105:1 Looft den HEERE, roept Zijn Naam aan, maakt Zijn daden bekend onder de volken. 105:2 Zingt Hem, psalmzingt Hem, spreekt aandachtelijk van al Zijn wonderen. 105:3 Roemt u in den Naam Zijner heiligheid; het hart dergenen, die den HEERE zoeken, verblijde zich. 105:4 Vraagt naar den HEERE en Zijn sterkte; zoekt Zijn aangezicht geduriglijk. 105:5 Gedenkt Zijner wonderen, die Hij gedaan heeft, Zijner wondertekenen, en der oordelen Zijns monds. 105:6 Gij zaad van Abraham, Zijn knecht, gij kinderen van Jakob, Zijn uitverkorene! 105:7 Hij is de HEERE, onze God; Zijn oordelen zijn over de gehele aarde. 105:8 Hij gedenkt Zijns verbonds tot in der eeuwigheid, des woords, dat Hij ingesteld heeft, tot in duizend geslachten; 105:9 Des verbonds, dat Hij met Abraham heeft gemaakt, en Zijns eeds aan Izak; 105:10 Welken Hij ook gesteld heeft aan Jakob tot een inzetting, aan Israel tot een eeuwig verbond, 105:11 Zeggende: Ik zal u geven het land Kanaan, het snoer van ulieder erfdeel. 105:12 Als zij weinig mensen in getal waren, ja, weinig en vreemdelingen daarin; 105:13 En wandelden van volk tot volk, van het ene koninkrijk tot het andere volk; 105:14 Hij liet geen mens toe hen te onderdrukken; ook bestrafte Hij koningen om hunnentwil, zeggende: 105:15 Tast Mijn gezalfden niet aan, en doet Mijn profeten geen kwaad. 105:16 Hij riep ook een honger in het land; Hij brak allen staf des broods. 105:17 Hij zond een man voor hun aangezicht henen; Jozef werd verkocht tot een slaaf. 105:18 Men drukte zijn voeten in den stok; zijn persoon kwam in de ijzers. 105:19 Tot den tijd toe, dat Zijn woord kwam, heeft hem de rede des HEEREN doorlouterd. 105:20 De koning zond, en deed hem ontslaan; de heerser der volken liet hem los. 105:21 Hij zette hem tot een heer over zijn huis, en tot een heerser over al zijn goed; 105:22 Om zijn vorsten te binden naar zijn lust, en zijn oudsten te onderwijzen. 105:23 Daarna kwam Israel in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling in het land van Cham. 105:24 En Hij deed Zijn volk zeer wassen, en maakte het machtiger dan Zijn tegenpartijders. 105:25 Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden. 105:26 Hij zond Mozes, Zijn knecht, en Aaron, dien Hij verkoren had. 105:27 Zij deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken in het land van Cham. 105:28 Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig. 105:29 Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen. 105:30 Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen. 105:31 Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale. 105:32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land. 105:33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen. 105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; 105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:2 Zingt Hem, psalmzingt Hem, spreekt aandachtelijk van al Zijn wonderen. 105:3 Roemt u in den Naam Zijner heiligheid; het hart dergenen, die den HEERE zoeken, verblijde zich. 105:4 Vraagt naar den HEERE en Zijn sterkte; zoekt Zijn aangezicht geduriglijk. 105:5 Gedenkt Zijner wonderen, die Hij gedaan heeft, Zijner wondertekenen, en der oordelen Zijns monds. 105:6 Gij zaad van Abraham, Zijn knecht, gij kinderen van Jakob, Zijn uitverkorene! 105:7 Hij is de HEERE, onze God; Zijn oordelen zijn over de gehele aarde. 105:8 Hij gedenkt Zijns verbonds tot in der eeuwigheid, des woords, dat Hij ingesteld heeft, tot in duizend geslachten; 105:9 Des verbonds, dat Hij met Abraham heeft gemaakt, en Zijns eeds aan Izak; 105:10 Welken Hij ook gesteld heeft aan Jakob tot een inzetting, aan Israel tot een eeuwig verbond, 105:11 Zeggende: Ik zal u geven het land Kanaan, het snoer van ulieder erfdeel. 105:12 Als zij weinig mensen in getal waren, ja, weinig en vreemdelingen daarin; 105:13 En wandelden van volk tot volk, van het ene koninkrijk tot het andere volk; 105:14 Hij liet geen mens toe hen te onderdrukken; ook bestrafte Hij koningen om hunnentwil, zeggende: 105:15 Tast Mijn gezalfden niet aan, en doet Mijn profeten geen kwaad. 105:16 Hij riep ook een honger in het land; Hij brak allen staf des broods. 105:17 Hij zond een man voor hun aangezicht henen; Jozef werd verkocht tot een slaaf. 105:18 Men drukte zijn voeten in den stok; zijn persoon kwam in de ijzers. 105:19 Tot den tijd toe, dat Zijn woord kwam, heeft hem de rede des HEEREN doorlouterd. 105:20 De koning zond, en deed hem ontslaan; de heerser der volken liet hem los. 105:21 Hij zette hem tot een heer over zijn huis, en tot een heerser over al zijn goed; 105:22 Om zijn vorsten te binden naar zijn lust, en zijn oudsten te onderwijzen. 105:23 Daarna kwam Israel in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling in het land van Cham. 105:24 En Hij deed Zijn volk zeer wassen, en maakte het machtiger dan Zijn tegenpartijders. 105:25 Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden. 105:26 Hij zond Mozes, Zijn knecht, en Aaron, dien Hij verkoren had. 105:27 Zij deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken in het land van Cham. 105:28 Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig. 105:29 Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen. 105:30 Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen. 105:31 Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale. 105:32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land. 105:33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen. 105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; 105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:3 Roemt u in den Naam Zijner heiligheid; het hart dergenen, die den HEERE zoeken, verblijde zich. 105:4 Vraagt naar den HEERE en Zijn sterkte; zoekt Zijn aangezicht geduriglijk. 105:5 Gedenkt Zijner wonderen, die Hij gedaan heeft, Zijner wondertekenen, en der oordelen Zijns monds. 105:6 Gij zaad van Abraham, Zijn knecht, gij kinderen van Jakob, Zijn uitverkorene! 105:7 Hij is de HEERE, onze God; Zijn oordelen zijn over de gehele aarde. 105:8 Hij gedenkt Zijns verbonds tot in der eeuwigheid, des woords, dat Hij ingesteld heeft, tot in duizend geslachten; 105:9 Des verbonds, dat Hij met Abraham heeft gemaakt, en Zijns eeds aan Izak; 105:10 Welken Hij ook gesteld heeft aan Jakob tot een inzetting, aan Israel tot een eeuwig verbond, 105:11 Zeggende: Ik zal u geven het land Kanaan, het snoer van ulieder erfdeel. 105:12 Als zij weinig mensen in getal waren, ja, weinig en vreemdelingen daarin; 105:13 En wandelden van volk tot volk, van het ene koninkrijk tot het andere volk; 105:14 Hij liet geen mens toe hen te onderdrukken; ook bestrafte Hij koningen om hunnentwil, zeggende: 105:15 Tast Mijn gezalfden niet aan, en doet Mijn profeten geen kwaad. 105:16 Hij riep ook een honger in het land; Hij brak allen staf des broods. 105:17 Hij zond een man voor hun aangezicht henen; Jozef werd verkocht tot een slaaf. 105:18 Men drukte zijn voeten in den stok; zijn persoon kwam in de ijzers. 105:19 Tot den tijd toe, dat Zijn woord kwam, heeft hem de rede des HEEREN doorlouterd. 105:20 De koning zond, en deed hem ontslaan; de heerser der volken liet hem los. 105:21 Hij zette hem tot een heer over zijn huis, en tot een heerser over al zijn goed; 105:22 Om zijn vorsten te binden naar zijn lust, en zijn oudsten te onderwijzen. 105:23 Daarna kwam Israel in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling in het land van Cham. 105:24 En Hij deed Zijn volk zeer wassen, en maakte het machtiger dan Zijn tegenpartijders. 105:25 Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden. 105:26 Hij zond Mozes, Zijn knecht, en Aaron, dien Hij verkoren had. 105:27 Zij deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken in het land van Cham. 105:28 Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig. 105:29 Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen. 105:30 Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen. 105:31 Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale. 105:32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land. 105:33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen. 105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; 105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:4 Vraagt naar den HEERE en Zijn sterkte; zoekt Zijn aangezicht geduriglijk. 105:5 Gedenkt Zijner wonderen, die Hij gedaan heeft, Zijner wondertekenen, en der oordelen Zijns monds. 105:6 Gij zaad van Abraham, Zijn knecht, gij kinderen van Jakob, Zijn uitverkorene! 105:7 Hij is de HEERE, onze God; Zijn oordelen zijn over de gehele aarde. 105:8 Hij gedenkt Zijns verbonds tot in der eeuwigheid, des woords, dat Hij ingesteld heeft, tot in duizend geslachten; 105:9 Des verbonds, dat Hij met Abraham heeft gemaakt, en Zijns eeds aan Izak; 105:10 Welken Hij ook gesteld heeft aan Jakob tot een inzetting, aan Israel tot een eeuwig verbond, 105:11 Zeggende: Ik zal u geven het land Kanaan, het snoer van ulieder erfdeel. 105:12 Als zij weinig mensen in getal waren, ja, weinig en vreemdelingen daarin; 105:13 En wandelden van volk tot volk, van het ene koninkrijk tot het andere volk; 105:14 Hij liet geen mens toe hen te onderdrukken; ook bestrafte Hij koningen om hunnentwil, zeggende: 105:15 Tast Mijn gezalfden niet aan, en doet Mijn profeten geen kwaad. 105:16 Hij riep ook een honger in het land; Hij brak allen staf des broods. 105:17 Hij zond een man voor hun aangezicht henen; Jozef werd verkocht tot een slaaf. 105:18 Men drukte zijn voeten in den stok; zijn persoon kwam in de ijzers. 105:19 Tot den tijd toe, dat Zijn woord kwam, heeft hem de rede des HEEREN doorlouterd. 105:20 De koning zond, en deed hem ontslaan; de heerser der volken liet hem los. 105:21 Hij zette hem tot een heer over zijn huis, en tot een heerser over al zijn goed; 105:22 Om zijn vorsten te binden naar zijn lust, en zijn oudsten te onderwijzen. 105:23 Daarna kwam Israel in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling in het land van Cham. 105:24 En Hij deed Zijn volk zeer wassen, en maakte het machtiger dan Zijn tegenpartijders. 105:25 Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden. 105:26 Hij zond Mozes, Zijn knecht, en Aaron, dien Hij verkoren had. 105:27 Zij deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken in het land van Cham. 105:28 Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig. 105:29 Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen. 105:30 Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen. 105:31 Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale. 105:32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land. 105:33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen. 105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; 105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:5 Gedenkt Zijner wonderen, die Hij gedaan heeft, Zijner wondertekenen, en der oordelen Zijns monds. 105:6 Gij zaad van Abraham, Zijn knecht, gij kinderen van Jakob, Zijn uitverkorene! 105:7 Hij is de HEERE, onze God; Zijn oordelen zijn over de gehele aarde. 105:8 Hij gedenkt Zijns verbonds tot in der eeuwigheid, des woords, dat Hij ingesteld heeft, tot in duizend geslachten; 105:9 Des verbonds, dat Hij met Abraham heeft gemaakt, en Zijns eeds aan Izak; 105:10 Welken Hij ook gesteld heeft aan Jakob tot een inzetting, aan Israel tot een eeuwig verbond, 105:11 Zeggende: Ik zal u geven het land Kanaan, het snoer van ulieder erfdeel. 105:12 Als zij weinig mensen in getal waren, ja, weinig en vreemdelingen daarin; 105:13 En wandelden van volk tot volk, van het ene koninkrijk tot het andere volk; 105:14 Hij liet geen mens toe hen te onderdrukken; ook bestrafte Hij koningen om hunnentwil, zeggende: 105:15 Tast Mijn gezalfden niet aan, en doet Mijn profeten geen kwaad. 105:16 Hij riep ook een honger in het land; Hij brak allen staf des broods. 105:17 Hij zond een man voor hun aangezicht henen; Jozef werd verkocht tot een slaaf. 105:18 Men drukte zijn voeten in den stok; zijn persoon kwam in de ijzers. 105:19 Tot den tijd toe, dat Zijn woord kwam, heeft hem de rede des HEEREN doorlouterd. 105:20 De koning zond, en deed hem ontslaan; de heerser der volken liet hem los. 105:21 Hij zette hem tot een heer over zijn huis, en tot een heerser over al zijn goed; 105:22 Om zijn vorsten te binden naar zijn lust, en zijn oudsten te onderwijzen. 105:23 Daarna kwam Israel in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling in het land van Cham. 105:24 En Hij deed Zijn volk zeer wassen, en maakte het machtiger dan Zijn tegenpartijders. 105:25 Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden. 105:26 Hij zond Mozes, Zijn knecht, en Aaron, dien Hij verkoren had. 105:27 Zij deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken in het land van Cham. 105:28 Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig. 105:29 Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen. 105:30 Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen. 105:31 Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale. 105:32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land. 105:33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen. 105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; 105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:6 Gij zaad van Abraham, Zijn knecht, gij kinderen van Jakob, Zijn uitverkorene! 105:7 Hij is de HEERE, onze God; Zijn oordelen zijn over de gehele aarde. 105:8 Hij gedenkt Zijns verbonds tot in der eeuwigheid, des woords, dat Hij ingesteld heeft, tot in duizend geslachten; 105:9 Des verbonds, dat Hij met Abraham heeft gemaakt, en Zijns eeds aan Izak; 105:10 Welken Hij ook gesteld heeft aan Jakob tot een inzetting, aan Israel tot een eeuwig verbond, 105:11 Zeggende: Ik zal u geven het land Kanaan, het snoer van ulieder erfdeel. 105:12 Als zij weinig mensen in getal waren, ja, weinig en vreemdelingen daarin; 105:13 En wandelden van volk tot volk, van het ene koninkrijk tot het andere volk; 105:14 Hij liet geen mens toe hen te onderdrukken; ook bestrafte Hij koningen om hunnentwil, zeggende: 105:15 Tast Mijn gezalfden niet aan, en doet Mijn profeten geen kwaad. 105:16 Hij riep ook een honger in het land; Hij brak allen staf des broods. 105:17 Hij zond een man voor hun aangezicht henen; Jozef werd verkocht tot een slaaf. 105:18 Men drukte zijn voeten in den stok; zijn persoon kwam in de ijzers. 105:19 Tot den tijd toe, dat Zijn woord kwam, heeft hem de rede des HEEREN doorlouterd. 105:20 De koning zond, en deed hem ontslaan; de heerser der volken liet hem los. 105:21 Hij zette hem tot een heer over zijn huis, en tot een heerser over al zijn goed; 105:22 Om zijn vorsten te binden naar zijn lust, en zijn oudsten te onderwijzen. 105:23 Daarna kwam Israel in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling in het land van Cham. 105:24 En Hij deed Zijn volk zeer wassen, en maakte het machtiger dan Zijn tegenpartijders. 105:25 Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden. 105:26 Hij zond Mozes, Zijn knecht, en Aaron, dien Hij verkoren had. 105:27 Zij deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken in het land van Cham. 105:28 Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig. 105:29 Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen. 105:30 Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen. 105:31 Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale. 105:32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land. 105:33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen. 105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; 105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:7 Hij is de HEERE, onze God; Zijn oordelen zijn over de gehele aarde. 105:8 Hij gedenkt Zijns verbonds tot in der eeuwigheid, des woords, dat Hij ingesteld heeft, tot in duizend geslachten; 105:9 Des verbonds, dat Hij met Abraham heeft gemaakt, en Zijns eeds aan Izak; 105:10 Welken Hij ook gesteld heeft aan Jakob tot een inzetting, aan Israel tot een eeuwig verbond, 105:11 Zeggende: Ik zal u geven het land Kanaan, het snoer van ulieder erfdeel. 105:12 Als zij weinig mensen in getal waren, ja, weinig en vreemdelingen daarin; 105:13 En wandelden van volk tot volk, van het ene koninkrijk tot het andere volk; 105:14 Hij liet geen mens toe hen te onderdrukken; ook bestrafte Hij koningen om hunnentwil, zeggende: 105:15 Tast Mijn gezalfden niet aan, en doet Mijn profeten geen kwaad. 105:16 Hij riep ook een honger in het land; Hij brak allen staf des broods. 105:17 Hij zond een man voor hun aangezicht henen; Jozef werd verkocht tot een slaaf. 105:18 Men drukte zijn voeten in den stok; zijn persoon kwam in de ijzers. 105:19 Tot den tijd toe, dat Zijn woord kwam, heeft hem de rede des HEEREN doorlouterd. 105:20 De koning zond, en deed hem ontslaan; de heerser der volken liet hem los. 105:21 Hij zette hem tot een heer over zijn huis, en tot een heerser over al zijn goed; 105:22 Om zijn vorsten te binden naar zijn lust, en zijn oudsten te onderwijzen. 105:23 Daarna kwam Israel in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling in het land van Cham. 105:24 En Hij deed Zijn volk zeer wassen, en maakte het machtiger dan Zijn tegenpartijders. 105:25 Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden. 105:26 Hij zond Mozes, Zijn knecht, en Aaron, dien Hij verkoren had. 105:27 Zij deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken in het land van Cham. 105:28 Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig. 105:29 Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen. 105:30 Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen. 105:31 Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale. 105:32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land. 105:33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen. 105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; 105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:8 Hij gedenkt Zijns verbonds tot in der eeuwigheid, des woords, dat Hij ingesteld heeft, tot in duizend geslachten; 105:9 Des verbonds, dat Hij met Abraham heeft gemaakt, en Zijns eeds aan Izak; 105:10 Welken Hij ook gesteld heeft aan Jakob tot een inzetting, aan Israel tot een eeuwig verbond, 105:11 Zeggende: Ik zal u geven het land Kanaan, het snoer van ulieder erfdeel. 105:12 Als zij weinig mensen in getal waren, ja, weinig en vreemdelingen daarin; 105:13 En wandelden van volk tot volk, van het ene koninkrijk tot het andere volk; 105:14 Hij liet geen mens toe hen te onderdrukken; ook bestrafte Hij koningen om hunnentwil, zeggende: 105:15 Tast Mijn gezalfden niet aan, en doet Mijn profeten geen kwaad. 105:16 Hij riep ook een honger in het land; Hij brak allen staf des broods. 105:17 Hij zond een man voor hun aangezicht henen; Jozef werd verkocht tot een slaaf. 105:18 Men drukte zijn voeten in den stok; zijn persoon kwam in de ijzers. 105:19 Tot den tijd toe, dat Zijn woord kwam, heeft hem de rede des HEEREN doorlouterd. 105:20 De koning zond, en deed hem ontslaan; de heerser der volken liet hem los. 105:21 Hij zette hem tot een heer over zijn huis, en tot een heerser over al zijn goed; 105:22 Om zijn vorsten te binden naar zijn lust, en zijn oudsten te onderwijzen. 105:23 Daarna kwam Israel in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling in het land van Cham. 105:24 En Hij deed Zijn volk zeer wassen, en maakte het machtiger dan Zijn tegenpartijders. 105:25 Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden. 105:26 Hij zond Mozes, Zijn knecht, en Aaron, dien Hij verkoren had. 105:27 Zij deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken in het land van Cham. 105:28 Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig. 105:29 Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen. 105:30 Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen. 105:31 Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale. 105:32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land. 105:33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen. 105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; 105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:9 Des verbonds, dat Hij met Abraham heeft gemaakt, en Zijns eeds aan Izak; 105:10 Welken Hij ook gesteld heeft aan Jakob tot een inzetting, aan Israel tot een eeuwig verbond, 105:11 Zeggende: Ik zal u geven het land Kanaan, het snoer van ulieder erfdeel. 105:12 Als zij weinig mensen in getal waren, ja, weinig en vreemdelingen daarin; 105:13 En wandelden van volk tot volk, van het ene koninkrijk tot het andere volk; 105:14 Hij liet geen mens toe hen te onderdrukken; ook bestrafte Hij koningen om hunnentwil, zeggende: 105:15 Tast Mijn gezalfden niet aan, en doet Mijn profeten geen kwaad. 105:16 Hij riep ook een honger in het land; Hij brak allen staf des broods. 105:17 Hij zond een man voor hun aangezicht henen; Jozef werd verkocht tot een slaaf. 105:18 Men drukte zijn voeten in den stok; zijn persoon kwam in de ijzers. 105:19 Tot den tijd toe, dat Zijn woord kwam, heeft hem de rede des HEEREN doorlouterd. 105:20 De koning zond, en deed hem ontslaan; de heerser der volken liet hem los. 105:21 Hij zette hem tot een heer over zijn huis, en tot een heerser over al zijn goed; 105:22 Om zijn vorsten te binden naar zijn lust, en zijn oudsten te onderwijzen. 105:23 Daarna kwam Israel in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling in het land van Cham. 105:24 En Hij deed Zijn volk zeer wassen, en maakte het machtiger dan Zijn tegenpartijders. 105:25 Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden. 105:26 Hij zond Mozes, Zijn knecht, en Aaron, dien Hij verkoren had. 105:27 Zij deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken in het land van Cham. 105:28 Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig. 105:29 Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen. 105:30 Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen. 105:31 Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale. 105:32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land. 105:33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen. 105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; 105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:10 Welken Hij ook gesteld heeft aan Jakob tot een inzetting, aan Israel tot een eeuwig verbond, 105:11 Zeggende: Ik zal u geven het land Kanaan, het snoer van ulieder erfdeel. 105:12 Als zij weinig mensen in getal waren, ja, weinig en vreemdelingen daarin; 105:13 En wandelden van volk tot volk, van het ene koninkrijk tot het andere volk; 105:14 Hij liet geen mens toe hen te onderdrukken; ook bestrafte Hij koningen om hunnentwil, zeggende: 105:15 Tast Mijn gezalfden niet aan, en doet Mijn profeten geen kwaad. 105:16 Hij riep ook een honger in het land; Hij brak allen staf des broods. 105:17 Hij zond een man voor hun aangezicht henen; Jozef werd verkocht tot een slaaf. 105:18 Men drukte zijn voeten in den stok; zijn persoon kwam in de ijzers. 105:19 Tot den tijd toe, dat Zijn woord kwam, heeft hem de rede des HEEREN doorlouterd. 105:20 De koning zond, en deed hem ontslaan; de heerser der volken liet hem los. 105:21 Hij zette hem tot een heer over zijn huis, en tot een heerser over al zijn goed; 105:22 Om zijn vorsten te binden naar zijn lust, en zijn oudsten te onderwijzen. 105:23 Daarna kwam Israel in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling in het land van Cham. 105:24 En Hij deed Zijn volk zeer wassen, en maakte het machtiger dan Zijn tegenpartijders. 105:25 Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden. 105:26 Hij zond Mozes, Zijn knecht, en Aaron, dien Hij verkoren had. 105:27 Zij deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken in het land van Cham. 105:28 Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig. 105:29 Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen. 105:30 Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen. 105:31 Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale. 105:32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land. 105:33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen. 105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; 105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:11 Zeggende: Ik zal u geven het land Kanaan, het snoer van ulieder erfdeel. 105:12 Als zij weinig mensen in getal waren, ja, weinig en vreemdelingen daarin; 105:13 En wandelden van volk tot volk, van het ene koninkrijk tot het andere volk; 105:14 Hij liet geen mens toe hen te onderdrukken; ook bestrafte Hij koningen om hunnentwil, zeggende: 105:15 Tast Mijn gezalfden niet aan, en doet Mijn profeten geen kwaad. 105:16 Hij riep ook een honger in het land; Hij brak allen staf des broods. 105:17 Hij zond een man voor hun aangezicht henen; Jozef werd verkocht tot een slaaf. 105:18 Men drukte zijn voeten in den stok; zijn persoon kwam in de ijzers. 105:19 Tot den tijd toe, dat Zijn woord kwam, heeft hem de rede des HEEREN doorlouterd. 105:20 De koning zond, en deed hem ontslaan; de heerser der volken liet hem los. 105:21 Hij zette hem tot een heer over zijn huis, en tot een heerser over al zijn goed; 105:22 Om zijn vorsten te binden naar zijn lust, en zijn oudsten te onderwijzen. 105:23 Daarna kwam Israel in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling in het land van Cham. 105:24 En Hij deed Zijn volk zeer wassen, en maakte het machtiger dan Zijn tegenpartijders. 105:25 Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden. 105:26 Hij zond Mozes, Zijn knecht, en Aaron, dien Hij verkoren had. 105:27 Zij deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken in het land van Cham. 105:28 Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig. 105:29 Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen. 105:30 Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen. 105:31 Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale. 105:32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land. 105:33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen. 105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; 105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:12 Als zij weinig mensen in getal waren, ja, weinig en vreemdelingen daarin; 105:13 En wandelden van volk tot volk, van het ene koninkrijk tot het andere volk; 105:14 Hij liet geen mens toe hen te onderdrukken; ook bestrafte Hij koningen om hunnentwil, zeggende: 105:15 Tast Mijn gezalfden niet aan, en doet Mijn profeten geen kwaad. 105:16 Hij riep ook een honger in het land; Hij brak allen staf des broods. 105:17 Hij zond een man voor hun aangezicht henen; Jozef werd verkocht tot een slaaf. 105:18 Men drukte zijn voeten in den stok; zijn persoon kwam in de ijzers. 105:19 Tot den tijd toe, dat Zijn woord kwam, heeft hem de rede des HEEREN doorlouterd. 105:20 De koning zond, en deed hem ontslaan; de heerser der volken liet hem los. 105:21 Hij zette hem tot een heer over zijn huis, en tot een heerser over al zijn goed; 105:22 Om zijn vorsten te binden naar zijn lust, en zijn oudsten te onderwijzen. 105:23 Daarna kwam Israel in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling in het land van Cham. 105:24 En Hij deed Zijn volk zeer wassen, en maakte het machtiger dan Zijn tegenpartijders. 105:25 Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden. 105:26 Hij zond Mozes, Zijn knecht, en Aaron, dien Hij verkoren had. 105:27 Zij deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken in het land van Cham. 105:28 Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig. 105:29 Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen. 105:30 Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen. 105:31 Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale. 105:32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land. 105:33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen. 105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; 105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:13 En wandelden van volk tot volk, van het ene koninkrijk tot het andere volk; 105:14 Hij liet geen mens toe hen te onderdrukken; ook bestrafte Hij koningen om hunnentwil, zeggende: 105:15 Tast Mijn gezalfden niet aan, en doet Mijn profeten geen kwaad. 105:16 Hij riep ook een honger in het land; Hij brak allen staf des broods. 105:17 Hij zond een man voor hun aangezicht henen; Jozef werd verkocht tot een slaaf. 105:18 Men drukte zijn voeten in den stok; zijn persoon kwam in de ijzers. 105:19 Tot den tijd toe, dat Zijn woord kwam, heeft hem de rede des HEEREN doorlouterd. 105:20 De koning zond, en deed hem ontslaan; de heerser der volken liet hem los. 105:21 Hij zette hem tot een heer over zijn huis, en tot een heerser over al zijn goed; 105:22 Om zijn vorsten te binden naar zijn lust, en zijn oudsten te onderwijzen. 105:23 Daarna kwam Israel in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling in het land van Cham. 105:24 En Hij deed Zijn volk zeer wassen, en maakte het machtiger dan Zijn tegenpartijders. 105:25 Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden. 105:26 Hij zond Mozes, Zijn knecht, en Aaron, dien Hij verkoren had. 105:27 Zij deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken in het land van Cham. 105:28 Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig. 105:29 Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen. 105:30 Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen. 105:31 Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale. 105:32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land. 105:33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen. 105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; 105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:14 Hij liet geen mens toe hen te onderdrukken; ook bestrafte Hij koningen om hunnentwil, zeggende: 105:15 Tast Mijn gezalfden niet aan, en doet Mijn profeten geen kwaad. 105:16 Hij riep ook een honger in het land; Hij brak allen staf des broods. 105:17 Hij zond een man voor hun aangezicht henen; Jozef werd verkocht tot een slaaf. 105:18 Men drukte zijn voeten in den stok; zijn persoon kwam in de ijzers. 105:19 Tot den tijd toe, dat Zijn woord kwam, heeft hem de rede des HEEREN doorlouterd. 105:20 De koning zond, en deed hem ontslaan; de heerser der volken liet hem los. 105:21 Hij zette hem tot een heer over zijn huis, en tot een heerser over al zijn goed; 105:22 Om zijn vorsten te binden naar zijn lust, en zijn oudsten te onderwijzen. 105:23 Daarna kwam Israel in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling in het land van Cham. 105:24 En Hij deed Zijn volk zeer wassen, en maakte het machtiger dan Zijn tegenpartijders. 105:25 Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden. 105:26 Hij zond Mozes, Zijn knecht, en Aaron, dien Hij verkoren had. 105:27 Zij deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken in het land van Cham. 105:28 Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig. 105:29 Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen. 105:30 Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen. 105:31 Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale. 105:32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land. 105:33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen. 105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; 105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:15 Tast Mijn gezalfden niet aan, en doet Mijn profeten geen kwaad. 105:16 Hij riep ook een honger in het land; Hij brak allen staf des broods. 105:17 Hij zond een man voor hun aangezicht henen; Jozef werd verkocht tot een slaaf. 105:18 Men drukte zijn voeten in den stok; zijn persoon kwam in de ijzers. 105:19 Tot den tijd toe, dat Zijn woord kwam, heeft hem de rede des HEEREN doorlouterd. 105:20 De koning zond, en deed hem ontslaan; de heerser der volken liet hem los. 105:21 Hij zette hem tot een heer over zijn huis, en tot een heerser over al zijn goed; 105:22 Om zijn vorsten te binden naar zijn lust, en zijn oudsten te onderwijzen. 105:23 Daarna kwam Israel in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling in het land van Cham. 105:24 En Hij deed Zijn volk zeer wassen, en maakte het machtiger dan Zijn tegenpartijders. 105:25 Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden. 105:26 Hij zond Mozes, Zijn knecht, en Aaron, dien Hij verkoren had. 105:27 Zij deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken in het land van Cham. 105:28 Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig. 105:29 Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen. 105:30 Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen. 105:31 Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale. 105:32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land. 105:33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen. 105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; 105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:16 Hij riep ook een honger in het land; Hij brak allen staf des broods. 105:17 Hij zond een man voor hun aangezicht henen; Jozef werd verkocht tot een slaaf. 105:18 Men drukte zijn voeten in den stok; zijn persoon kwam in de ijzers. 105:19 Tot den tijd toe, dat Zijn woord kwam, heeft hem de rede des HEEREN doorlouterd. 105:20 De koning zond, en deed hem ontslaan; de heerser der volken liet hem los. 105:21 Hij zette hem tot een heer over zijn huis, en tot een heerser over al zijn goed; 105:22 Om zijn vorsten te binden naar zijn lust, en zijn oudsten te onderwijzen. 105:23 Daarna kwam Israel in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling in het land van Cham. 105:24 En Hij deed Zijn volk zeer wassen, en maakte het machtiger dan Zijn tegenpartijders. 105:25 Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden. 105:26 Hij zond Mozes, Zijn knecht, en Aaron, dien Hij verkoren had. 105:27 Zij deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken in het land van Cham. 105:28 Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig. 105:29 Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen. 105:30 Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen. 105:31 Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale. 105:32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land. 105:33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen. 105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; 105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:17 Hij zond een man voor hun aangezicht henen; Jozef werd verkocht tot een slaaf. 105:18 Men drukte zijn voeten in den stok; zijn persoon kwam in de ijzers. 105:19 Tot den tijd toe, dat Zijn woord kwam, heeft hem de rede des HEEREN doorlouterd. 105:20 De koning zond, en deed hem ontslaan; de heerser der volken liet hem los. 105:21 Hij zette hem tot een heer over zijn huis, en tot een heerser over al zijn goed; 105:22 Om zijn vorsten te binden naar zijn lust, en zijn oudsten te onderwijzen. 105:23 Daarna kwam Israel in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling in het land van Cham. 105:24 En Hij deed Zijn volk zeer wassen, en maakte het machtiger dan Zijn tegenpartijders. 105:25 Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden. 105:26 Hij zond Mozes, Zijn knecht, en Aaron, dien Hij verkoren had. 105:27 Zij deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken in het land van Cham. 105:28 Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig. 105:29 Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen. 105:30 Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen. 105:31 Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale. 105:32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land. 105:33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen. 105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; 105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:18 Men drukte zijn voeten in den stok; zijn persoon kwam in de ijzers. 105:19 Tot den tijd toe, dat Zijn woord kwam, heeft hem de rede des HEEREN doorlouterd. 105:20 De koning zond, en deed hem ontslaan; de heerser der volken liet hem los. 105:21 Hij zette hem tot een heer over zijn huis, en tot een heerser over al zijn goed; 105:22 Om zijn vorsten te binden naar zijn lust, en zijn oudsten te onderwijzen. 105:23 Daarna kwam Israel in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling in het land van Cham. 105:24 En Hij deed Zijn volk zeer wassen, en maakte het machtiger dan Zijn tegenpartijders. 105:25 Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden. 105:26 Hij zond Mozes, Zijn knecht, en Aaron, dien Hij verkoren had. 105:27 Zij deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken in het land van Cham. 105:28 Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig. 105:29 Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen. 105:30 Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen. 105:31 Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale. 105:32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land. 105:33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen. 105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; 105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:19 Tot den tijd toe, dat Zijn woord kwam, heeft hem de rede des HEEREN doorlouterd. 105:20 De koning zond, en deed hem ontslaan; de heerser der volken liet hem los. 105:21 Hij zette hem tot een heer over zijn huis, en tot een heerser over al zijn goed; 105:22 Om zijn vorsten te binden naar zijn lust, en zijn oudsten te onderwijzen. 105:23 Daarna kwam Israel in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling in het land van Cham. 105:24 En Hij deed Zijn volk zeer wassen, en maakte het machtiger dan Zijn tegenpartijders. 105:25 Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden. 105:26 Hij zond Mozes, Zijn knecht, en Aaron, dien Hij verkoren had. 105:27 Zij deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken in het land van Cham. 105:28 Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig. 105:29 Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen. 105:30 Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen. 105:31 Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale. 105:32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land. 105:33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen. 105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; 105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:20 De koning zond, en deed hem ontslaan; de heerser der volken liet hem los. 105:21 Hij zette hem tot een heer over zijn huis, en tot een heerser over al zijn goed; 105:22 Om zijn vorsten te binden naar zijn lust, en zijn oudsten te onderwijzen. 105:23 Daarna kwam Israel in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling in het land van Cham. 105:24 En Hij deed Zijn volk zeer wassen, en maakte het machtiger dan Zijn tegenpartijders. 105:25 Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden. 105:26 Hij zond Mozes, Zijn knecht, en Aaron, dien Hij verkoren had. 105:27 Zij deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken in het land van Cham. 105:28 Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig. 105:29 Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen. 105:30 Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen. 105:31 Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale. 105:32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land. 105:33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen. 105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; 105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:21 Hij zette hem tot een heer over zijn huis, en tot een heerser over al zijn goed; 105:22 Om zijn vorsten te binden naar zijn lust, en zijn oudsten te onderwijzen. 105:23 Daarna kwam Israel in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling in het land van Cham. 105:24 En Hij deed Zijn volk zeer wassen, en maakte het machtiger dan Zijn tegenpartijders. 105:25 Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden. 105:26 Hij zond Mozes, Zijn knecht, en Aaron, dien Hij verkoren had. 105:27 Zij deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken in het land van Cham. 105:28 Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig. 105:29 Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen. 105:30 Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen. 105:31 Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale. 105:32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land. 105:33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen. 105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; 105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:22 Om zijn vorsten te binden naar zijn lust, en zijn oudsten te onderwijzen. 105:23 Daarna kwam Israel in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling in het land van Cham. 105:24 En Hij deed Zijn volk zeer wassen, en maakte het machtiger dan Zijn tegenpartijders. 105:25 Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden. 105:26 Hij zond Mozes, Zijn knecht, en Aaron, dien Hij verkoren had. 105:27 Zij deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken in het land van Cham. 105:28 Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig. 105:29 Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen. 105:30 Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen. 105:31 Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale. 105:32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land. 105:33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen. 105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; 105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:23 Daarna kwam Israel in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling in het land van Cham. 105:24 En Hij deed Zijn volk zeer wassen, en maakte het machtiger dan Zijn tegenpartijders. 105:25 Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden. 105:26 Hij zond Mozes, Zijn knecht, en Aaron, dien Hij verkoren had. 105:27 Zij deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken in het land van Cham. 105:28 Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig. 105:29 Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen. 105:30 Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen. 105:31 Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale. 105:32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land. 105:33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen. 105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; 105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:24 En Hij deed Zijn volk zeer wassen, en maakte het machtiger dan Zijn tegenpartijders. 105:25 Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden. 105:26 Hij zond Mozes, Zijn knecht, en Aaron, dien Hij verkoren had. 105:27 Zij deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken in het land van Cham. 105:28 Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig. 105:29 Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen. 105:30 Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen. 105:31 Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale. 105:32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land. 105:33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen. 105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; 105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:25 Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden. 105:26 Hij zond Mozes, Zijn knecht, en Aaron, dien Hij verkoren had. 105:27 Zij deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken in het land van Cham. 105:28 Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig. 105:29 Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen. 105:30 Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen. 105:31 Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale. 105:32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land. 105:33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen. 105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; 105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:26 Hij zond Mozes, Zijn knecht, en Aaron, dien Hij verkoren had. 105:27 Zij deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken in het land van Cham. 105:28 Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig. 105:29 Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen. 105:30 Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen. 105:31 Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale. 105:32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land. 105:33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen. 105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; 105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:27 Zij deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken in het land van Cham. 105:28 Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig. 105:29 Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen. 105:30 Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen. 105:31 Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale. 105:32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land. 105:33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen. 105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; 105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:28 Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig. 105:29 Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen. 105:30 Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen. 105:31 Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale. 105:32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land. 105:33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen. 105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; 105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:29 Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen. 105:30 Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen. 105:31 Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale. 105:32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land. 105:33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen. 105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; 105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:30 Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen. 105:31 Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale. 105:32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land. 105:33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen. 105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; 105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:31 Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale. 105:32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land. 105:33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen. 105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; 105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land. 105:33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen. 105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; 105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen. 105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; 105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; 105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. 105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. 105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. 105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. 105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. 105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; 105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106
GOTO NEXT CHAPTER - BIBLE INDEX & SEARCH