3:1 Mijn zoon! vergeet mijn wet niet, maar uw hart beware mijn geboden. 3:2 Want langheid van dagen, en jaren van leven, en vrede zullen zij u vermeerderen. 3:3 Dat de goedertierenheid en de trouw u niet verlaten; bind ze aan uw hals, schrijf zij op de tafel uws harten. 3:4 En vind gunst en goed verstand, in de ogen Gods en der mensen. 3:5 Vertrouw op den HEERE met uw ganse hart, en steun op uw verstand niet. 3:6 Ken Hem in al uw wegen, en Hij zal uw paden recht maken. 3:7 Zijt niet wijs in uw ogen; vrees den HEERE, en wijk van het kwade. 3:8 Het zal een medicijn voor uw navel zijn, en een bevochtiging voor uw beenderen. 3:9 Vereer den HEERE van uw goed, en van de eerstelingen al uwer inkomsten; 3:10 Zo zullen uw schuren met overvloed vervuld worden, en uw perskuipen van most overlopen. 3:11 Mijn zoon! verwerp de tucht des HEEREN niet, en wees niet verdrietig over Zijn kastijding; 3:12 Want de HEERE kastijdt dengene, dien Hij liefheeft, ja, gelijk een vader den zoon, in denwelken hij een welbehagen heeft. 3:13 Welgelukzalig is de mens, die wijsheid vindt, en de mens, die verstandigheid voortbrengt! 3:14 Want haar koophandel is beter dan de koophandel van zilver, en haar inkomst dan het uitgegraven goud. 3:15 Zij is kostelijker dan robijnen en al; wat u lusten mag, is met haar niet te vergelijken. 3:16 Langheid der dagen is in haar rechterhand, in haar linkerhand rijkdom en eer. 3:17 Haar wegen zijn wegen der liefelijkheid, en al haar paden vrede. 3:18 Zij is een boom des levens dengenen, die ze aangrijpen, en elkeen, die ze vasthoudt, wordt gelukzalig. 3:19 De HEERE heeft de aarde door wijsheid gegrond, de hemelen door verstandigheid bereid. 3:20 Door Zijn wetenschap zijn de afgronden gekloofd, en de wolken druipen dauw. 3:21 Mijn zoon! laat ze niet afwijken van uw ogen; bewaar de bestendige wijsheid en bedachtzaamheid. 3:22 Want zij zullen het leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid voor uw hals. 3:23 Dan zult gij uw weg zeker wandelen, en gij zult uw voet niet stoten. 3:24 Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen. 3:25 Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting der goddelozen, als zij komt. 3:26 Want de HEERE zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden. 3:27 Onthoud het goed van zijn meesters niet, als het in het vermogen uwer hand is te doen. 3:28 Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is. 3:29 Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont. 3:30 Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft. 3:31 Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. 3:32 Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte. 3:33 De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. 3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. 3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
3:2 Want langheid van dagen, en jaren van leven, en vrede zullen zij u vermeerderen. 3:3 Dat de goedertierenheid en de trouw u niet verlaten; bind ze aan uw hals, schrijf zij op de tafel uws harten. 3:4 En vind gunst en goed verstand, in de ogen Gods en der mensen. 3:5 Vertrouw op den HEERE met uw ganse hart, en steun op uw verstand niet. 3:6 Ken Hem in al uw wegen, en Hij zal uw paden recht maken. 3:7 Zijt niet wijs in uw ogen; vrees den HEERE, en wijk van het kwade. 3:8 Het zal een medicijn voor uw navel zijn, en een bevochtiging voor uw beenderen. 3:9 Vereer den HEERE van uw goed, en van de eerstelingen al uwer inkomsten; 3:10 Zo zullen uw schuren met overvloed vervuld worden, en uw perskuipen van most overlopen. 3:11 Mijn zoon! verwerp de tucht des HEEREN niet, en wees niet verdrietig over Zijn kastijding; 3:12 Want de HEERE kastijdt dengene, dien Hij liefheeft, ja, gelijk een vader den zoon, in denwelken hij een welbehagen heeft. 3:13 Welgelukzalig is de mens, die wijsheid vindt, en de mens, die verstandigheid voortbrengt! 3:14 Want haar koophandel is beter dan de koophandel van zilver, en haar inkomst dan het uitgegraven goud. 3:15 Zij is kostelijker dan robijnen en al; wat u lusten mag, is met haar niet te vergelijken. 3:16 Langheid der dagen is in haar rechterhand, in haar linkerhand rijkdom en eer. 3:17 Haar wegen zijn wegen der liefelijkheid, en al haar paden vrede. 3:18 Zij is een boom des levens dengenen, die ze aangrijpen, en elkeen, die ze vasthoudt, wordt gelukzalig. 3:19 De HEERE heeft de aarde door wijsheid gegrond, de hemelen door verstandigheid bereid. 3:20 Door Zijn wetenschap zijn de afgronden gekloofd, en de wolken druipen dauw. 3:21 Mijn zoon! laat ze niet afwijken van uw ogen; bewaar de bestendige wijsheid en bedachtzaamheid. 3:22 Want zij zullen het leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid voor uw hals. 3:23 Dan zult gij uw weg zeker wandelen, en gij zult uw voet niet stoten. 3:24 Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen. 3:25 Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting der goddelozen, als zij komt. 3:26 Want de HEERE zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden. 3:27 Onthoud het goed van zijn meesters niet, als het in het vermogen uwer hand is te doen. 3:28 Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is. 3:29 Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont. 3:30 Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft. 3:31 Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. 3:32 Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte. 3:33 De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. 3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. 3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
3:3 Dat de goedertierenheid en de trouw u niet verlaten; bind ze aan uw hals, schrijf zij op de tafel uws harten. 3:4 En vind gunst en goed verstand, in de ogen Gods en der mensen. 3:5 Vertrouw op den HEERE met uw ganse hart, en steun op uw verstand niet. 3:6 Ken Hem in al uw wegen, en Hij zal uw paden recht maken. 3:7 Zijt niet wijs in uw ogen; vrees den HEERE, en wijk van het kwade. 3:8 Het zal een medicijn voor uw navel zijn, en een bevochtiging voor uw beenderen. 3:9 Vereer den HEERE van uw goed, en van de eerstelingen al uwer inkomsten; 3:10 Zo zullen uw schuren met overvloed vervuld worden, en uw perskuipen van most overlopen. 3:11 Mijn zoon! verwerp de tucht des HEEREN niet, en wees niet verdrietig over Zijn kastijding; 3:12 Want de HEERE kastijdt dengene, dien Hij liefheeft, ja, gelijk een vader den zoon, in denwelken hij een welbehagen heeft. 3:13 Welgelukzalig is de mens, die wijsheid vindt, en de mens, die verstandigheid voortbrengt! 3:14 Want haar koophandel is beter dan de koophandel van zilver, en haar inkomst dan het uitgegraven goud. 3:15 Zij is kostelijker dan robijnen en al; wat u lusten mag, is met haar niet te vergelijken. 3:16 Langheid der dagen is in haar rechterhand, in haar linkerhand rijkdom en eer. 3:17 Haar wegen zijn wegen der liefelijkheid, en al haar paden vrede. 3:18 Zij is een boom des levens dengenen, die ze aangrijpen, en elkeen, die ze vasthoudt, wordt gelukzalig. 3:19 De HEERE heeft de aarde door wijsheid gegrond, de hemelen door verstandigheid bereid. 3:20 Door Zijn wetenschap zijn de afgronden gekloofd, en de wolken druipen dauw. 3:21 Mijn zoon! laat ze niet afwijken van uw ogen; bewaar de bestendige wijsheid en bedachtzaamheid. 3:22 Want zij zullen het leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid voor uw hals. 3:23 Dan zult gij uw weg zeker wandelen, en gij zult uw voet niet stoten. 3:24 Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen. 3:25 Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting der goddelozen, als zij komt. 3:26 Want de HEERE zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden. 3:27 Onthoud het goed van zijn meesters niet, als het in het vermogen uwer hand is te doen. 3:28 Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is. 3:29 Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont. 3:30 Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft. 3:31 Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. 3:32 Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte. 3:33 De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. 3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. 3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
3:4 En vind gunst en goed verstand, in de ogen Gods en der mensen. 3:5 Vertrouw op den HEERE met uw ganse hart, en steun op uw verstand niet. 3:6 Ken Hem in al uw wegen, en Hij zal uw paden recht maken. 3:7 Zijt niet wijs in uw ogen; vrees den HEERE, en wijk van het kwade. 3:8 Het zal een medicijn voor uw navel zijn, en een bevochtiging voor uw beenderen. 3:9 Vereer den HEERE van uw goed, en van de eerstelingen al uwer inkomsten; 3:10 Zo zullen uw schuren met overvloed vervuld worden, en uw perskuipen van most overlopen. 3:11 Mijn zoon! verwerp de tucht des HEEREN niet, en wees niet verdrietig over Zijn kastijding; 3:12 Want de HEERE kastijdt dengene, dien Hij liefheeft, ja, gelijk een vader den zoon, in denwelken hij een welbehagen heeft. 3:13 Welgelukzalig is de mens, die wijsheid vindt, en de mens, die verstandigheid voortbrengt! 3:14 Want haar koophandel is beter dan de koophandel van zilver, en haar inkomst dan het uitgegraven goud. 3:15 Zij is kostelijker dan robijnen en al; wat u lusten mag, is met haar niet te vergelijken. 3:16 Langheid der dagen is in haar rechterhand, in haar linkerhand rijkdom en eer. 3:17 Haar wegen zijn wegen der liefelijkheid, en al haar paden vrede. 3:18 Zij is een boom des levens dengenen, die ze aangrijpen, en elkeen, die ze vasthoudt, wordt gelukzalig. 3:19 De HEERE heeft de aarde door wijsheid gegrond, de hemelen door verstandigheid bereid. 3:20 Door Zijn wetenschap zijn de afgronden gekloofd, en de wolken druipen dauw. 3:21 Mijn zoon! laat ze niet afwijken van uw ogen; bewaar de bestendige wijsheid en bedachtzaamheid. 3:22 Want zij zullen het leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid voor uw hals. 3:23 Dan zult gij uw weg zeker wandelen, en gij zult uw voet niet stoten. 3:24 Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen. 3:25 Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting der goddelozen, als zij komt. 3:26 Want de HEERE zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden. 3:27 Onthoud het goed van zijn meesters niet, als het in het vermogen uwer hand is te doen. 3:28 Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is. 3:29 Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont. 3:30 Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft. 3:31 Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. 3:32 Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte. 3:33 De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. 3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. 3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
3:5 Vertrouw op den HEERE met uw ganse hart, en steun op uw verstand niet. 3:6 Ken Hem in al uw wegen, en Hij zal uw paden recht maken. 3:7 Zijt niet wijs in uw ogen; vrees den HEERE, en wijk van het kwade. 3:8 Het zal een medicijn voor uw navel zijn, en een bevochtiging voor uw beenderen. 3:9 Vereer den HEERE van uw goed, en van de eerstelingen al uwer inkomsten; 3:10 Zo zullen uw schuren met overvloed vervuld worden, en uw perskuipen van most overlopen. 3:11 Mijn zoon! verwerp de tucht des HEEREN niet, en wees niet verdrietig over Zijn kastijding; 3:12 Want de HEERE kastijdt dengene, dien Hij liefheeft, ja, gelijk een vader den zoon, in denwelken hij een welbehagen heeft. 3:13 Welgelukzalig is de mens, die wijsheid vindt, en de mens, die verstandigheid voortbrengt! 3:14 Want haar koophandel is beter dan de koophandel van zilver, en haar inkomst dan het uitgegraven goud. 3:15 Zij is kostelijker dan robijnen en al; wat u lusten mag, is met haar niet te vergelijken. 3:16 Langheid der dagen is in haar rechterhand, in haar linkerhand rijkdom en eer. 3:17 Haar wegen zijn wegen der liefelijkheid, en al haar paden vrede. 3:18 Zij is een boom des levens dengenen, die ze aangrijpen, en elkeen, die ze vasthoudt, wordt gelukzalig. 3:19 De HEERE heeft de aarde door wijsheid gegrond, de hemelen door verstandigheid bereid. 3:20 Door Zijn wetenschap zijn de afgronden gekloofd, en de wolken druipen dauw. 3:21 Mijn zoon! laat ze niet afwijken van uw ogen; bewaar de bestendige wijsheid en bedachtzaamheid. 3:22 Want zij zullen het leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid voor uw hals. 3:23 Dan zult gij uw weg zeker wandelen, en gij zult uw voet niet stoten. 3:24 Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen. 3:25 Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting der goddelozen, als zij komt. 3:26 Want de HEERE zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden. 3:27 Onthoud het goed van zijn meesters niet, als het in het vermogen uwer hand is te doen. 3:28 Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is. 3:29 Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont. 3:30 Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft. 3:31 Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. 3:32 Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte. 3:33 De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. 3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. 3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
3:6 Ken Hem in al uw wegen, en Hij zal uw paden recht maken. 3:7 Zijt niet wijs in uw ogen; vrees den HEERE, en wijk van het kwade. 3:8 Het zal een medicijn voor uw navel zijn, en een bevochtiging voor uw beenderen. 3:9 Vereer den HEERE van uw goed, en van de eerstelingen al uwer inkomsten; 3:10 Zo zullen uw schuren met overvloed vervuld worden, en uw perskuipen van most overlopen. 3:11 Mijn zoon! verwerp de tucht des HEEREN niet, en wees niet verdrietig over Zijn kastijding; 3:12 Want de HEERE kastijdt dengene, dien Hij liefheeft, ja, gelijk een vader den zoon, in denwelken hij een welbehagen heeft. 3:13 Welgelukzalig is de mens, die wijsheid vindt, en de mens, die verstandigheid voortbrengt! 3:14 Want haar koophandel is beter dan de koophandel van zilver, en haar inkomst dan het uitgegraven goud. 3:15 Zij is kostelijker dan robijnen en al; wat u lusten mag, is met haar niet te vergelijken. 3:16 Langheid der dagen is in haar rechterhand, in haar linkerhand rijkdom en eer. 3:17 Haar wegen zijn wegen der liefelijkheid, en al haar paden vrede. 3:18 Zij is een boom des levens dengenen, die ze aangrijpen, en elkeen, die ze vasthoudt, wordt gelukzalig. 3:19 De HEERE heeft de aarde door wijsheid gegrond, de hemelen door verstandigheid bereid. 3:20 Door Zijn wetenschap zijn de afgronden gekloofd, en de wolken druipen dauw. 3:21 Mijn zoon! laat ze niet afwijken van uw ogen; bewaar de bestendige wijsheid en bedachtzaamheid. 3:22 Want zij zullen het leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid voor uw hals. 3:23 Dan zult gij uw weg zeker wandelen, en gij zult uw voet niet stoten. 3:24 Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen. 3:25 Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting der goddelozen, als zij komt. 3:26 Want de HEERE zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden. 3:27 Onthoud het goed van zijn meesters niet, als het in het vermogen uwer hand is te doen. 3:28 Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is. 3:29 Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont. 3:30 Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft. 3:31 Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. 3:32 Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte. 3:33 De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. 3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. 3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
3:7 Zijt niet wijs in uw ogen; vrees den HEERE, en wijk van het kwade. 3:8 Het zal een medicijn voor uw navel zijn, en een bevochtiging voor uw beenderen. 3:9 Vereer den HEERE van uw goed, en van de eerstelingen al uwer inkomsten; 3:10 Zo zullen uw schuren met overvloed vervuld worden, en uw perskuipen van most overlopen. 3:11 Mijn zoon! verwerp de tucht des HEEREN niet, en wees niet verdrietig over Zijn kastijding; 3:12 Want de HEERE kastijdt dengene, dien Hij liefheeft, ja, gelijk een vader den zoon, in denwelken hij een welbehagen heeft. 3:13 Welgelukzalig is de mens, die wijsheid vindt, en de mens, die verstandigheid voortbrengt! 3:14 Want haar koophandel is beter dan de koophandel van zilver, en haar inkomst dan het uitgegraven goud. 3:15 Zij is kostelijker dan robijnen en al; wat u lusten mag, is met haar niet te vergelijken. 3:16 Langheid der dagen is in haar rechterhand, in haar linkerhand rijkdom en eer. 3:17 Haar wegen zijn wegen der liefelijkheid, en al haar paden vrede. 3:18 Zij is een boom des levens dengenen, die ze aangrijpen, en elkeen, die ze vasthoudt, wordt gelukzalig. 3:19 De HEERE heeft de aarde door wijsheid gegrond, de hemelen door verstandigheid bereid. 3:20 Door Zijn wetenschap zijn de afgronden gekloofd, en de wolken druipen dauw. 3:21 Mijn zoon! laat ze niet afwijken van uw ogen; bewaar de bestendige wijsheid en bedachtzaamheid. 3:22 Want zij zullen het leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid voor uw hals. 3:23 Dan zult gij uw weg zeker wandelen, en gij zult uw voet niet stoten. 3:24 Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen. 3:25 Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting der goddelozen, als zij komt. 3:26 Want de HEERE zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden. 3:27 Onthoud het goed van zijn meesters niet, als het in het vermogen uwer hand is te doen. 3:28 Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is. 3:29 Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont. 3:30 Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft. 3:31 Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. 3:32 Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte. 3:33 De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. 3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. 3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
3:8 Het zal een medicijn voor uw navel zijn, en een bevochtiging voor uw beenderen. 3:9 Vereer den HEERE van uw goed, en van de eerstelingen al uwer inkomsten; 3:10 Zo zullen uw schuren met overvloed vervuld worden, en uw perskuipen van most overlopen. 3:11 Mijn zoon! verwerp de tucht des HEEREN niet, en wees niet verdrietig over Zijn kastijding; 3:12 Want de HEERE kastijdt dengene, dien Hij liefheeft, ja, gelijk een vader den zoon, in denwelken hij een welbehagen heeft. 3:13 Welgelukzalig is de mens, die wijsheid vindt, en de mens, die verstandigheid voortbrengt! 3:14 Want haar koophandel is beter dan de koophandel van zilver, en haar inkomst dan het uitgegraven goud. 3:15 Zij is kostelijker dan robijnen en al; wat u lusten mag, is met haar niet te vergelijken. 3:16 Langheid der dagen is in haar rechterhand, in haar linkerhand rijkdom en eer. 3:17 Haar wegen zijn wegen der liefelijkheid, en al haar paden vrede. 3:18 Zij is een boom des levens dengenen, die ze aangrijpen, en elkeen, die ze vasthoudt, wordt gelukzalig. 3:19 De HEERE heeft de aarde door wijsheid gegrond, de hemelen door verstandigheid bereid. 3:20 Door Zijn wetenschap zijn de afgronden gekloofd, en de wolken druipen dauw. 3:21 Mijn zoon! laat ze niet afwijken van uw ogen; bewaar de bestendige wijsheid en bedachtzaamheid. 3:22 Want zij zullen het leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid voor uw hals. 3:23 Dan zult gij uw weg zeker wandelen, en gij zult uw voet niet stoten. 3:24 Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen. 3:25 Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting der goddelozen, als zij komt. 3:26 Want de HEERE zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden. 3:27 Onthoud het goed van zijn meesters niet, als het in het vermogen uwer hand is te doen. 3:28 Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is. 3:29 Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont. 3:30 Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft. 3:31 Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. 3:32 Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte. 3:33 De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. 3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. 3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
3:9 Vereer den HEERE van uw goed, en van de eerstelingen al uwer inkomsten; 3:10 Zo zullen uw schuren met overvloed vervuld worden, en uw perskuipen van most overlopen. 3:11 Mijn zoon! verwerp de tucht des HEEREN niet, en wees niet verdrietig over Zijn kastijding; 3:12 Want de HEERE kastijdt dengene, dien Hij liefheeft, ja, gelijk een vader den zoon, in denwelken hij een welbehagen heeft. 3:13 Welgelukzalig is de mens, die wijsheid vindt, en de mens, die verstandigheid voortbrengt! 3:14 Want haar koophandel is beter dan de koophandel van zilver, en haar inkomst dan het uitgegraven goud. 3:15 Zij is kostelijker dan robijnen en al; wat u lusten mag, is met haar niet te vergelijken. 3:16 Langheid der dagen is in haar rechterhand, in haar linkerhand rijkdom en eer. 3:17 Haar wegen zijn wegen der liefelijkheid, en al haar paden vrede. 3:18 Zij is een boom des levens dengenen, die ze aangrijpen, en elkeen, die ze vasthoudt, wordt gelukzalig. 3:19 De HEERE heeft de aarde door wijsheid gegrond, de hemelen door verstandigheid bereid. 3:20 Door Zijn wetenschap zijn de afgronden gekloofd, en de wolken druipen dauw. 3:21 Mijn zoon! laat ze niet afwijken van uw ogen; bewaar de bestendige wijsheid en bedachtzaamheid. 3:22 Want zij zullen het leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid voor uw hals. 3:23 Dan zult gij uw weg zeker wandelen, en gij zult uw voet niet stoten. 3:24 Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen. 3:25 Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting der goddelozen, als zij komt. 3:26 Want de HEERE zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden. 3:27 Onthoud het goed van zijn meesters niet, als het in het vermogen uwer hand is te doen. 3:28 Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is. 3:29 Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont. 3:30 Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft. 3:31 Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. 3:32 Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte. 3:33 De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. 3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. 3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
3:10 Zo zullen uw schuren met overvloed vervuld worden, en uw perskuipen van most overlopen. 3:11 Mijn zoon! verwerp de tucht des HEEREN niet, en wees niet verdrietig over Zijn kastijding; 3:12 Want de HEERE kastijdt dengene, dien Hij liefheeft, ja, gelijk een vader den zoon, in denwelken hij een welbehagen heeft. 3:13 Welgelukzalig is de mens, die wijsheid vindt, en de mens, die verstandigheid voortbrengt! 3:14 Want haar koophandel is beter dan de koophandel van zilver, en haar inkomst dan het uitgegraven goud. 3:15 Zij is kostelijker dan robijnen en al; wat u lusten mag, is met haar niet te vergelijken. 3:16 Langheid der dagen is in haar rechterhand, in haar linkerhand rijkdom en eer. 3:17 Haar wegen zijn wegen der liefelijkheid, en al haar paden vrede. 3:18 Zij is een boom des levens dengenen, die ze aangrijpen, en elkeen, die ze vasthoudt, wordt gelukzalig. 3:19 De HEERE heeft de aarde door wijsheid gegrond, de hemelen door verstandigheid bereid. 3:20 Door Zijn wetenschap zijn de afgronden gekloofd, en de wolken druipen dauw. 3:21 Mijn zoon! laat ze niet afwijken van uw ogen; bewaar de bestendige wijsheid en bedachtzaamheid. 3:22 Want zij zullen het leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid voor uw hals. 3:23 Dan zult gij uw weg zeker wandelen, en gij zult uw voet niet stoten. 3:24 Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen. 3:25 Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting der goddelozen, als zij komt. 3:26 Want de HEERE zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden. 3:27 Onthoud het goed van zijn meesters niet, als het in het vermogen uwer hand is te doen. 3:28 Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is. 3:29 Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont. 3:30 Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft. 3:31 Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. 3:32 Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte. 3:33 De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. 3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. 3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
3:11 Mijn zoon! verwerp de tucht des HEEREN niet, en wees niet verdrietig over Zijn kastijding; 3:12 Want de HEERE kastijdt dengene, dien Hij liefheeft, ja, gelijk een vader den zoon, in denwelken hij een welbehagen heeft. 3:13 Welgelukzalig is de mens, die wijsheid vindt, en de mens, die verstandigheid voortbrengt! 3:14 Want haar koophandel is beter dan de koophandel van zilver, en haar inkomst dan het uitgegraven goud. 3:15 Zij is kostelijker dan robijnen en al; wat u lusten mag, is met haar niet te vergelijken. 3:16 Langheid der dagen is in haar rechterhand, in haar linkerhand rijkdom en eer. 3:17 Haar wegen zijn wegen der liefelijkheid, en al haar paden vrede. 3:18 Zij is een boom des levens dengenen, die ze aangrijpen, en elkeen, die ze vasthoudt, wordt gelukzalig. 3:19 De HEERE heeft de aarde door wijsheid gegrond, de hemelen door verstandigheid bereid. 3:20 Door Zijn wetenschap zijn de afgronden gekloofd, en de wolken druipen dauw. 3:21 Mijn zoon! laat ze niet afwijken van uw ogen; bewaar de bestendige wijsheid en bedachtzaamheid. 3:22 Want zij zullen het leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid voor uw hals. 3:23 Dan zult gij uw weg zeker wandelen, en gij zult uw voet niet stoten. 3:24 Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen. 3:25 Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting der goddelozen, als zij komt. 3:26 Want de HEERE zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden. 3:27 Onthoud het goed van zijn meesters niet, als het in het vermogen uwer hand is te doen. 3:28 Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is. 3:29 Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont. 3:30 Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft. 3:31 Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. 3:32 Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte. 3:33 De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. 3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. 3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
3:12 Want de HEERE kastijdt dengene, dien Hij liefheeft, ja, gelijk een vader den zoon, in denwelken hij een welbehagen heeft. 3:13 Welgelukzalig is de mens, die wijsheid vindt, en de mens, die verstandigheid voortbrengt! 3:14 Want haar koophandel is beter dan de koophandel van zilver, en haar inkomst dan het uitgegraven goud. 3:15 Zij is kostelijker dan robijnen en al; wat u lusten mag, is met haar niet te vergelijken. 3:16 Langheid der dagen is in haar rechterhand, in haar linkerhand rijkdom en eer. 3:17 Haar wegen zijn wegen der liefelijkheid, en al haar paden vrede. 3:18 Zij is een boom des levens dengenen, die ze aangrijpen, en elkeen, die ze vasthoudt, wordt gelukzalig. 3:19 De HEERE heeft de aarde door wijsheid gegrond, de hemelen door verstandigheid bereid. 3:20 Door Zijn wetenschap zijn de afgronden gekloofd, en de wolken druipen dauw. 3:21 Mijn zoon! laat ze niet afwijken van uw ogen; bewaar de bestendige wijsheid en bedachtzaamheid. 3:22 Want zij zullen het leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid voor uw hals. 3:23 Dan zult gij uw weg zeker wandelen, en gij zult uw voet niet stoten. 3:24 Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen. 3:25 Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting der goddelozen, als zij komt. 3:26 Want de HEERE zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden. 3:27 Onthoud het goed van zijn meesters niet, als het in het vermogen uwer hand is te doen. 3:28 Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is. 3:29 Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont. 3:30 Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft. 3:31 Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. 3:32 Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte. 3:33 De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. 3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. 3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
3:13 Welgelukzalig is de mens, die wijsheid vindt, en de mens, die verstandigheid voortbrengt! 3:14 Want haar koophandel is beter dan de koophandel van zilver, en haar inkomst dan het uitgegraven goud. 3:15 Zij is kostelijker dan robijnen en al; wat u lusten mag, is met haar niet te vergelijken. 3:16 Langheid der dagen is in haar rechterhand, in haar linkerhand rijkdom en eer. 3:17 Haar wegen zijn wegen der liefelijkheid, en al haar paden vrede. 3:18 Zij is een boom des levens dengenen, die ze aangrijpen, en elkeen, die ze vasthoudt, wordt gelukzalig. 3:19 De HEERE heeft de aarde door wijsheid gegrond, de hemelen door verstandigheid bereid. 3:20 Door Zijn wetenschap zijn de afgronden gekloofd, en de wolken druipen dauw. 3:21 Mijn zoon! laat ze niet afwijken van uw ogen; bewaar de bestendige wijsheid en bedachtzaamheid. 3:22 Want zij zullen het leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid voor uw hals. 3:23 Dan zult gij uw weg zeker wandelen, en gij zult uw voet niet stoten. 3:24 Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen. 3:25 Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting der goddelozen, als zij komt. 3:26 Want de HEERE zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden. 3:27 Onthoud het goed van zijn meesters niet, als het in het vermogen uwer hand is te doen. 3:28 Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is. 3:29 Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont. 3:30 Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft. 3:31 Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. 3:32 Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte. 3:33 De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. 3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. 3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
3:14 Want haar koophandel is beter dan de koophandel van zilver, en haar inkomst dan het uitgegraven goud. 3:15 Zij is kostelijker dan robijnen en al; wat u lusten mag, is met haar niet te vergelijken. 3:16 Langheid der dagen is in haar rechterhand, in haar linkerhand rijkdom en eer. 3:17 Haar wegen zijn wegen der liefelijkheid, en al haar paden vrede. 3:18 Zij is een boom des levens dengenen, die ze aangrijpen, en elkeen, die ze vasthoudt, wordt gelukzalig. 3:19 De HEERE heeft de aarde door wijsheid gegrond, de hemelen door verstandigheid bereid. 3:20 Door Zijn wetenschap zijn de afgronden gekloofd, en de wolken druipen dauw. 3:21 Mijn zoon! laat ze niet afwijken van uw ogen; bewaar de bestendige wijsheid en bedachtzaamheid. 3:22 Want zij zullen het leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid voor uw hals. 3:23 Dan zult gij uw weg zeker wandelen, en gij zult uw voet niet stoten. 3:24 Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen. 3:25 Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting der goddelozen, als zij komt. 3:26 Want de HEERE zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden. 3:27 Onthoud het goed van zijn meesters niet, als het in het vermogen uwer hand is te doen. 3:28 Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is. 3:29 Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont. 3:30 Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft. 3:31 Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. 3:32 Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte. 3:33 De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. 3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. 3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
3:15 Zij is kostelijker dan robijnen en al; wat u lusten mag, is met haar niet te vergelijken. 3:16 Langheid der dagen is in haar rechterhand, in haar linkerhand rijkdom en eer. 3:17 Haar wegen zijn wegen der liefelijkheid, en al haar paden vrede. 3:18 Zij is een boom des levens dengenen, die ze aangrijpen, en elkeen, die ze vasthoudt, wordt gelukzalig. 3:19 De HEERE heeft de aarde door wijsheid gegrond, de hemelen door verstandigheid bereid. 3:20 Door Zijn wetenschap zijn de afgronden gekloofd, en de wolken druipen dauw. 3:21 Mijn zoon! laat ze niet afwijken van uw ogen; bewaar de bestendige wijsheid en bedachtzaamheid. 3:22 Want zij zullen het leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid voor uw hals. 3:23 Dan zult gij uw weg zeker wandelen, en gij zult uw voet niet stoten. 3:24 Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen. 3:25 Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting der goddelozen, als zij komt. 3:26 Want de HEERE zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden. 3:27 Onthoud het goed van zijn meesters niet, als het in het vermogen uwer hand is te doen. 3:28 Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is. 3:29 Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont. 3:30 Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft. 3:31 Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. 3:32 Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte. 3:33 De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. 3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. 3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
3:16 Langheid der dagen is in haar rechterhand, in haar linkerhand rijkdom en eer. 3:17 Haar wegen zijn wegen der liefelijkheid, en al haar paden vrede. 3:18 Zij is een boom des levens dengenen, die ze aangrijpen, en elkeen, die ze vasthoudt, wordt gelukzalig. 3:19 De HEERE heeft de aarde door wijsheid gegrond, de hemelen door verstandigheid bereid. 3:20 Door Zijn wetenschap zijn de afgronden gekloofd, en de wolken druipen dauw. 3:21 Mijn zoon! laat ze niet afwijken van uw ogen; bewaar de bestendige wijsheid en bedachtzaamheid. 3:22 Want zij zullen het leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid voor uw hals. 3:23 Dan zult gij uw weg zeker wandelen, en gij zult uw voet niet stoten. 3:24 Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen. 3:25 Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting der goddelozen, als zij komt. 3:26 Want de HEERE zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden. 3:27 Onthoud het goed van zijn meesters niet, als het in het vermogen uwer hand is te doen. 3:28 Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is. 3:29 Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont. 3:30 Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft. 3:31 Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. 3:32 Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte. 3:33 De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. 3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. 3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
3:17 Haar wegen zijn wegen der liefelijkheid, en al haar paden vrede. 3:18 Zij is een boom des levens dengenen, die ze aangrijpen, en elkeen, die ze vasthoudt, wordt gelukzalig. 3:19 De HEERE heeft de aarde door wijsheid gegrond, de hemelen door verstandigheid bereid. 3:20 Door Zijn wetenschap zijn de afgronden gekloofd, en de wolken druipen dauw. 3:21 Mijn zoon! laat ze niet afwijken van uw ogen; bewaar de bestendige wijsheid en bedachtzaamheid. 3:22 Want zij zullen het leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid voor uw hals. 3:23 Dan zult gij uw weg zeker wandelen, en gij zult uw voet niet stoten. 3:24 Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen. 3:25 Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting der goddelozen, als zij komt. 3:26 Want de HEERE zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden. 3:27 Onthoud het goed van zijn meesters niet, als het in het vermogen uwer hand is te doen. 3:28 Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is. 3:29 Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont. 3:30 Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft. 3:31 Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. 3:32 Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte. 3:33 De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. 3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. 3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
3:18 Zij is een boom des levens dengenen, die ze aangrijpen, en elkeen, die ze vasthoudt, wordt gelukzalig. 3:19 De HEERE heeft de aarde door wijsheid gegrond, de hemelen door verstandigheid bereid. 3:20 Door Zijn wetenschap zijn de afgronden gekloofd, en de wolken druipen dauw. 3:21 Mijn zoon! laat ze niet afwijken van uw ogen; bewaar de bestendige wijsheid en bedachtzaamheid. 3:22 Want zij zullen het leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid voor uw hals. 3:23 Dan zult gij uw weg zeker wandelen, en gij zult uw voet niet stoten. 3:24 Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen. 3:25 Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting der goddelozen, als zij komt. 3:26 Want de HEERE zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden. 3:27 Onthoud het goed van zijn meesters niet, als het in het vermogen uwer hand is te doen. 3:28 Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is. 3:29 Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont. 3:30 Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft. 3:31 Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. 3:32 Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte. 3:33 De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. 3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. 3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
3:19 De HEERE heeft de aarde door wijsheid gegrond, de hemelen door verstandigheid bereid. 3:20 Door Zijn wetenschap zijn de afgronden gekloofd, en de wolken druipen dauw. 3:21 Mijn zoon! laat ze niet afwijken van uw ogen; bewaar de bestendige wijsheid en bedachtzaamheid. 3:22 Want zij zullen het leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid voor uw hals. 3:23 Dan zult gij uw weg zeker wandelen, en gij zult uw voet niet stoten. 3:24 Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen. 3:25 Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting der goddelozen, als zij komt. 3:26 Want de HEERE zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden. 3:27 Onthoud het goed van zijn meesters niet, als het in het vermogen uwer hand is te doen. 3:28 Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is. 3:29 Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont. 3:30 Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft. 3:31 Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. 3:32 Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte. 3:33 De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. 3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. 3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
3:20 Door Zijn wetenschap zijn de afgronden gekloofd, en de wolken druipen dauw. 3:21 Mijn zoon! laat ze niet afwijken van uw ogen; bewaar de bestendige wijsheid en bedachtzaamheid. 3:22 Want zij zullen het leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid voor uw hals. 3:23 Dan zult gij uw weg zeker wandelen, en gij zult uw voet niet stoten. 3:24 Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen. 3:25 Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting der goddelozen, als zij komt. 3:26 Want de HEERE zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden. 3:27 Onthoud het goed van zijn meesters niet, als het in het vermogen uwer hand is te doen. 3:28 Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is. 3:29 Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont. 3:30 Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft. 3:31 Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. 3:32 Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte. 3:33 De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. 3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. 3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
3:21 Mijn zoon! laat ze niet afwijken van uw ogen; bewaar de bestendige wijsheid en bedachtzaamheid. 3:22 Want zij zullen het leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid voor uw hals. 3:23 Dan zult gij uw weg zeker wandelen, en gij zult uw voet niet stoten. 3:24 Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen. 3:25 Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting der goddelozen, als zij komt. 3:26 Want de HEERE zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden. 3:27 Onthoud het goed van zijn meesters niet, als het in het vermogen uwer hand is te doen. 3:28 Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is. 3:29 Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont. 3:30 Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft. 3:31 Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. 3:32 Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte. 3:33 De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. 3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. 3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
3:22 Want zij zullen het leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid voor uw hals. 3:23 Dan zult gij uw weg zeker wandelen, en gij zult uw voet niet stoten. 3:24 Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen. 3:25 Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting der goddelozen, als zij komt. 3:26 Want de HEERE zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden. 3:27 Onthoud het goed van zijn meesters niet, als het in het vermogen uwer hand is te doen. 3:28 Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is. 3:29 Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont. 3:30 Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft. 3:31 Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. 3:32 Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte. 3:33 De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. 3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. 3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
3:23 Dan zult gij uw weg zeker wandelen, en gij zult uw voet niet stoten. 3:24 Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen. 3:25 Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting der goddelozen, als zij komt. 3:26 Want de HEERE zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden. 3:27 Onthoud het goed van zijn meesters niet, als het in het vermogen uwer hand is te doen. 3:28 Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is. 3:29 Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont. 3:30 Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft. 3:31 Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. 3:32 Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte. 3:33 De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. 3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. 3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
3:24 Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen. 3:25 Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting der goddelozen, als zij komt. 3:26 Want de HEERE zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden. 3:27 Onthoud het goed van zijn meesters niet, als het in het vermogen uwer hand is te doen. 3:28 Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is. 3:29 Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont. 3:30 Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft. 3:31 Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. 3:32 Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte. 3:33 De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. 3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. 3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
3:25 Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting der goddelozen, als zij komt. 3:26 Want de HEERE zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden. 3:27 Onthoud het goed van zijn meesters niet, als het in het vermogen uwer hand is te doen. 3:28 Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is. 3:29 Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont. 3:30 Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft. 3:31 Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. 3:32 Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte. 3:33 De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. 3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. 3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
3:26 Want de HEERE zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden. 3:27 Onthoud het goed van zijn meesters niet, als het in het vermogen uwer hand is te doen. 3:28 Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is. 3:29 Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont. 3:30 Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft. 3:31 Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. 3:32 Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte. 3:33 De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. 3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. 3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
3:27 Onthoud het goed van zijn meesters niet, als het in het vermogen uwer hand is te doen. 3:28 Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is. 3:29 Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont. 3:30 Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft. 3:31 Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. 3:32 Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte. 3:33 De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. 3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. 3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
3:28 Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is. 3:29 Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont. 3:30 Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft. 3:31 Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. 3:32 Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte. 3:33 De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. 3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. 3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
3:29 Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont. 3:30 Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft. 3:31 Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. 3:32 Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte. 3:33 De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. 3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. 3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
3:30 Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft. 3:31 Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. 3:32 Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte. 3:33 De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. 3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. 3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
3:31 Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. 3:32 Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte. 3:33 De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. 3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. 3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
3:32 Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte. 3:33 De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. 3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. 3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
3:33 De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. 3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. 3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. 3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
3:35 De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
GOTO NEXT CHAPTER - BIBLE INDEX & SEARCH