20:1 De wijn is een spotter, de sterke drank is woelachtig; al wie daarin dwaalt, zal niet wijs zijn. 20:2 De schrik des konings is als het brullen eens jongen leeuws; die zich tegen hem vergramt, zondigt tegen zijn ziel. 20:3 Het is eer voor een man, van twist af te blijven; maar ieder dwaas zal er zich in mengen. 20:4 Om den winter zal de luiaard niet ploegen; daarom zal hij bedelen in den oogst, maar er zal niet zijn. 20:5 De raad in het hart eens mans is als diepe wateren; maar een man van verstand zal dien uithalen. 20:6 Elk van de menigte der mensen roept zijn weldadigheid uit; maar wie zal een recht trouwen man vinden? 20:7 De rechtvaardige wandelt steeds in zijn oprechtheid; welgelukzalig zijn zijn kinderen na hem. 20:8 Een koning, zittende op den troon des gerichts, verstrooit alle kwaad met zijn ogen. 20:9 Wie kan zeggen: Ik heb mijn hart gezuiverd, ik ben rein van mijn zonde? 20:10 Tweeerlei weegsteen, tweeerlei efa is den HEERE een gruwel, ja die beide. 20:11 Een jongen zal ook door zijn handelingen zich bekend maken, of zijn werk zuiver, en of het recht zal wezen. 20:12 Een horend oor, en een ziend oog heeft de HEERE gemaakt, ja, die beide. 20:13 Heb den slaap niet lief, opdat gij niet arm wordt; open uw ogen, verzadig u met brood. 20:14 Het is kwaad, het is kwaad! zal de koper zeggen; maar als hij weggegaan is, dan zal hij zich beroemen. 20:15 Goud is er, en menigte van robijnen; maar de lippen de wetenschap zijn een kostelijk kleinood. 20:16 Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed; en pand hem voor de onbekenden. 20:17 Het brood der leugen is den mens zoet; maar daarna zal zijn mond vol van zandsteentjes worden. 20:18 Elke gedachte wordt door raad bevestigd, daarom voer oorlog met wijze raadslagen. 20:19 Die als een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke; vermeng u dan niet met hem, die met zijn lippen verlokt. 20:20 Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in zwarte duisternis. 20:21 Als een erfenis in het eerste verhaast wordt, zo zal haar laatste niet gezegend worden. 20:22 Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden; wacht op den HEERE, en Hij zal u verlossen. 20:23 Tweeerlei weegsteen is den HEERE een gruwel, en de bedriegelijke weegschaal is niet goed. 20:24 De treden des mans zijn van den HEERE; hoe zou dan een mens zijn weg verstaan? 20:25 Het is een strik des mensen, dat hij het heilige verslindt, en na gedane geloften, onderzoek te doen. 20:26 Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt het rad over hen. 20:27 De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks. 20:28 Weldadigheid en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon. 20:29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid. 20:30 Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks.
20:2 De schrik des konings is als het brullen eens jongen leeuws; die zich tegen hem vergramt, zondigt tegen zijn ziel. 20:3 Het is eer voor een man, van twist af te blijven; maar ieder dwaas zal er zich in mengen. 20:4 Om den winter zal de luiaard niet ploegen; daarom zal hij bedelen in den oogst, maar er zal niet zijn. 20:5 De raad in het hart eens mans is als diepe wateren; maar een man van verstand zal dien uithalen. 20:6 Elk van de menigte der mensen roept zijn weldadigheid uit; maar wie zal een recht trouwen man vinden? 20:7 De rechtvaardige wandelt steeds in zijn oprechtheid; welgelukzalig zijn zijn kinderen na hem. 20:8 Een koning, zittende op den troon des gerichts, verstrooit alle kwaad met zijn ogen. 20:9 Wie kan zeggen: Ik heb mijn hart gezuiverd, ik ben rein van mijn zonde? 20:10 Tweeerlei weegsteen, tweeerlei efa is den HEERE een gruwel, ja die beide. 20:11 Een jongen zal ook door zijn handelingen zich bekend maken, of zijn werk zuiver, en of het recht zal wezen. 20:12 Een horend oor, en een ziend oog heeft de HEERE gemaakt, ja, die beide. 20:13 Heb den slaap niet lief, opdat gij niet arm wordt; open uw ogen, verzadig u met brood. 20:14 Het is kwaad, het is kwaad! zal de koper zeggen; maar als hij weggegaan is, dan zal hij zich beroemen. 20:15 Goud is er, en menigte van robijnen; maar de lippen de wetenschap zijn een kostelijk kleinood. 20:16 Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed; en pand hem voor de onbekenden. 20:17 Het brood der leugen is den mens zoet; maar daarna zal zijn mond vol van zandsteentjes worden. 20:18 Elke gedachte wordt door raad bevestigd, daarom voer oorlog met wijze raadslagen. 20:19 Die als een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke; vermeng u dan niet met hem, die met zijn lippen verlokt. 20:20 Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in zwarte duisternis. 20:21 Als een erfenis in het eerste verhaast wordt, zo zal haar laatste niet gezegend worden. 20:22 Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden; wacht op den HEERE, en Hij zal u verlossen. 20:23 Tweeerlei weegsteen is den HEERE een gruwel, en de bedriegelijke weegschaal is niet goed. 20:24 De treden des mans zijn van den HEERE; hoe zou dan een mens zijn weg verstaan? 20:25 Het is een strik des mensen, dat hij het heilige verslindt, en na gedane geloften, onderzoek te doen. 20:26 Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt het rad over hen. 20:27 De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks. 20:28 Weldadigheid en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon. 20:29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid. 20:30 Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks.
20:3 Het is eer voor een man, van twist af te blijven; maar ieder dwaas zal er zich in mengen. 20:4 Om den winter zal de luiaard niet ploegen; daarom zal hij bedelen in den oogst, maar er zal niet zijn. 20:5 De raad in het hart eens mans is als diepe wateren; maar een man van verstand zal dien uithalen. 20:6 Elk van de menigte der mensen roept zijn weldadigheid uit; maar wie zal een recht trouwen man vinden? 20:7 De rechtvaardige wandelt steeds in zijn oprechtheid; welgelukzalig zijn zijn kinderen na hem. 20:8 Een koning, zittende op den troon des gerichts, verstrooit alle kwaad met zijn ogen. 20:9 Wie kan zeggen: Ik heb mijn hart gezuiverd, ik ben rein van mijn zonde? 20:10 Tweeerlei weegsteen, tweeerlei efa is den HEERE een gruwel, ja die beide. 20:11 Een jongen zal ook door zijn handelingen zich bekend maken, of zijn werk zuiver, en of het recht zal wezen. 20:12 Een horend oor, en een ziend oog heeft de HEERE gemaakt, ja, die beide. 20:13 Heb den slaap niet lief, opdat gij niet arm wordt; open uw ogen, verzadig u met brood. 20:14 Het is kwaad, het is kwaad! zal de koper zeggen; maar als hij weggegaan is, dan zal hij zich beroemen. 20:15 Goud is er, en menigte van robijnen; maar de lippen de wetenschap zijn een kostelijk kleinood. 20:16 Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed; en pand hem voor de onbekenden. 20:17 Het brood der leugen is den mens zoet; maar daarna zal zijn mond vol van zandsteentjes worden. 20:18 Elke gedachte wordt door raad bevestigd, daarom voer oorlog met wijze raadslagen. 20:19 Die als een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke; vermeng u dan niet met hem, die met zijn lippen verlokt. 20:20 Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in zwarte duisternis. 20:21 Als een erfenis in het eerste verhaast wordt, zo zal haar laatste niet gezegend worden. 20:22 Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden; wacht op den HEERE, en Hij zal u verlossen. 20:23 Tweeerlei weegsteen is den HEERE een gruwel, en de bedriegelijke weegschaal is niet goed. 20:24 De treden des mans zijn van den HEERE; hoe zou dan een mens zijn weg verstaan? 20:25 Het is een strik des mensen, dat hij het heilige verslindt, en na gedane geloften, onderzoek te doen. 20:26 Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt het rad over hen. 20:27 De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks. 20:28 Weldadigheid en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon. 20:29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid. 20:30 Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks.
20:4 Om den winter zal de luiaard niet ploegen; daarom zal hij bedelen in den oogst, maar er zal niet zijn. 20:5 De raad in het hart eens mans is als diepe wateren; maar een man van verstand zal dien uithalen. 20:6 Elk van de menigte der mensen roept zijn weldadigheid uit; maar wie zal een recht trouwen man vinden? 20:7 De rechtvaardige wandelt steeds in zijn oprechtheid; welgelukzalig zijn zijn kinderen na hem. 20:8 Een koning, zittende op den troon des gerichts, verstrooit alle kwaad met zijn ogen. 20:9 Wie kan zeggen: Ik heb mijn hart gezuiverd, ik ben rein van mijn zonde? 20:10 Tweeerlei weegsteen, tweeerlei efa is den HEERE een gruwel, ja die beide. 20:11 Een jongen zal ook door zijn handelingen zich bekend maken, of zijn werk zuiver, en of het recht zal wezen. 20:12 Een horend oor, en een ziend oog heeft de HEERE gemaakt, ja, die beide. 20:13 Heb den slaap niet lief, opdat gij niet arm wordt; open uw ogen, verzadig u met brood. 20:14 Het is kwaad, het is kwaad! zal de koper zeggen; maar als hij weggegaan is, dan zal hij zich beroemen. 20:15 Goud is er, en menigte van robijnen; maar de lippen de wetenschap zijn een kostelijk kleinood. 20:16 Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed; en pand hem voor de onbekenden. 20:17 Het brood der leugen is den mens zoet; maar daarna zal zijn mond vol van zandsteentjes worden. 20:18 Elke gedachte wordt door raad bevestigd, daarom voer oorlog met wijze raadslagen. 20:19 Die als een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke; vermeng u dan niet met hem, die met zijn lippen verlokt. 20:20 Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in zwarte duisternis. 20:21 Als een erfenis in het eerste verhaast wordt, zo zal haar laatste niet gezegend worden. 20:22 Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden; wacht op den HEERE, en Hij zal u verlossen. 20:23 Tweeerlei weegsteen is den HEERE een gruwel, en de bedriegelijke weegschaal is niet goed. 20:24 De treden des mans zijn van den HEERE; hoe zou dan een mens zijn weg verstaan? 20:25 Het is een strik des mensen, dat hij het heilige verslindt, en na gedane geloften, onderzoek te doen. 20:26 Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt het rad over hen. 20:27 De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks. 20:28 Weldadigheid en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon. 20:29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid. 20:30 Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks.
20:5 De raad in het hart eens mans is als diepe wateren; maar een man van verstand zal dien uithalen. 20:6 Elk van de menigte der mensen roept zijn weldadigheid uit; maar wie zal een recht trouwen man vinden? 20:7 De rechtvaardige wandelt steeds in zijn oprechtheid; welgelukzalig zijn zijn kinderen na hem. 20:8 Een koning, zittende op den troon des gerichts, verstrooit alle kwaad met zijn ogen. 20:9 Wie kan zeggen: Ik heb mijn hart gezuiverd, ik ben rein van mijn zonde? 20:10 Tweeerlei weegsteen, tweeerlei efa is den HEERE een gruwel, ja die beide. 20:11 Een jongen zal ook door zijn handelingen zich bekend maken, of zijn werk zuiver, en of het recht zal wezen. 20:12 Een horend oor, en een ziend oog heeft de HEERE gemaakt, ja, die beide. 20:13 Heb den slaap niet lief, opdat gij niet arm wordt; open uw ogen, verzadig u met brood. 20:14 Het is kwaad, het is kwaad! zal de koper zeggen; maar als hij weggegaan is, dan zal hij zich beroemen. 20:15 Goud is er, en menigte van robijnen; maar de lippen de wetenschap zijn een kostelijk kleinood. 20:16 Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed; en pand hem voor de onbekenden. 20:17 Het brood der leugen is den mens zoet; maar daarna zal zijn mond vol van zandsteentjes worden. 20:18 Elke gedachte wordt door raad bevestigd, daarom voer oorlog met wijze raadslagen. 20:19 Die als een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke; vermeng u dan niet met hem, die met zijn lippen verlokt. 20:20 Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in zwarte duisternis. 20:21 Als een erfenis in het eerste verhaast wordt, zo zal haar laatste niet gezegend worden. 20:22 Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden; wacht op den HEERE, en Hij zal u verlossen. 20:23 Tweeerlei weegsteen is den HEERE een gruwel, en de bedriegelijke weegschaal is niet goed. 20:24 De treden des mans zijn van den HEERE; hoe zou dan een mens zijn weg verstaan? 20:25 Het is een strik des mensen, dat hij het heilige verslindt, en na gedane geloften, onderzoek te doen. 20:26 Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt het rad over hen. 20:27 De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks. 20:28 Weldadigheid en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon. 20:29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid. 20:30 Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks.
20:6 Elk van de menigte der mensen roept zijn weldadigheid uit; maar wie zal een recht trouwen man vinden? 20:7 De rechtvaardige wandelt steeds in zijn oprechtheid; welgelukzalig zijn zijn kinderen na hem. 20:8 Een koning, zittende op den troon des gerichts, verstrooit alle kwaad met zijn ogen. 20:9 Wie kan zeggen: Ik heb mijn hart gezuiverd, ik ben rein van mijn zonde? 20:10 Tweeerlei weegsteen, tweeerlei efa is den HEERE een gruwel, ja die beide. 20:11 Een jongen zal ook door zijn handelingen zich bekend maken, of zijn werk zuiver, en of het recht zal wezen. 20:12 Een horend oor, en een ziend oog heeft de HEERE gemaakt, ja, die beide. 20:13 Heb den slaap niet lief, opdat gij niet arm wordt; open uw ogen, verzadig u met brood. 20:14 Het is kwaad, het is kwaad! zal de koper zeggen; maar als hij weggegaan is, dan zal hij zich beroemen. 20:15 Goud is er, en menigte van robijnen; maar de lippen de wetenschap zijn een kostelijk kleinood. 20:16 Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed; en pand hem voor de onbekenden. 20:17 Het brood der leugen is den mens zoet; maar daarna zal zijn mond vol van zandsteentjes worden. 20:18 Elke gedachte wordt door raad bevestigd, daarom voer oorlog met wijze raadslagen. 20:19 Die als een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke; vermeng u dan niet met hem, die met zijn lippen verlokt. 20:20 Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in zwarte duisternis. 20:21 Als een erfenis in het eerste verhaast wordt, zo zal haar laatste niet gezegend worden. 20:22 Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden; wacht op den HEERE, en Hij zal u verlossen. 20:23 Tweeerlei weegsteen is den HEERE een gruwel, en de bedriegelijke weegschaal is niet goed. 20:24 De treden des mans zijn van den HEERE; hoe zou dan een mens zijn weg verstaan? 20:25 Het is een strik des mensen, dat hij het heilige verslindt, en na gedane geloften, onderzoek te doen. 20:26 Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt het rad over hen. 20:27 De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks. 20:28 Weldadigheid en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon. 20:29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid. 20:30 Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks.
20:7 De rechtvaardige wandelt steeds in zijn oprechtheid; welgelukzalig zijn zijn kinderen na hem. 20:8 Een koning, zittende op den troon des gerichts, verstrooit alle kwaad met zijn ogen. 20:9 Wie kan zeggen: Ik heb mijn hart gezuiverd, ik ben rein van mijn zonde? 20:10 Tweeerlei weegsteen, tweeerlei efa is den HEERE een gruwel, ja die beide. 20:11 Een jongen zal ook door zijn handelingen zich bekend maken, of zijn werk zuiver, en of het recht zal wezen. 20:12 Een horend oor, en een ziend oog heeft de HEERE gemaakt, ja, die beide. 20:13 Heb den slaap niet lief, opdat gij niet arm wordt; open uw ogen, verzadig u met brood. 20:14 Het is kwaad, het is kwaad! zal de koper zeggen; maar als hij weggegaan is, dan zal hij zich beroemen. 20:15 Goud is er, en menigte van robijnen; maar de lippen de wetenschap zijn een kostelijk kleinood. 20:16 Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed; en pand hem voor de onbekenden. 20:17 Het brood der leugen is den mens zoet; maar daarna zal zijn mond vol van zandsteentjes worden. 20:18 Elke gedachte wordt door raad bevestigd, daarom voer oorlog met wijze raadslagen. 20:19 Die als een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke; vermeng u dan niet met hem, die met zijn lippen verlokt. 20:20 Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in zwarte duisternis. 20:21 Als een erfenis in het eerste verhaast wordt, zo zal haar laatste niet gezegend worden. 20:22 Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden; wacht op den HEERE, en Hij zal u verlossen. 20:23 Tweeerlei weegsteen is den HEERE een gruwel, en de bedriegelijke weegschaal is niet goed. 20:24 De treden des mans zijn van den HEERE; hoe zou dan een mens zijn weg verstaan? 20:25 Het is een strik des mensen, dat hij het heilige verslindt, en na gedane geloften, onderzoek te doen. 20:26 Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt het rad over hen. 20:27 De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks. 20:28 Weldadigheid en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon. 20:29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid. 20:30 Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks.
20:8 Een koning, zittende op den troon des gerichts, verstrooit alle kwaad met zijn ogen. 20:9 Wie kan zeggen: Ik heb mijn hart gezuiverd, ik ben rein van mijn zonde? 20:10 Tweeerlei weegsteen, tweeerlei efa is den HEERE een gruwel, ja die beide. 20:11 Een jongen zal ook door zijn handelingen zich bekend maken, of zijn werk zuiver, en of het recht zal wezen. 20:12 Een horend oor, en een ziend oog heeft de HEERE gemaakt, ja, die beide. 20:13 Heb den slaap niet lief, opdat gij niet arm wordt; open uw ogen, verzadig u met brood. 20:14 Het is kwaad, het is kwaad! zal de koper zeggen; maar als hij weggegaan is, dan zal hij zich beroemen. 20:15 Goud is er, en menigte van robijnen; maar de lippen de wetenschap zijn een kostelijk kleinood. 20:16 Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed; en pand hem voor de onbekenden. 20:17 Het brood der leugen is den mens zoet; maar daarna zal zijn mond vol van zandsteentjes worden. 20:18 Elke gedachte wordt door raad bevestigd, daarom voer oorlog met wijze raadslagen. 20:19 Die als een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke; vermeng u dan niet met hem, die met zijn lippen verlokt. 20:20 Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in zwarte duisternis. 20:21 Als een erfenis in het eerste verhaast wordt, zo zal haar laatste niet gezegend worden. 20:22 Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden; wacht op den HEERE, en Hij zal u verlossen. 20:23 Tweeerlei weegsteen is den HEERE een gruwel, en de bedriegelijke weegschaal is niet goed. 20:24 De treden des mans zijn van den HEERE; hoe zou dan een mens zijn weg verstaan? 20:25 Het is een strik des mensen, dat hij het heilige verslindt, en na gedane geloften, onderzoek te doen. 20:26 Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt het rad over hen. 20:27 De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks. 20:28 Weldadigheid en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon. 20:29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid. 20:30 Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks.
20:9 Wie kan zeggen: Ik heb mijn hart gezuiverd, ik ben rein van mijn zonde? 20:10 Tweeerlei weegsteen, tweeerlei efa is den HEERE een gruwel, ja die beide. 20:11 Een jongen zal ook door zijn handelingen zich bekend maken, of zijn werk zuiver, en of het recht zal wezen. 20:12 Een horend oor, en een ziend oog heeft de HEERE gemaakt, ja, die beide. 20:13 Heb den slaap niet lief, opdat gij niet arm wordt; open uw ogen, verzadig u met brood. 20:14 Het is kwaad, het is kwaad! zal de koper zeggen; maar als hij weggegaan is, dan zal hij zich beroemen. 20:15 Goud is er, en menigte van robijnen; maar de lippen de wetenschap zijn een kostelijk kleinood. 20:16 Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed; en pand hem voor de onbekenden. 20:17 Het brood der leugen is den mens zoet; maar daarna zal zijn mond vol van zandsteentjes worden. 20:18 Elke gedachte wordt door raad bevestigd, daarom voer oorlog met wijze raadslagen. 20:19 Die als een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke; vermeng u dan niet met hem, die met zijn lippen verlokt. 20:20 Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in zwarte duisternis. 20:21 Als een erfenis in het eerste verhaast wordt, zo zal haar laatste niet gezegend worden. 20:22 Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden; wacht op den HEERE, en Hij zal u verlossen. 20:23 Tweeerlei weegsteen is den HEERE een gruwel, en de bedriegelijke weegschaal is niet goed. 20:24 De treden des mans zijn van den HEERE; hoe zou dan een mens zijn weg verstaan? 20:25 Het is een strik des mensen, dat hij het heilige verslindt, en na gedane geloften, onderzoek te doen. 20:26 Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt het rad over hen. 20:27 De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks. 20:28 Weldadigheid en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon. 20:29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid. 20:30 Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks.
20:10 Tweeerlei weegsteen, tweeerlei efa is den HEERE een gruwel, ja die beide. 20:11 Een jongen zal ook door zijn handelingen zich bekend maken, of zijn werk zuiver, en of het recht zal wezen. 20:12 Een horend oor, en een ziend oog heeft de HEERE gemaakt, ja, die beide. 20:13 Heb den slaap niet lief, opdat gij niet arm wordt; open uw ogen, verzadig u met brood. 20:14 Het is kwaad, het is kwaad! zal de koper zeggen; maar als hij weggegaan is, dan zal hij zich beroemen. 20:15 Goud is er, en menigte van robijnen; maar de lippen de wetenschap zijn een kostelijk kleinood. 20:16 Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed; en pand hem voor de onbekenden. 20:17 Het brood der leugen is den mens zoet; maar daarna zal zijn mond vol van zandsteentjes worden. 20:18 Elke gedachte wordt door raad bevestigd, daarom voer oorlog met wijze raadslagen. 20:19 Die als een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke; vermeng u dan niet met hem, die met zijn lippen verlokt. 20:20 Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in zwarte duisternis. 20:21 Als een erfenis in het eerste verhaast wordt, zo zal haar laatste niet gezegend worden. 20:22 Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden; wacht op den HEERE, en Hij zal u verlossen. 20:23 Tweeerlei weegsteen is den HEERE een gruwel, en de bedriegelijke weegschaal is niet goed. 20:24 De treden des mans zijn van den HEERE; hoe zou dan een mens zijn weg verstaan? 20:25 Het is een strik des mensen, dat hij het heilige verslindt, en na gedane geloften, onderzoek te doen. 20:26 Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt het rad over hen. 20:27 De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks. 20:28 Weldadigheid en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon. 20:29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid. 20:30 Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks.
20:11 Een jongen zal ook door zijn handelingen zich bekend maken, of zijn werk zuiver, en of het recht zal wezen. 20:12 Een horend oor, en een ziend oog heeft de HEERE gemaakt, ja, die beide. 20:13 Heb den slaap niet lief, opdat gij niet arm wordt; open uw ogen, verzadig u met brood. 20:14 Het is kwaad, het is kwaad! zal de koper zeggen; maar als hij weggegaan is, dan zal hij zich beroemen. 20:15 Goud is er, en menigte van robijnen; maar de lippen de wetenschap zijn een kostelijk kleinood. 20:16 Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed; en pand hem voor de onbekenden. 20:17 Het brood der leugen is den mens zoet; maar daarna zal zijn mond vol van zandsteentjes worden. 20:18 Elke gedachte wordt door raad bevestigd, daarom voer oorlog met wijze raadslagen. 20:19 Die als een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke; vermeng u dan niet met hem, die met zijn lippen verlokt. 20:20 Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in zwarte duisternis. 20:21 Als een erfenis in het eerste verhaast wordt, zo zal haar laatste niet gezegend worden. 20:22 Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden; wacht op den HEERE, en Hij zal u verlossen. 20:23 Tweeerlei weegsteen is den HEERE een gruwel, en de bedriegelijke weegschaal is niet goed. 20:24 De treden des mans zijn van den HEERE; hoe zou dan een mens zijn weg verstaan? 20:25 Het is een strik des mensen, dat hij het heilige verslindt, en na gedane geloften, onderzoek te doen. 20:26 Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt het rad over hen. 20:27 De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks. 20:28 Weldadigheid en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon. 20:29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid. 20:30 Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks.
20:12 Een horend oor, en een ziend oog heeft de HEERE gemaakt, ja, die beide. 20:13 Heb den slaap niet lief, opdat gij niet arm wordt; open uw ogen, verzadig u met brood. 20:14 Het is kwaad, het is kwaad! zal de koper zeggen; maar als hij weggegaan is, dan zal hij zich beroemen. 20:15 Goud is er, en menigte van robijnen; maar de lippen de wetenschap zijn een kostelijk kleinood. 20:16 Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed; en pand hem voor de onbekenden. 20:17 Het brood der leugen is den mens zoet; maar daarna zal zijn mond vol van zandsteentjes worden. 20:18 Elke gedachte wordt door raad bevestigd, daarom voer oorlog met wijze raadslagen. 20:19 Die als een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke; vermeng u dan niet met hem, die met zijn lippen verlokt. 20:20 Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in zwarte duisternis. 20:21 Als een erfenis in het eerste verhaast wordt, zo zal haar laatste niet gezegend worden. 20:22 Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden; wacht op den HEERE, en Hij zal u verlossen. 20:23 Tweeerlei weegsteen is den HEERE een gruwel, en de bedriegelijke weegschaal is niet goed. 20:24 De treden des mans zijn van den HEERE; hoe zou dan een mens zijn weg verstaan? 20:25 Het is een strik des mensen, dat hij het heilige verslindt, en na gedane geloften, onderzoek te doen. 20:26 Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt het rad over hen. 20:27 De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks. 20:28 Weldadigheid en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon. 20:29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid. 20:30 Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks.
20:13 Heb den slaap niet lief, opdat gij niet arm wordt; open uw ogen, verzadig u met brood. 20:14 Het is kwaad, het is kwaad! zal de koper zeggen; maar als hij weggegaan is, dan zal hij zich beroemen. 20:15 Goud is er, en menigte van robijnen; maar de lippen de wetenschap zijn een kostelijk kleinood. 20:16 Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed; en pand hem voor de onbekenden. 20:17 Het brood der leugen is den mens zoet; maar daarna zal zijn mond vol van zandsteentjes worden. 20:18 Elke gedachte wordt door raad bevestigd, daarom voer oorlog met wijze raadslagen. 20:19 Die als een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke; vermeng u dan niet met hem, die met zijn lippen verlokt. 20:20 Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in zwarte duisternis. 20:21 Als een erfenis in het eerste verhaast wordt, zo zal haar laatste niet gezegend worden. 20:22 Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden; wacht op den HEERE, en Hij zal u verlossen. 20:23 Tweeerlei weegsteen is den HEERE een gruwel, en de bedriegelijke weegschaal is niet goed. 20:24 De treden des mans zijn van den HEERE; hoe zou dan een mens zijn weg verstaan? 20:25 Het is een strik des mensen, dat hij het heilige verslindt, en na gedane geloften, onderzoek te doen. 20:26 Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt het rad over hen. 20:27 De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks. 20:28 Weldadigheid en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon. 20:29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid. 20:30 Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks.
20:14 Het is kwaad, het is kwaad! zal de koper zeggen; maar als hij weggegaan is, dan zal hij zich beroemen. 20:15 Goud is er, en menigte van robijnen; maar de lippen de wetenschap zijn een kostelijk kleinood. 20:16 Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed; en pand hem voor de onbekenden. 20:17 Het brood der leugen is den mens zoet; maar daarna zal zijn mond vol van zandsteentjes worden. 20:18 Elke gedachte wordt door raad bevestigd, daarom voer oorlog met wijze raadslagen. 20:19 Die als een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke; vermeng u dan niet met hem, die met zijn lippen verlokt. 20:20 Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in zwarte duisternis. 20:21 Als een erfenis in het eerste verhaast wordt, zo zal haar laatste niet gezegend worden. 20:22 Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden; wacht op den HEERE, en Hij zal u verlossen. 20:23 Tweeerlei weegsteen is den HEERE een gruwel, en de bedriegelijke weegschaal is niet goed. 20:24 De treden des mans zijn van den HEERE; hoe zou dan een mens zijn weg verstaan? 20:25 Het is een strik des mensen, dat hij het heilige verslindt, en na gedane geloften, onderzoek te doen. 20:26 Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt het rad over hen. 20:27 De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks. 20:28 Weldadigheid en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon. 20:29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid. 20:30 Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks.
20:15 Goud is er, en menigte van robijnen; maar de lippen de wetenschap zijn een kostelijk kleinood. 20:16 Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed; en pand hem voor de onbekenden. 20:17 Het brood der leugen is den mens zoet; maar daarna zal zijn mond vol van zandsteentjes worden. 20:18 Elke gedachte wordt door raad bevestigd, daarom voer oorlog met wijze raadslagen. 20:19 Die als een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke; vermeng u dan niet met hem, die met zijn lippen verlokt. 20:20 Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in zwarte duisternis. 20:21 Als een erfenis in het eerste verhaast wordt, zo zal haar laatste niet gezegend worden. 20:22 Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden; wacht op den HEERE, en Hij zal u verlossen. 20:23 Tweeerlei weegsteen is den HEERE een gruwel, en de bedriegelijke weegschaal is niet goed. 20:24 De treden des mans zijn van den HEERE; hoe zou dan een mens zijn weg verstaan? 20:25 Het is een strik des mensen, dat hij het heilige verslindt, en na gedane geloften, onderzoek te doen. 20:26 Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt het rad over hen. 20:27 De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks. 20:28 Weldadigheid en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon. 20:29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid. 20:30 Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks.
20:16 Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed; en pand hem voor de onbekenden. 20:17 Het brood der leugen is den mens zoet; maar daarna zal zijn mond vol van zandsteentjes worden. 20:18 Elke gedachte wordt door raad bevestigd, daarom voer oorlog met wijze raadslagen. 20:19 Die als een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke; vermeng u dan niet met hem, die met zijn lippen verlokt. 20:20 Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in zwarte duisternis. 20:21 Als een erfenis in het eerste verhaast wordt, zo zal haar laatste niet gezegend worden. 20:22 Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden; wacht op den HEERE, en Hij zal u verlossen. 20:23 Tweeerlei weegsteen is den HEERE een gruwel, en de bedriegelijke weegschaal is niet goed. 20:24 De treden des mans zijn van den HEERE; hoe zou dan een mens zijn weg verstaan? 20:25 Het is een strik des mensen, dat hij het heilige verslindt, en na gedane geloften, onderzoek te doen. 20:26 Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt het rad over hen. 20:27 De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks. 20:28 Weldadigheid en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon. 20:29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid. 20:30 Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks.
20:17 Het brood der leugen is den mens zoet; maar daarna zal zijn mond vol van zandsteentjes worden. 20:18 Elke gedachte wordt door raad bevestigd, daarom voer oorlog met wijze raadslagen. 20:19 Die als een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke; vermeng u dan niet met hem, die met zijn lippen verlokt. 20:20 Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in zwarte duisternis. 20:21 Als een erfenis in het eerste verhaast wordt, zo zal haar laatste niet gezegend worden. 20:22 Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden; wacht op den HEERE, en Hij zal u verlossen. 20:23 Tweeerlei weegsteen is den HEERE een gruwel, en de bedriegelijke weegschaal is niet goed. 20:24 De treden des mans zijn van den HEERE; hoe zou dan een mens zijn weg verstaan? 20:25 Het is een strik des mensen, dat hij het heilige verslindt, en na gedane geloften, onderzoek te doen. 20:26 Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt het rad over hen. 20:27 De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks. 20:28 Weldadigheid en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon. 20:29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid. 20:30 Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks.
20:18 Elke gedachte wordt door raad bevestigd, daarom voer oorlog met wijze raadslagen. 20:19 Die als een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke; vermeng u dan niet met hem, die met zijn lippen verlokt. 20:20 Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in zwarte duisternis. 20:21 Als een erfenis in het eerste verhaast wordt, zo zal haar laatste niet gezegend worden. 20:22 Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden; wacht op den HEERE, en Hij zal u verlossen. 20:23 Tweeerlei weegsteen is den HEERE een gruwel, en de bedriegelijke weegschaal is niet goed. 20:24 De treden des mans zijn van den HEERE; hoe zou dan een mens zijn weg verstaan? 20:25 Het is een strik des mensen, dat hij het heilige verslindt, en na gedane geloften, onderzoek te doen. 20:26 Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt het rad over hen. 20:27 De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks. 20:28 Weldadigheid en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon. 20:29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid. 20:30 Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks.
20:19 Die als een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke; vermeng u dan niet met hem, die met zijn lippen verlokt. 20:20 Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in zwarte duisternis. 20:21 Als een erfenis in het eerste verhaast wordt, zo zal haar laatste niet gezegend worden. 20:22 Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden; wacht op den HEERE, en Hij zal u verlossen. 20:23 Tweeerlei weegsteen is den HEERE een gruwel, en de bedriegelijke weegschaal is niet goed. 20:24 De treden des mans zijn van den HEERE; hoe zou dan een mens zijn weg verstaan? 20:25 Het is een strik des mensen, dat hij het heilige verslindt, en na gedane geloften, onderzoek te doen. 20:26 Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt het rad over hen. 20:27 De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks. 20:28 Weldadigheid en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon. 20:29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid. 20:30 Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks.
20:20 Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in zwarte duisternis. 20:21 Als een erfenis in het eerste verhaast wordt, zo zal haar laatste niet gezegend worden. 20:22 Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden; wacht op den HEERE, en Hij zal u verlossen. 20:23 Tweeerlei weegsteen is den HEERE een gruwel, en de bedriegelijke weegschaal is niet goed. 20:24 De treden des mans zijn van den HEERE; hoe zou dan een mens zijn weg verstaan? 20:25 Het is een strik des mensen, dat hij het heilige verslindt, en na gedane geloften, onderzoek te doen. 20:26 Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt het rad over hen. 20:27 De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks. 20:28 Weldadigheid en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon. 20:29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid. 20:30 Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks.
20:21 Als een erfenis in het eerste verhaast wordt, zo zal haar laatste niet gezegend worden. 20:22 Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden; wacht op den HEERE, en Hij zal u verlossen. 20:23 Tweeerlei weegsteen is den HEERE een gruwel, en de bedriegelijke weegschaal is niet goed. 20:24 De treden des mans zijn van den HEERE; hoe zou dan een mens zijn weg verstaan? 20:25 Het is een strik des mensen, dat hij het heilige verslindt, en na gedane geloften, onderzoek te doen. 20:26 Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt het rad over hen. 20:27 De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks. 20:28 Weldadigheid en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon. 20:29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid. 20:30 Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks.
20:22 Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden; wacht op den HEERE, en Hij zal u verlossen. 20:23 Tweeerlei weegsteen is den HEERE een gruwel, en de bedriegelijke weegschaal is niet goed. 20:24 De treden des mans zijn van den HEERE; hoe zou dan een mens zijn weg verstaan? 20:25 Het is een strik des mensen, dat hij het heilige verslindt, en na gedane geloften, onderzoek te doen. 20:26 Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt het rad over hen. 20:27 De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks. 20:28 Weldadigheid en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon. 20:29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid. 20:30 Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks.
20:23 Tweeerlei weegsteen is den HEERE een gruwel, en de bedriegelijke weegschaal is niet goed. 20:24 De treden des mans zijn van den HEERE; hoe zou dan een mens zijn weg verstaan? 20:25 Het is een strik des mensen, dat hij het heilige verslindt, en na gedane geloften, onderzoek te doen. 20:26 Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt het rad over hen. 20:27 De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks. 20:28 Weldadigheid en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon. 20:29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid. 20:30 Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks.
20:24 De treden des mans zijn van den HEERE; hoe zou dan een mens zijn weg verstaan? 20:25 Het is een strik des mensen, dat hij het heilige verslindt, en na gedane geloften, onderzoek te doen. 20:26 Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt het rad over hen. 20:27 De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks. 20:28 Weldadigheid en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon. 20:29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid. 20:30 Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks.
20:25 Het is een strik des mensen, dat hij het heilige verslindt, en na gedane geloften, onderzoek te doen. 20:26 Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt het rad over hen. 20:27 De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks. 20:28 Weldadigheid en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon. 20:29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid. 20:30 Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks.
20:26 Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt het rad over hen. 20:27 De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks. 20:28 Weldadigheid en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon. 20:29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid. 20:30 Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks.
20:27 De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks. 20:28 Weldadigheid en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon. 20:29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid. 20:30 Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks.
20:28 Weldadigheid en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon. 20:29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid. 20:30 Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks.
20:29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid. 20:30 Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks.
20:30 Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks.
GOTO NEXT CHAPTER - BIBLE INDEX & SEARCH