die leugens blaast, is een bedrieger. 14:26 In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen. 14:27 De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. 14:28 In de menigte des volks is des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring. 14:29 De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid. 14:30 Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen. 14:31 Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem. 14:32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. 14:33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. 14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. 14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
14:21 Die zijn naaste veracht, zondigt; maar die zich der nederigen ontfermt, die is welgelukzalig. 14:22 Dwalen zij niet, die kwaad stichten? Maar weldadigheid en trouw is voor degenen, die goed stichten. 14:23 In allen smartelijke arbeid is overschot; maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek. 14:24 Der wijzen kroon is hun rijkdom; de dwaasheid der zotten is dwaasheid. 14:25 Een waarachtig getuige redt de zielen; maar die leugens blaast, is een bedrieger. 14:26 In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen. 14:27 De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. 14:28 In de menigte des volks is des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring. 14:29 De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid. 14:30 Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen. 14:31 Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem. 14:32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. 14:33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. 14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. 14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
14:22 Dwalen zij niet, die kwaad stichten? Maar weldadigheid en trouw is voor degenen, die goed stichten. 14:23 In allen smartelijke arbeid is overschot; maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek. 14:24 Der wijzen kroon is hun rijkdom; de dwaasheid der zotten is dwaasheid. 14:25 Een waarachtig getuige redt de zielen; maar die leugens blaast, is een bedrieger. 14:26 In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen. 14:27 De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. 14:28 In de menigte des volks is des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring. 14:29 De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid. 14:30 Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen. 14:31 Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem. 14:32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. 14:33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. 14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. 14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
14:23 In allen smartelijke arbeid is overschot; maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek. 14:24 Der wijzen kroon is hun rijkdom; de dwaasheid der zotten is dwaasheid. 14:25 Een waarachtig getuige redt de zielen; maar die leugens blaast, is een bedrieger. 14:26 In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen. 14:27 De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. 14:28 In de menigte des volks is des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring. 14:29 De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid. 14:30 Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen. 14:31 Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem. 14:32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. 14:33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. 14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. 14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
14:24 Der wijzen kroon is hun rijkdom; de dwaasheid der zotten is dwaasheid. 14:25 Een waarachtig getuige redt de zielen; maar die leugens blaast, is een bedrieger. 14:26 In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen. 14:27 De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. 14:28 In de menigte des volks is des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring. 14:29 De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid. 14:30 Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen. 14:31 Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem. 14:32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. 14:33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. 14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. 14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
14:25 Een waarachtig getuige redt de zielen; maar die leugens blaast, is een bedrieger. 14:26 In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen. 14:27 De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. 14:28 In de menigte des volks is des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring. 14:29 De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid. 14:30 Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen. 14:31 Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem. 14:32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. 14:33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. 14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. 14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
14:26 In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen. 14:27 De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. 14:28 In de menigte des volks is des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring. 14:29 De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid. 14:30 Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen. 14:31 Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem. 14:32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. 14:33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. 14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. 14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
14:27 De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. 14:28 In de menigte des volks is des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring. 14:29 De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid. 14:30 Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen. 14:31 Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem. 14:32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. 14:33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. 14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. 14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
14:28 In de menigte des volks is des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring. 14:29 De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid. 14:30 Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen. 14:31 Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem. 14:32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. 14:33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. 14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. 14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
14:29 De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid. 14:30 Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen. 14:31 Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem. 14:32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. 14:33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. 14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. 14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
14:30 Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen. 14:31 Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem. 14:32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. 14:33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. 14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. 14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
14:31 Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem. 14:32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. 14:33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. 14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. 14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
14:32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. 14:33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. 14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. 14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
14:33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. 14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. 14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien. 14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
GOTO NEXT CHAPTER - BIBLE INDEX & SEARCH