5:1 Roep nu, zal er iemand zijn, die u antwoorde? En tot wien van de heiligen zult gij u keren? 5:2 Want den dwaze brengt de toornigheid om, en de ijver doodt den slechte. 5:3 Ik heb gezien een dwaas wortelende; doch terstond vervloekte ik zijn woning. 5:4 Verre waren zijn zonen van heil; en zij werden verbrijzeld in de poort, en er was geen verlosser. 5:5 Wiens oogst de hongerige verteerde, dien hij ook tot uit de doornen gehaald had; de struikrover slokte hun vermogen in. 5:6 Want uit het stof komt het verdriet niet voort, en de moeite spruit niet uit de aarde; 5:7 Maar de mens wordt tot moeite geboren; gelijk de spranken der vurige kolen zich verheffen tot vliegen. 5:8 Doch ik zou naar God zoeken, en tot God mijn aanspraak richten; 5:9 Die grote dingen doet, die men niet doorzoeken kan; wonderen, die men niet tellen kan; 5:10 Die den regen geeft op de aarde, en water zendt op de straten; 5:11 Om de vernederden te stellen in het hoge; dat de rouwdragenden door heil verheven worden. 5:12 Hij maakt te niet de gedachten der arglistigen; dat hun handen niet een ding uitrichten. 5:13 Hij vangt de wijzen in hun arglistigheid; dat de raad der verdraaiden gestort wordt. 5:14 Des daags ontmoeten zij de duisternis, en gelijk des nachts tasten zij in de middag. 5:15 Maar Hij verlost den behoeftige van het zwaard, van hun mond, en van de hand des sterken. 5:16 Zo is voor den arme verwachting; en de boosheid stopt haar mond toe. 5:17 Zie, gelukzalig is de mens, denwelken God straft; daarom verwerp de kastijding des Almachtigen niet. 5:18 Want Hij doet smart aan, en Hij verbindt; Hij doorwondt, en Zijn handen helen. 5:19 In zes benauwdheden zal Hij u verlossen, en in de zevende zal u het kwaad niet aanroeren. 5:20 In den honger zal Hij u verlossen van den dood, en in den oorlog van het geweld des zwaards. 5:21 Tegen den gesel der tong zult gij verborgen wezen, en gij zult niet vrezen voor de verwoesting, als zij komt. 5:22 Tegen de verwoesting en tegen den honger zult gij lachen, en voor het gedierte der aarde zult gij niet vrezen. 5:23 Want met de stenen des velds zal uw verbond zijn, en het gedierte des velds zal met u bevredigd zijn. 5:24 En gij zult bevinden, dat uw tent in vrede is; en gij zult uw woning verzorgen, en zult niet feilen. 5:25 Ook zult gij bevinden, dat uw zaad menigvuldig wezen zal, en uw spruiten als het kruid der aarde. 5:26 Gij zult in ouderdom ten grave komen, gelijk de korenhoop te zijner tijd opgevoerd wordt. 5:27 Zie dit, wij hebben het doorzocht, het is alzo; hoor het, en bemerk gij het voor u.
5:2 Want den dwaze brengt de toornigheid om, en de ijver doodt den slechte. 5:3 Ik heb gezien een dwaas wortelende; doch terstond vervloekte ik zijn woning. 5:4 Verre waren zijn zonen van heil; en zij werden verbrijzeld in de poort, en er was geen verlosser. 5:5 Wiens oogst de hongerige verteerde, dien hij ook tot uit de doornen gehaald had; de struikrover slokte hun vermogen in. 5:6 Want uit het stof komt het verdriet niet voort, en de moeite spruit niet uit de aarde; 5:7 Maar de mens wordt tot moeite geboren; gelijk de spranken der vurige kolen zich verheffen tot vliegen. 5:8 Doch ik zou naar God zoeken, en tot God mijn aanspraak richten; 5:9 Die grote dingen doet, die men niet doorzoeken kan; wonderen, die men niet tellen kan; 5:10 Die den regen geeft op de aarde, en water zendt op de straten; 5:11 Om de vernederden te stellen in het hoge; dat de rouwdragenden door heil verheven worden. 5:12 Hij maakt te niet de gedachten der arglistigen; dat hun handen niet een ding uitrichten. 5:13 Hij vangt de wijzen in hun arglistigheid; dat de raad der verdraaiden gestort wordt. 5:14 Des daags ontmoeten zij de duisternis, en gelijk des nachts tasten zij in de middag. 5:15 Maar Hij verlost den behoeftige van het zwaard, van hun mond, en van de hand des sterken. 5:16 Zo is voor den arme verwachting; en de boosheid stopt haar mond toe. 5:17 Zie, gelukzalig is de mens, denwelken God straft; daarom verwerp de kastijding des Almachtigen niet. 5:18 Want Hij doet smart aan, en Hij verbindt; Hij doorwondt, en Zijn handen helen. 5:19 In zes benauwdheden zal Hij u verlossen, en in de zevende zal u het kwaad niet aanroeren. 5:20 In den honger zal Hij u verlossen van den dood, en in den oorlog van het geweld des zwaards. 5:21 Tegen den gesel der tong zult gij verborgen wezen, en gij zult niet vrezen voor de verwoesting, als zij komt. 5:22 Tegen de verwoesting en tegen den honger zult gij lachen, en voor het gedierte der aarde zult gij niet vrezen. 5:23 Want met de stenen des velds zal uw verbond zijn, en het gedierte des velds zal met u bevredigd zijn. 5:24 En gij zult bevinden, dat uw tent in vrede is; en gij zult uw woning verzorgen, en zult niet feilen. 5:25 Ook zult gij bevinden, dat uw zaad menigvuldig wezen zal, en uw spruiten als het kruid der aarde. 5:26 Gij zult in ouderdom ten grave komen, gelijk de korenhoop te zijner tijd opgevoerd wordt. 5:27 Zie dit, wij hebben het doorzocht, het is alzo; hoor het, en bemerk gij het voor u.
5:3 Ik heb gezien een dwaas wortelende; doch terstond vervloekte ik zijn woning. 5:4 Verre waren zijn zonen van heil; en zij werden verbrijzeld in de poort, en er was geen verlosser. 5:5 Wiens oogst de hongerige verteerde, dien hij ook tot uit de doornen gehaald had; de struikrover slokte hun vermogen in. 5:6 Want uit het stof komt het verdriet niet voort, en de moeite spruit niet uit de aarde; 5:7 Maar de mens wordt tot moeite geboren; gelijk de spranken der vurige kolen zich verheffen tot vliegen. 5:8 Doch ik zou naar God zoeken, en tot God mijn aanspraak richten; 5:9 Die grote dingen doet, die men niet doorzoeken kan; wonderen, die men niet tellen kan; 5:10 Die den regen geeft op de aarde, en water zendt op de straten; 5:11 Om de vernederden te stellen in het hoge; dat de rouwdragenden door heil verheven worden. 5:12 Hij maakt te niet de gedachten der arglistigen; dat hun handen niet een ding uitrichten. 5:13 Hij vangt de wijzen in hun arglistigheid; dat de raad der verdraaiden gestort wordt. 5:14 Des daags ontmoeten zij de duisternis, en gelijk des nachts tasten zij in de middag. 5:15 Maar Hij verlost den behoeftige van het zwaard, van hun mond, en van de hand des sterken. 5:16 Zo is voor den arme verwachting; en de boosheid stopt haar mond toe. 5:17 Zie, gelukzalig is de mens, denwelken God straft; daarom verwerp de kastijding des Almachtigen niet. 5:18 Want Hij doet smart aan, en Hij verbindt; Hij doorwondt, en Zijn handen helen. 5:19 In zes benauwdheden zal Hij u verlossen, en in de zevende zal u het kwaad niet aanroeren. 5:20 In den honger zal Hij u verlossen van den dood, en in den oorlog van het geweld des zwaards. 5:21 Tegen den gesel der tong zult gij verborgen wezen, en gij zult niet vrezen voor de verwoesting, als zij komt. 5:22 Tegen de verwoesting en tegen den honger zult gij lachen, en voor het gedierte der aarde zult gij niet vrezen. 5:23 Want met de stenen des velds zal uw verbond zijn, en het gedierte des velds zal met u bevredigd zijn. 5:24 En gij zult bevinden, dat uw tent in vrede is; en gij zult uw woning verzorgen, en zult niet feilen. 5:25 Ook zult gij bevinden, dat uw zaad menigvuldig wezen zal, en uw spruiten als het kruid der aarde. 5:26 Gij zult in ouderdom ten grave komen, gelijk de korenhoop te zijner tijd opgevoerd wordt. 5:27 Zie dit, wij hebben het doorzocht, het is alzo; hoor het, en bemerk gij het voor u.
5:4 Verre waren zijn zonen van heil; en zij werden verbrijzeld in de poort, en er was geen verlosser. 5:5 Wiens oogst de hongerige verteerde, dien hij ook tot uit de doornen gehaald had; de struikrover slokte hun vermogen in. 5:6 Want uit het stof komt het verdriet niet voort, en de moeite spruit niet uit de aarde; 5:7 Maar de mens wordt tot moeite geboren; gelijk de spranken der vurige kolen zich verheffen tot vliegen. 5:8 Doch ik zou naar God zoeken, en tot God mijn aanspraak richten; 5:9 Die grote dingen doet, die men niet doorzoeken kan; wonderen, die men niet tellen kan; 5:10 Die den regen geeft op de aarde, en water zendt op de straten; 5:11 Om de vernederden te stellen in het hoge; dat de rouwdragenden door heil verheven worden. 5:12 Hij maakt te niet de gedachten der arglistigen; dat hun handen niet een ding uitrichten. 5:13 Hij vangt de wijzen in hun arglistigheid; dat de raad der verdraaiden gestort wordt. 5:14 Des daags ontmoeten zij de duisternis, en gelijk des nachts tasten zij in de middag. 5:15 Maar Hij verlost den behoeftige van het zwaard, van hun mond, en van de hand des sterken. 5:16 Zo is voor den arme verwachting; en de boosheid stopt haar mond toe. 5:17 Zie, gelukzalig is de mens, denwelken God straft; daarom verwerp de kastijding des Almachtigen niet. 5:18 Want Hij doet smart aan, en Hij verbindt; Hij doorwondt, en Zijn handen helen. 5:19 In zes benauwdheden zal Hij u verlossen, en in de zevende zal u het kwaad niet aanroeren. 5:20 In den honger zal Hij u verlossen van den dood, en in den oorlog van het geweld des zwaards. 5:21 Tegen den gesel der tong zult gij verborgen wezen, en gij zult niet vrezen voor de verwoesting, als zij komt. 5:22 Tegen de verwoesting en tegen den honger zult gij lachen, en voor het gedierte der aarde zult gij niet vrezen. 5:23 Want met de stenen des velds zal uw verbond zijn, en het gedierte des velds zal met u bevredigd zijn. 5:24 En gij zult bevinden, dat uw tent in vrede is; en gij zult uw woning verzorgen, en zult niet feilen. 5:25 Ook zult gij bevinden, dat uw zaad menigvuldig wezen zal, en uw spruiten als het kruid der aarde. 5:26 Gij zult in ouderdom ten grave komen, gelijk de korenhoop te zijner tijd opgevoerd wordt. 5:27 Zie dit, wij hebben het doorzocht, het is alzo; hoor het, en bemerk gij het voor u.
5:5 Wiens oogst de hongerige verteerde, dien hij ook tot uit de doornen gehaald had; de struikrover slokte hun vermogen in. 5:6 Want uit het stof komt het verdriet niet voort, en de moeite spruit niet uit de aarde; 5:7 Maar de mens wordt tot moeite geboren; gelijk de spranken der vurige kolen zich verheffen tot vliegen. 5:8 Doch ik zou naar God zoeken, en tot God mijn aanspraak richten; 5:9 Die grote dingen doet, die men niet doorzoeken kan; wonderen, die men niet tellen kan; 5:10 Die den regen geeft op de aarde, en water zendt op de straten; 5:11 Om de vernederden te stellen in het hoge; dat de rouwdragenden door heil verheven worden. 5:12 Hij maakt te niet de gedachten der arglistigen; dat hun handen niet een ding uitrichten. 5:13 Hij vangt de wijzen in hun arglistigheid; dat de raad der verdraaiden gestort wordt. 5:14 Des daags ontmoeten zij de duisternis, en gelijk des nachts tasten zij in de middag. 5:15 Maar Hij verlost den behoeftige van het zwaard, van hun mond, en van de hand des sterken. 5:16 Zo is voor den arme verwachting; en de boosheid stopt haar mond toe. 5:17 Zie, gelukzalig is de mens, denwelken God straft; daarom verwerp de kastijding des Almachtigen niet. 5:18 Want Hij doet smart aan, en Hij verbindt; Hij doorwondt, en Zijn handen helen. 5:19 In zes benauwdheden zal Hij u verlossen, en in de zevende zal u het kwaad niet aanroeren. 5:20 In den honger zal Hij u verlossen van den dood, en in den oorlog van het geweld des zwaards. 5:21 Tegen den gesel der tong zult gij verborgen wezen, en gij zult niet vrezen voor de verwoesting, als zij komt. 5:22 Tegen de verwoesting en tegen den honger zult gij lachen, en voor het gedierte der aarde zult gij niet vrezen. 5:23 Want met de stenen des velds zal uw verbond zijn, en het gedierte des velds zal met u bevredigd zijn. 5:24 En gij zult bevinden, dat uw tent in vrede is; en gij zult uw woning verzorgen, en zult niet feilen. 5:25 Ook zult gij bevinden, dat uw zaad menigvuldig wezen zal, en uw spruiten als het kruid der aarde. 5:26 Gij zult in ouderdom ten grave komen, gelijk de korenhoop te zijner tijd opgevoerd wordt. 5:27 Zie dit, wij hebben het doorzocht, het is alzo; hoor het, en bemerk gij het voor u.
5:6 Want uit het stof komt het verdriet niet voort, en de moeite spruit niet uit de aarde; 5:7 Maar de mens wordt tot moeite geboren; gelijk de spranken der vurige kolen zich verheffen tot vliegen. 5:8 Doch ik zou naar God zoeken, en tot God mijn aanspraak richten; 5:9 Die grote dingen doet, die men niet doorzoeken kan; wonderen, die men niet tellen kan; 5:10 Die den regen geeft op de aarde, en water zendt op de straten; 5:11 Om de vernederden te stellen in het hoge; dat de rouwdragenden door heil verheven worden. 5:12 Hij maakt te niet de gedachten der arglistigen; dat hun handen niet een ding uitrichten. 5:13 Hij vangt de wijzen in hun arglistigheid; dat de raad der verdraaiden gestort wordt. 5:14 Des daags ontmoeten zij de duisternis, en gelijk des nachts tasten zij in de middag. 5:15 Maar Hij verlost den behoeftige van het zwaard, van hun mond, en van de hand des sterken. 5:16 Zo is voor den arme verwachting; en de boosheid stopt haar mond toe. 5:17 Zie, gelukzalig is de mens, denwelken God straft; daarom verwerp de kastijding des Almachtigen niet. 5:18 Want Hij doet smart aan, en Hij verbindt; Hij doorwondt, en Zijn handen helen. 5:19 In zes benauwdheden zal Hij u verlossen, en in de zevende zal u het kwaad niet aanroeren. 5:20 In den honger zal Hij u verlossen van den dood, en in den oorlog van het geweld des zwaards. 5:21 Tegen den gesel der tong zult gij verborgen wezen, en gij zult niet vrezen voor de verwoesting, als zij komt. 5:22 Tegen de verwoesting en tegen den honger zult gij lachen, en voor het gedierte der aarde zult gij niet vrezen. 5:23 Want met de stenen des velds zal uw verbond zijn, en het gedierte des velds zal met u bevredigd zijn. 5:24 En gij zult bevinden, dat uw tent in vrede is; en gij zult uw woning verzorgen, en zult niet feilen. 5:25 Ook zult gij bevinden, dat uw zaad menigvuldig wezen zal, en uw spruiten als het kruid der aarde. 5:26 Gij zult in ouderdom ten grave komen, gelijk de korenhoop te zijner tijd opgevoerd wordt. 5:27 Zie dit, wij hebben het doorzocht, het is alzo; hoor het, en bemerk gij het voor u.
5:7 Maar de mens wordt tot moeite geboren; gelijk de spranken der vurige kolen zich verheffen tot vliegen. 5:8 Doch ik zou naar God zoeken, en tot God mijn aanspraak richten; 5:9 Die grote dingen doet, die men niet doorzoeken kan; wonderen, die men niet tellen kan; 5:10 Die den regen geeft op de aarde, en water zendt op de straten; 5:11 Om de vernederden te stellen in het hoge; dat de rouwdragenden door heil verheven worden. 5:12 Hij maakt te niet de gedachten der arglistigen; dat hun handen niet een ding uitrichten. 5:13 Hij vangt de wijzen in hun arglistigheid; dat de raad der verdraaiden gestort wordt. 5:14 Des daags ontmoeten zij de duisternis, en gelijk des nachts tasten zij in de middag. 5:15 Maar Hij verlost den behoeftige van het zwaard, van hun mond, en van de hand des sterken. 5:16 Zo is voor den arme verwachting; en de boosheid stopt haar mond toe. 5:17 Zie, gelukzalig is de mens, denwelken God straft; daarom verwerp de kastijding des Almachtigen niet. 5:18 Want Hij doet smart aan, en Hij verbindt; Hij doorwondt, en Zijn handen helen. 5:19 In zes benauwdheden zal Hij u verlossen, en in de zevende zal u het kwaad niet aanroeren. 5:20 In den honger zal Hij u verlossen van den dood, en in den oorlog van het geweld des zwaards. 5:21 Tegen den gesel der tong zult gij verborgen wezen, en gij zult niet vrezen voor de verwoesting, als zij komt. 5:22 Tegen de verwoesting en tegen den honger zult gij lachen, en voor het gedierte der aarde zult gij niet vrezen. 5:23 Want met de stenen des velds zal uw verbond zijn, en het gedierte des velds zal met u bevredigd zijn. 5:24 En gij zult bevinden, dat uw tent in vrede is; en gij zult uw woning verzorgen, en zult niet feilen. 5:25 Ook zult gij bevinden, dat uw zaad menigvuldig wezen zal, en uw spruiten als het kruid der aarde. 5:26 Gij zult in ouderdom ten grave komen, gelijk de korenhoop te zijner tijd opgevoerd wordt. 5:27 Zie dit, wij hebben het doorzocht, het is alzo; hoor het, en bemerk gij het voor u.
5:8 Doch ik zou naar God zoeken, en tot God mijn aanspraak richten; 5:9 Die grote dingen doet, die men niet doorzoeken kan; wonderen, die men niet tellen kan; 5:10 Die den regen geeft op de aarde, en water zendt op de straten; 5:11 Om de vernederden te stellen in het hoge; dat de rouwdragenden door heil verheven worden. 5:12 Hij maakt te niet de gedachten der arglistigen; dat hun handen niet een ding uitrichten. 5:13 Hij vangt de wijzen in hun arglistigheid; dat de raad der verdraaiden gestort wordt. 5:14 Des daags ontmoeten zij de duisternis, en gelijk des nachts tasten zij in de middag. 5:15 Maar Hij verlost den behoeftige van het zwaard, van hun mond, en van de hand des sterken. 5:16 Zo is voor den arme verwachting; en de boosheid stopt haar mond toe. 5:17 Zie, gelukzalig is de mens, denwelken God straft; daarom verwerp de kastijding des Almachtigen niet. 5:18 Want Hij doet smart aan, en Hij verbindt; Hij doorwondt, en Zijn handen helen. 5:19 In zes benauwdheden zal Hij u verlossen, en in de zevende zal u het kwaad niet aanroeren. 5:20 In den honger zal Hij u verlossen van den dood, en in den oorlog van het geweld des zwaards. 5:21 Tegen den gesel der tong zult gij verborgen wezen, en gij zult niet vrezen voor de verwoesting, als zij komt. 5:22 Tegen de verwoesting en tegen den honger zult gij lachen, en voor het gedierte der aarde zult gij niet vrezen. 5:23 Want met de stenen des velds zal uw verbond zijn, en het gedierte des velds zal met u bevredigd zijn. 5:24 En gij zult bevinden, dat uw tent in vrede is; en gij zult uw woning verzorgen, en zult niet feilen. 5:25 Ook zult gij bevinden, dat uw zaad menigvuldig wezen zal, en uw spruiten als het kruid der aarde. 5:26 Gij zult in ouderdom ten grave komen, gelijk de korenhoop te zijner tijd opgevoerd wordt. 5:27 Zie dit, wij hebben het doorzocht, het is alzo; hoor het, en bemerk gij het voor u.
5:9 Die grote dingen doet, die men niet doorzoeken kan; wonderen, die men niet tellen kan; 5:10 Die den regen geeft op de aarde, en water zendt op de straten; 5:11 Om de vernederden te stellen in het hoge; dat de rouwdragenden door heil verheven worden. 5:12 Hij maakt te niet de gedachten der arglistigen; dat hun handen niet een ding uitrichten. 5:13 Hij vangt de wijzen in hun arglistigheid; dat de raad der verdraaiden gestort wordt. 5:14 Des daags ontmoeten zij de duisternis, en gelijk des nachts tasten zij in de middag. 5:15 Maar Hij verlost den behoeftige van het zwaard, van hun mond, en van de hand des sterken. 5:16 Zo is voor den arme verwachting; en de boosheid stopt haar mond toe. 5:17 Zie, gelukzalig is de mens, denwelken God straft; daarom verwerp de kastijding des Almachtigen niet. 5:18 Want Hij doet smart aan, en Hij verbindt; Hij doorwondt, en Zijn handen helen. 5:19 In zes benauwdheden zal Hij u verlossen, en in de zevende zal u het kwaad niet aanroeren. 5:20 In den honger zal Hij u verlossen van den dood, en in den oorlog van het geweld des zwaards. 5:21 Tegen den gesel der tong zult gij verborgen wezen, en gij zult niet vrezen voor de verwoesting, als zij komt. 5:22 Tegen de verwoesting en tegen den honger zult gij lachen, en voor het gedierte der aarde zult gij niet vrezen. 5:23 Want met de stenen des velds zal uw verbond zijn, en het gedierte des velds zal met u bevredigd zijn. 5:24 En gij zult bevinden, dat uw tent in vrede is; en gij zult uw woning verzorgen, en zult niet feilen. 5:25 Ook zult gij bevinden, dat uw zaad menigvuldig wezen zal, en uw spruiten als het kruid der aarde. 5:26 Gij zult in ouderdom ten grave komen, gelijk de korenhoop te zijner tijd opgevoerd wordt. 5:27 Zie dit, wij hebben het doorzocht, het is alzo; hoor het, en bemerk gij het voor u.
5:10 Die den regen geeft op de aarde, en water zendt op de straten; 5:11 Om de vernederden te stellen in het hoge; dat de rouwdragenden door heil verheven worden. 5:12 Hij maakt te niet de gedachten der arglistigen; dat hun handen niet een ding uitrichten. 5:13 Hij vangt de wijzen in hun arglistigheid; dat de raad der verdraaiden gestort wordt. 5:14 Des daags ontmoeten zij de duisternis, en gelijk des nachts tasten zij in de middag. 5:15 Maar Hij verlost den behoeftige van het zwaard, van hun mond, en van de hand des sterken. 5:16 Zo is voor den arme verwachting; en de boosheid stopt haar mond toe. 5:17 Zie, gelukzalig is de mens, denwelken God straft; daarom verwerp de kastijding des Almachtigen niet. 5:18 Want Hij doet smart aan, en Hij verbindt; Hij doorwondt, en Zijn handen helen. 5:19 In zes benauwdheden zal Hij u verlossen, en in de zevende zal u het kwaad niet aanroeren. 5:20 In den honger zal Hij u verlossen van den dood, en in den oorlog van het geweld des zwaards. 5:21 Tegen den gesel der tong zult gij verborgen wezen, en gij zult niet vrezen voor de verwoesting, als zij komt. 5:22 Tegen de verwoesting en tegen den honger zult gij lachen, en voor het gedierte der aarde zult gij niet vrezen. 5:23 Want met de stenen des velds zal uw verbond zijn, en het gedierte des velds zal met u bevredigd zijn. 5:24 En gij zult bevinden, dat uw tent in vrede is; en gij zult uw woning verzorgen, en zult niet feilen. 5:25 Ook zult gij bevinden, dat uw zaad menigvuldig wezen zal, en uw spruiten als het kruid der aarde. 5:26 Gij zult in ouderdom ten grave komen, gelijk de korenhoop te zijner tijd opgevoerd wordt. 5:27 Zie dit, wij hebben het doorzocht, het is alzo; hoor het, en bemerk gij het voor u.
5:11 Om de vernederden te stellen in het hoge; dat de rouwdragenden door heil verheven worden. 5:12 Hij maakt te niet de gedachten der arglistigen; dat hun handen niet een ding uitrichten. 5:13 Hij vangt de wijzen in hun arglistigheid; dat de raad der verdraaiden gestort wordt. 5:14 Des daags ontmoeten zij de duisternis, en gelijk des nachts tasten zij in de middag. 5:15 Maar Hij verlost den behoeftige van het zwaard, van hun mond, en van de hand des sterken. 5:16 Zo is voor den arme verwachting; en de boosheid stopt haar mond toe. 5:17 Zie, gelukzalig is de mens, denwelken God straft; daarom verwerp de kastijding des Almachtigen niet. 5:18 Want Hij doet smart aan, en Hij verbindt; Hij doorwondt, en Zijn handen helen. 5:19 In zes benauwdheden zal Hij u verlossen, en in de zevende zal u het kwaad niet aanroeren. 5:20 In den honger zal Hij u verlossen van den dood, en in den oorlog van het geweld des zwaards. 5:21 Tegen den gesel der tong zult gij verborgen wezen, en gij zult niet vrezen voor de verwoesting, als zij komt. 5:22 Tegen de verwoesting en tegen den honger zult gij lachen, en voor het gedierte der aarde zult gij niet vrezen. 5:23 Want met de stenen des velds zal uw verbond zijn, en het gedierte des velds zal met u bevredigd zijn. 5:24 En gij zult bevinden, dat uw tent in vrede is; en gij zult uw woning verzorgen, en zult niet feilen. 5:25 Ook zult gij bevinden, dat uw zaad menigvuldig wezen zal, en uw spruiten als het kruid der aarde. 5:26 Gij zult in ouderdom ten grave komen, gelijk de korenhoop te zijner tijd opgevoerd wordt. 5:27 Zie dit, wij hebben het doorzocht, het is alzo; hoor het, en bemerk gij het voor u.
5:12 Hij maakt te niet de gedachten der arglistigen; dat hun handen niet een ding uitrichten. 5:13 Hij vangt de wijzen in hun arglistigheid; dat de raad der verdraaiden gestort wordt. 5:14 Des daags ontmoeten zij de duisternis, en gelijk des nachts tasten zij in de middag. 5:15 Maar Hij verlost den behoeftige van het zwaard, van hun mond, en van de hand des sterken. 5:16 Zo is voor den arme verwachting; en de boosheid stopt haar mond toe. 5:17 Zie, gelukzalig is de mens, denwelken God straft; daarom verwerp de kastijding des Almachtigen niet. 5:18 Want Hij doet smart aan, en Hij verbindt; Hij doorwondt, en Zijn handen helen. 5:19 In zes benauwdheden zal Hij u verlossen, en in de zevende zal u het kwaad niet aanroeren. 5:20 In den honger zal Hij u verlossen van den dood, en in den oorlog van het geweld des zwaards. 5:21 Tegen den gesel der tong zult gij verborgen wezen, en gij zult niet vrezen voor de verwoesting, als zij komt. 5:22 Tegen de verwoesting en tegen den honger zult gij lachen, en voor het gedierte der aarde zult gij niet vrezen. 5:23 Want met de stenen des velds zal uw verbond zijn, en het gedierte des velds zal met u bevredigd zijn. 5:24 En gij zult bevinden, dat uw tent in vrede is; en gij zult uw woning verzorgen, en zult niet feilen. 5:25 Ook zult gij bevinden, dat uw zaad menigvuldig wezen zal, en uw spruiten als het kruid der aarde. 5:26 Gij zult in ouderdom ten grave komen, gelijk de korenhoop te zijner tijd opgevoerd wordt. 5:27 Zie dit, wij hebben het doorzocht, het is alzo; hoor het, en bemerk gij het voor u.
5:13 Hij vangt de wijzen in hun arglistigheid; dat de raad der verdraaiden gestort wordt. 5:14 Des daags ontmoeten zij de duisternis, en gelijk des nachts tasten zij in de middag. 5:15 Maar Hij verlost den behoeftige van het zwaard, van hun mond, en van de hand des sterken. 5:16 Zo is voor den arme verwachting; en de boosheid stopt haar mond toe. 5:17 Zie, gelukzalig is de mens, denwelken God straft; daarom verwerp de kastijding des Almachtigen niet. 5:18 Want Hij doet smart aan, en Hij verbindt; Hij doorwondt, en Zijn handen helen. 5:19 In zes benauwdheden zal Hij u verlossen, en in de zevende zal u het kwaad niet aanroeren. 5:20 In den honger zal Hij u verlossen van den dood, en in den oorlog van het geweld des zwaards. 5:21 Tegen den gesel der tong zult gij verborgen wezen, en gij zult niet vrezen voor de verwoesting, als zij komt. 5:22 Tegen de verwoesting en tegen den honger zult gij lachen, en voor het gedierte der aarde zult gij niet vrezen. 5:23 Want met de stenen des velds zal uw verbond zijn, en het gedierte des velds zal met u bevredigd zijn. 5:24 En gij zult bevinden, dat uw tent in vrede is; en gij zult uw woning verzorgen, en zult niet feilen. 5:25 Ook zult gij bevinden, dat uw zaad menigvuldig wezen zal, en uw spruiten als het kruid der aarde. 5:26 Gij zult in ouderdom ten grave komen, gelijk de korenhoop te zijner tijd opgevoerd wordt. 5:27 Zie dit, wij hebben het doorzocht, het is alzo; hoor het, en bemerk gij het voor u.
5:14 Des daags ontmoeten zij de duisternis, en gelijk des nachts tasten zij in de middag. 5:15 Maar Hij verlost den behoeftige van het zwaard, van hun mond, en van de hand des sterken. 5:16 Zo is voor den arme verwachting; en de boosheid stopt haar mond toe. 5:17 Zie, gelukzalig is de mens, denwelken God straft; daarom verwerp de kastijding des Almachtigen niet. 5:18 Want Hij doet smart aan, en Hij verbindt; Hij doorwondt, en Zijn handen helen. 5:19 In zes benauwdheden zal Hij u verlossen, en in de zevende zal u het kwaad niet aanroeren. 5:20 In den honger zal Hij u verlossen van den dood, en in den oorlog van het geweld des zwaards. 5:21 Tegen den gesel der tong zult gij verborgen wezen, en gij zult niet vrezen voor de verwoesting, als zij komt. 5:22 Tegen de verwoesting en tegen den honger zult gij lachen, en voor het gedierte der aarde zult gij niet vrezen. 5:23 Want met de stenen des velds zal uw verbond zijn, en het gedierte des velds zal met u bevredigd zijn. 5:24 En gij zult bevinden, dat uw tent in vrede is; en gij zult uw woning verzorgen, en zult niet feilen. 5:25 Ook zult gij bevinden, dat uw zaad menigvuldig wezen zal, en uw spruiten als het kruid der aarde. 5:26 Gij zult in ouderdom ten grave komen, gelijk de korenhoop te zijner tijd opgevoerd wordt. 5:27 Zie dit, wij hebben het doorzocht, het is alzo; hoor het, en bemerk gij het voor u.
5:15 Maar Hij verlost den behoeftige van het zwaard, van hun mond, en van de hand des sterken. 5:16 Zo is voor den arme verwachting; en de boosheid stopt haar mond toe. 5:17 Zie, gelukzalig is de mens, denwelken God straft; daarom verwerp de kastijding des Almachtigen niet. 5:18 Want Hij doet smart aan, en Hij verbindt; Hij doorwondt, en Zijn handen helen. 5:19 In zes benauwdheden zal Hij u verlossen, en in de zevende zal u het kwaad niet aanroeren. 5:20 In den honger zal Hij u verlossen van den dood, en in den oorlog van het geweld des zwaards. 5:21 Tegen den gesel der tong zult gij verborgen wezen, en gij zult niet vrezen voor de verwoesting, als zij komt. 5:22 Tegen de verwoesting en tegen den honger zult gij lachen, en voor het gedierte der aarde zult gij niet vrezen. 5:23 Want met de stenen des velds zal uw verbond zijn, en het gedierte des velds zal met u bevredigd zijn. 5:24 En gij zult bevinden, dat uw tent in vrede is; en gij zult uw woning verzorgen, en zult niet feilen. 5:25 Ook zult gij bevinden, dat uw zaad menigvuldig wezen zal, en uw spruiten als het kruid der aarde. 5:26 Gij zult in ouderdom ten grave komen, gelijk de korenhoop te zijner tijd opgevoerd wordt. 5:27 Zie dit, wij hebben het doorzocht, het is alzo; hoor het, en bemerk gij het voor u.
5:16 Zo is voor den arme verwachting; en de boosheid stopt haar mond toe. 5:17 Zie, gelukzalig is de mens, denwelken God straft; daarom verwerp de kastijding des Almachtigen niet. 5:18 Want Hij doet smart aan, en Hij verbindt; Hij doorwondt, en Zijn handen helen. 5:19 In zes benauwdheden zal Hij u verlossen, en in de zevende zal u het kwaad niet aanroeren. 5:20 In den honger zal Hij u verlossen van den dood, en in den oorlog van het geweld des zwaards. 5:21 Tegen den gesel der tong zult gij verborgen wezen, en gij zult niet vrezen voor de verwoesting, als zij komt. 5:22 Tegen de verwoesting en tegen den honger zult gij lachen, en voor het gedierte der aarde zult gij niet vrezen. 5:23 Want met de stenen des velds zal uw verbond zijn, en het gedierte des velds zal met u bevredigd zijn. 5:24 En gij zult bevinden, dat uw tent in vrede is; en gij zult uw woning verzorgen, en zult niet feilen. 5:25 Ook zult gij bevinden, dat uw zaad menigvuldig wezen zal, en uw spruiten als het kruid der aarde. 5:26 Gij zult in ouderdom ten grave komen, gelijk de korenhoop te zijner tijd opgevoerd wordt. 5:27 Zie dit, wij hebben het doorzocht, het is alzo; hoor het, en bemerk gij het voor u.
5:17 Zie, gelukzalig is de mens, denwelken God straft; daarom verwerp de kastijding des Almachtigen niet. 5:18 Want Hij doet smart aan, en Hij verbindt; Hij doorwondt, en Zijn handen helen. 5:19 In zes benauwdheden zal Hij u verlossen, en in de zevende zal u het kwaad niet aanroeren. 5:20 In den honger zal Hij u verlossen van den dood, en in den oorlog van het geweld des zwaards. 5:21 Tegen den gesel der tong zult gij verborgen wezen, en gij zult niet vrezen voor de verwoesting, als zij komt. 5:22 Tegen de verwoesting en tegen den honger zult gij lachen, en voor het gedierte der aarde zult gij niet vrezen. 5:23 Want met de stenen des velds zal uw verbond zijn, en het gedierte des velds zal met u bevredigd zijn. 5:24 En gij zult bevinden, dat uw tent in vrede is; en gij zult uw woning verzorgen, en zult niet feilen. 5:25 Ook zult gij bevinden, dat uw zaad menigvuldig wezen zal, en uw spruiten als het kruid der aarde. 5:26 Gij zult in ouderdom ten grave komen, gelijk de korenhoop te zijner tijd opgevoerd wordt. 5:27 Zie dit, wij hebben het doorzocht, het is alzo; hoor het, en bemerk gij het voor u.
5:18 Want Hij doet smart aan, en Hij verbindt; Hij doorwondt, en Zijn handen helen. 5:19 In zes benauwdheden zal Hij u verlossen, en in de zevende zal u het kwaad niet aanroeren. 5:20 In den honger zal Hij u verlossen van den dood, en in den oorlog van het geweld des zwaards. 5:21 Tegen den gesel der tong zult gij verborgen wezen, en gij zult niet vrezen voor de verwoesting, als zij komt. 5:22 Tegen de verwoesting en tegen den honger zult gij lachen, en voor het gedierte der aarde zult gij niet vrezen. 5:23 Want met de stenen des velds zal uw verbond zijn, en het gedierte des velds zal met u bevredigd zijn. 5:24 En gij zult bevinden, dat uw tent in vrede is; en gij zult uw woning verzorgen, en zult niet feilen. 5:25 Ook zult gij bevinden, dat uw zaad menigvuldig wezen zal, en uw spruiten als het kruid der aarde. 5:26 Gij zult in ouderdom ten grave komen, gelijk de korenhoop te zijner tijd opgevoerd wordt. 5:27 Zie dit, wij hebben het doorzocht, het is alzo; hoor het, en bemerk gij het voor u.
5:19 In zes benauwdheden zal Hij u verlossen, en in de zevende zal u het kwaad niet aanroeren. 5:20 In den honger zal Hij u verlossen van den dood, en in den oorlog van het geweld des zwaards. 5:21 Tegen den gesel der tong zult gij verborgen wezen, en gij zult niet vrezen voor de verwoesting, als zij komt. 5:22 Tegen de verwoesting en tegen den honger zult gij lachen, en voor het gedierte der aarde zult gij niet vrezen. 5:23 Want met de stenen des velds zal uw verbond zijn, en het gedierte des velds zal met u bevredigd zijn. 5:24 En gij zult bevinden, dat uw tent in vrede is; en gij zult uw woning verzorgen, en zult niet feilen. 5:25 Ook zult gij bevinden, dat uw zaad menigvuldig wezen zal, en uw spruiten als het kruid der aarde. 5:26 Gij zult in ouderdom ten grave komen, gelijk de korenhoop te zijner tijd opgevoerd wordt. 5:27 Zie dit, wij hebben het doorzocht, het is alzo; hoor het, en bemerk gij het voor u.
5:20 In den honger zal Hij u verlossen van den dood, en in den oorlog van het geweld des zwaards. 5:21 Tegen den gesel der tong zult gij verborgen wezen, en gij zult niet vrezen voor de verwoesting, als zij komt. 5:22 Tegen de verwoesting en tegen den honger zult gij lachen, en voor het gedierte der aarde zult gij niet vrezen. 5:23 Want met de stenen des velds zal uw verbond zijn, en het gedierte des velds zal met u bevredigd zijn. 5:24 En gij zult bevinden, dat uw tent in vrede is; en gij zult uw woning verzorgen, en zult niet feilen. 5:25 Ook zult gij bevinden, dat uw zaad menigvuldig wezen zal, en uw spruiten als het kruid der aarde. 5:26 Gij zult in ouderdom ten grave komen, gelijk de korenhoop te zijner tijd opgevoerd wordt. 5:27 Zie dit, wij hebben het doorzocht, het is alzo; hoor het, en bemerk gij het voor u.
5:21 Tegen den gesel der tong zult gij verborgen wezen, en gij zult niet vrezen voor de verwoesting, als zij komt. 5:22 Tegen de verwoesting en tegen den honger zult gij lachen, en voor het gedierte der aarde zult gij niet vrezen. 5:23 Want met de stenen des velds zal uw verbond zijn, en het gedierte des velds zal met u bevredigd zijn. 5:24 En gij zult bevinden, dat uw tent in vrede is; en gij zult uw woning verzorgen, en zult niet feilen. 5:25 Ook zult gij bevinden, dat uw zaad menigvuldig wezen zal, en uw spruiten als het kruid der aarde. 5:26 Gij zult in ouderdom ten grave komen, gelijk de korenhoop te zijner tijd opgevoerd wordt. 5:27 Zie dit, wij hebben het doorzocht, het is alzo; hoor het, en bemerk gij het voor u.
5:22 Tegen de verwoesting en tegen den honger zult gij lachen, en voor het gedierte der aarde zult gij niet vrezen. 5:23 Want met de stenen des velds zal uw verbond zijn, en het gedierte des velds zal met u bevredigd zijn. 5:24 En gij zult bevinden, dat uw tent in vrede is; en gij zult uw woning verzorgen, en zult niet feilen. 5:25 Ook zult gij bevinden, dat uw zaad menigvuldig wezen zal, en uw spruiten als het kruid der aarde. 5:26 Gij zult in ouderdom ten grave komen, gelijk de korenhoop te zijner tijd opgevoerd wordt. 5:27 Zie dit, wij hebben het doorzocht, het is alzo; hoor het, en bemerk gij het voor u.
5:23 Want met de stenen des velds zal uw verbond zijn, en het gedierte des velds zal met u bevredigd zijn. 5:24 En gij zult bevinden, dat uw tent in vrede is; en gij zult uw woning verzorgen, en zult niet feilen. 5:25 Ook zult gij bevinden, dat uw zaad menigvuldig wezen zal, en uw spruiten als het kruid der aarde. 5:26 Gij zult in ouderdom ten grave komen, gelijk de korenhoop te zijner tijd opgevoerd wordt. 5:27 Zie dit, wij hebben het doorzocht, het is alzo; hoor het, en bemerk gij het voor u.
5:24 En gij zult bevinden, dat uw tent in vrede is; en gij zult uw woning verzorgen, en zult niet feilen. 5:25 Ook zult gij bevinden, dat uw zaad menigvuldig wezen zal, en uw spruiten als het kruid der aarde. 5:26 Gij zult in ouderdom ten grave komen, gelijk de korenhoop te zijner tijd opgevoerd wordt. 5:27 Zie dit, wij hebben het doorzocht, het is alzo; hoor het, en bemerk gij het voor u.
5:25 Ook zult gij bevinden, dat uw zaad menigvuldig wezen zal, en uw spruiten als het kruid der aarde. 5:26 Gij zult in ouderdom ten grave komen, gelijk de korenhoop te zijner tijd opgevoerd wordt. 5:27 Zie dit, wij hebben het doorzocht, het is alzo; hoor het, en bemerk gij het voor u.
5:26 Gij zult in ouderdom ten grave komen, gelijk de korenhoop te zijner tijd opgevoerd wordt. 5:27 Zie dit, wij hebben het doorzocht, het is alzo; hoor het, en bemerk gij het voor u.
5:27 Zie dit, wij hebben het doorzocht, het is alzo; hoor het, en bemerk gij het voor u.
GOTO NEXT CHAPTER - BIBLE INDEX & SEARCH